Antwoord op vragen van de leden De Hoop en Arib over het ontslag van de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen-Wijbenga en S. van Veldhoven

Vragen van de leden De Hoop en Arib (beiden PvdA) aan de Minister-President over het ontslag van de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga en S. van Veldhoven (ingezonden 1 september 2021).

Antwoord van Minister Rutte (Algemene Zaken), van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en van Minister Visser (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 8 september 2021).

Vraag 1, 2 en 3

Kunt u uitleggen waarom beide bewindspersonen op het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vroegtijdig ontslag hebben genomen als bewindspersoon uit dit demissionaire kabinet?1, 2

Hoe oordeelt u hierover?

Wat betekent het voor het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat dat beide bewindspersonen van het demissionaire kabinet Rutte III ontslag hebben genomen?

Antwoord 1, 2 en 3

De bewindspersonen op het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zijn beiden, afzonderlijk van elkaar en op een verschillend moment, benaderd met een aanbod voor een andere baan. Zij hebben beiden besloten op dit aanbod in te gaan. Het is, binnen wettelijke kaders, aan een Minister zelf om te bepalen welke functies hij of zij vervult na het vervullen van het ministersambt.

De continuïteit van het kabinetsbeleid is gewaarborgd met de benoeming van nieuwe bewindspersonen bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Vraag 4

Bent u op de hoogte van het feit dat de werkzaamheden van C. van Nieuwenhuizen en S. van Veldhoven beide vallen onder lobbywerkzaamheden op hun oude departement?

Antwoord 4

Het is denkbaar dat de voormalige bewindslieden in het kader van hun nieuwe functie belangen behartigen die liggen op het beleidsterrein van hun voormalige ministerie. In dat geval zijn zij voor medewerkers van dat ministerie als lobbyist niet aanvaardbaar, tenzij de secretaris-generaal een uitzondering maakt. De beoordeling of zich dit voor doet is aan de secretaris-generaal van IenW.

Vraag 5

Klopt het dat de nieuwe werkgever van voormalig S. van Veldhoven het World Resources Institute jaarlijks vele miljoenen ontvangt vanuit verschillende ministeries waaronder het Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat?

Antwoord 5

In de afgelopen vijf jaar is onder meer vanuit het Ministerie van IenW in totaal 1,7 miljoen euro aan het WRI verstrekt. Deze informatie is eerder via de jaarverslagen met uw Kamer gedeeld. Verder verstrekt ook het Ministerie van Buitenlandse Zaken subsidie aan het WRI.

Vraag 6

Is het waar dat de voormalig Minister C. van Nieuwenhuizen als lobbyist voor haar nieuwe werkgever Vereniging Energie-Nederland afhankelijk is van besluitvorming op verschillende ministeries, waaronder het Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat?

Antwoord 6

De Minister van EZK draagt beleidsverantwoordelijkheid voor de energiesector. De energiesector is primair afhankelijk van zijn besluitvorming. Tegelijkertijd zijn daarbij op specifieke onderdelen ook aangelegenheden in het geding die behoren tot de verantwoordelijkheid van onder meer de Minister van I&W. Hierbij is te denken aan de betrokkenheid van I&W bij aanwijzing van gebieden op zee die geschikt zijn voor windenergie. Op grond van het lobbyverbod, mogen ambtenaren van het Ministerie van I&W geen lobbycontact hebben met mevrouw Van Nieuwenhuizen, tenzij de secretaris-generaal een uitzondering maakt.

Vraag 7 en 8

Kent u het voorstel uit de ministerraad Rutte II van toenmalig Minister van Binnenlandse Zaken, Ronald Plasterk, voor een afkoelperiode van 2 jaar voor bewindspersonen op hun oude departement?

Geldt het principe van een afkoelperiode ook voor het huidige demissionaire kabinet?

Antwoord 7 en 8

De bestaande regeling betreft geen afkoelperiode maar een lobbyverbod voor bewindspersonen gedurende twee jaar na het aftreden bij hun voormalig ministerie. Het kabinet heeft dit lobbyverbod voor gewezen bewindspersonen uiteengezet in een brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2016/17, 34 376, nr. 15). Ministeries zullen uitdrukkelijk de bewindspersoon na het aftreden gedurende een periode van twee jaar niet aanvaarden als lobbyist namens een bedrijf, een semipublieke organisatie (bijvoorbeeld een woningcorporatie, een publieke omroep of een zorginstelling) of een lobbyorganisatie (waaronder een non-gouvernementele organisatie) die belangen behartigt op het beleidsterrein van de gewezen bewindspersoon, tenzij de secretaris-generaal een uitzondering maakt. Deze regel beoogt dus niet het in dienst treden bij een dergelijke instelling onmogelijk te maken maar wel om gedurende een bepaalde periode te voorkomen dat een oud-bewindspersoon kennis en positie op grond van de vorige functie inzet voor de belangen van de nieuwe werkgever. Concreet komt deze spelregel erop neer dat gewezen bewindspersonen na het aftreden gedurende twee jaar voor de medewerkers van het ministerie op geen enkele manier aanvaardbaar zijn als lobbyist namens een bedrijf, een semipublieke organisatie of een lobbyorganisatie die belangen behartigt op het beleidsterrein van de gewezen bewindspersoon. Bewindspersonen ontvangen na het aftreden een brief over rechten en plichten. Deze brief attendeert de vertrekkende bewindspersoon nogmaals op het geldende lobbyverbod.

In de brief bij het nalevingsverslag naar aanleiding van de vijfde evaluatieronde van de GRECO (Kamerstuk 35 570 VII, nr. 107) is gesteld dat het kabinet zich beraadt op nadere maatregelen die betrekking hebben op beperkingen na uitdiensttreding voor gewezen bewindspersonen die een nieuwe betrekking zoeken en/of op het punt staan een dergelijke betrekking te aanvaarden.

Vraag 9

Kan de Kamer er vanuit gaan dat alle andere bewindspersonen in het huidige demissionaire kabinet hun termijn uitdienen?

Antwoord 9

De beantwoording van deze vraag is geen kabinetsaangelegenheid maar is aan iedere bewindspersoon zelf.

Indiener(s)