Antwoord op vragen van het lid Kops over het bericht ‘Ruimte voor half miljoen woningen in het groen’

Vragen van het lid Kops (PVV) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Ruimte voor half miljoen woningen in het groen» (ingezonden 8 juni 2021).

Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 5 juli 2021).

Vraag 1

Hoe reageert u op het rapport «Ruimtelijke ordening en bouwlocaties – De potentie van woningbouw in de groene omgeving» van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB), waaruit blijkt dat er 500.000 woningen in het groen gebouwd kunnen worden? Deelt u de mening dat dit heel goed nieuws is?1 2

Antwoord 1

In de brief «Voortgang versnelling woningbouw»3 en de meegestuurde inventarisatie plancapaciteit geef ik aan dat er tot 2030 voldoende plancapaciteit is om de verwachte huishoudensgroei te accommoderen alsmede het woningtekort te verminderen. Dit komt mede doordat de plancapaciteit het afgelopen halfjaar met 140.000 woningen is toegenomen. Deze toename betreft grotendeels de provincie Zuid-Holland. Ten opzichte van een half jaar geleden in deze provincie voor de periode tot 2030 met 110.000 woningen toegenomen. Ook in Gelderland en Overijssel is de capaciteit relatief sterk toegenomen. Ondanks deze toename in plancapaciteit zal ik intensief in gesprek blijven over de versnelling van de woningbouw en de voortgang monitoren.

Er zijn voldoende locaties waar gebouwd kan gaan worden, deels binnen- en deels buitenstedelijk. Ik zet me nu in op het tot uitvoering brengen van deze locaties. Dit doe ik met de woningbouwimpuls en de aanpak 14 grootschalige woningbouwgebieden. Door de inzet van de woningbouwimpuls en cofinanciering van medeoverheden worden er vanuit de eerste twee tranches 96.000 woningen sneller en meer betaalbaar gebouwd de komende jaren.

Met de NOVI leggen geven we voorkeur aan binnenstedelijke ontwikkeling, daarna de randen van de stad en dan buitenstedelijke locaties. Dit vanwege efficiënt gebruik van de bestaande infrastructuur, versterken van de agglomeratiekracht en efficiënt gebruik van de ruimte. Binnenstedelijke ontwikkeling en bijvoorbeeld de daaraan verbonden investeringen in OV-infrastructuur draagt ook bij aan verbetering van andere gebieden in de stad.

Met de regio’s maak ik een gezamenlijke afweging in de regionale verstedelijkingsstrategieën. Daar kijken we naar alle locaties, in samenhang met onder andere mobiliteit, landschap, klimaat en energie. Een aantal van de gebieden die het EIB aandraagt zijn hierbij ook in beeld. Dat buitenstedelijk bouwen snel en goedkoper zou zijn, geldt niet overal en is locatie gebonden. Buitenstedelijk bouwen betreft een complexe opgave: de genoemde locaties omvatten grote aantallen woningen met grote impact op bijvoorbeeld infrastructuurnetwerken en waterhuishouding. Er zijn investeringen nodig in weg en spoor om deze locaties te ontsluiten. Dat is vooralsnog niet haalbaar voor 2030. Het is aan het nieuwe kabinet om, samen met de regio, een afweging te maken voor nieuwe locaties na 2030. Daarbij zijn er meerdere opgaven die ruimte nodig hebben: de opwekking van duurzame energie, meer extensieve landbouw vraagt meer ruimte, de klimaatopgave vraagt om meer ruimte voor waterberging.

Voor de realisatie van de woningbouwopgave, binnen de integrale afweging, is versterking van de regie in samenwerking met alle overheden, corporaties en marktpartijen nodig. Samen met medeoverheden en met betrokkenheid van marktpartijen en corporaties werk ik de wijze waarop deze regie vorm moet worden gegeven nader uit.

Vraag 2

Deelt u de conclusie van het EIB dat het niet zal lukken om een miljoen woningen alleen binnenstedelijk te bouwen en dat het efficiënter is om ook op grote locaties in het groen te bouwen?

Antwoord 2

Ik deel de conclusie dat het niet zal lukken om een miljoen woningen alleen binnenstedelijk te bouwen. De huidige opgave behelst het realiseren van 900 duizend woningen voor de komende 10 jaar. ABF schat dat van de huidige plancapaciteit ongeveer 35 – 40% van de plannen buitenstedelijk ligt. De definities van wat binnen en buitenstedelijk is, verschilt per provincie. In de NOVI zijn 14 grootschalige woningbouwgebieden benoemd. Een deel daarvan is buitenstedelijk: Pampus en de Haarlemmermeer West. Daarnaast liggen de plannen voor bijvoorbeeld Valkenhorst en het vijfde dorp in de Zuidplaspolder ook buitenstedelijk.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het Rijk – u dus – veel méér de regie moet nemen bij de bouwopgave? Zo ja, wanneer neemt u die regie, opdat de benodigde nieuwbouw – dus óók in het groen – daadwerkelijk gerealiseerd wordt? Bent u ertoe bereid om gemeenten en provincies die daarbij dwarsliggen op de vingers te tikken?

Antwoord 3

Het is van groot belang om aan de slag te gaan met de uitvoering van de gemaakte plannen. Voor de realisatie van de woningbouwopgave is versterking van de regie in samenwerking met alle overheden, corporaties en marktpartijen nodig. Samen met hen werk ik de wijze waarop deze regie vorm moet worden gegeven nader uit. Regie ziet onder meer op de manier van samenwerken, het nemen van verantwoordelijkheden en de besluitvorming over de realisatie van woningen. Ik denk daarbij aan wederkerige afspraken over het aantal te bouwen woningen, het aandeel betaalbare woningen, bereikbaarheid, herstructurering en duurzaamheid en afspraken over invulling van randvoorwaarden die nodig zijn zoals beschikbaarheid van grond, financiële bijdragen, kennis en capaciteit en het versnellen van planologische procedures. Het is aan het nieuwe kabinet om hieraan verder invulling te geven.

Vraag 4

Deelt u de mening dat er geen windturbines gebouwd moeten worden, maar woningen? Bent u er daarom toe bereid alsnog een aanwijzing te geven voor woningbouw op locatie Rijnenburg in plaats van de door Utrecht geplande windturbines?

Antwoord 4

Ter uitvoering van de motie Terpstra/Koerhuis over «een proactieve aanwijzing voor Rijnenburg en Reijerscop»4 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de afweging om te bouwen in Rijnenburg en de manier waarop hier nu aan gewerkt wordt. Voor een uitgebreider antwoord over het bouwen in de polder Rijnenburg verwijs ik graag naar de brief5 die is gestuurd naar aanleiding van deze motie.

Vraag 5

Bent u bekend met «Bevolkingsprognose 2020–2070» van het CBS, waaruit blijkt dat Nederland in 2070 20,4 miljoen inwoners zal tellen en dat «internationale migratie [...] een belangrijke rol [speelt] bij de toekomstigebevolkingsgroei»?6 Bent u tevens bekend met het onderzoek van ABF Research, waarin wordt geconcludeerd dat immigratie de woningnood aanjaagt en dat woningbouwers niet kunnen opbouwen tegen de enorme groei van het aantal immigranten?7

Antwoord 5

Ja, ik ben bekend met beide onderzoeken.

Vraag 6

Deelt u de conclusie dat het sluiten van de Nederlandse grenzen voor asielzoekers en immigranten uit islamitische landen ook de woningmarkt ten goede komt? Hoe groot bedraagt de bouwopgave tot 2030 indien de grenzen voor asielzoekers en immigranten uit islamitische landen worden gesloten?

Antwoord 6

Nee. Het kabinet kiest ervoor en is daar ingevolge internationale en Europese wet- en regelgeving ook toe gehouden, om asielbescherming te bieden aan hen die daar recht op hebben. Het kabinet vindt dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische en geen structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk.

De toename van de woningbehoefte voor de komende 10 jaar wordt voor een kwart gevormd door de natuurlijke aanwas (het verschil tussen geboorte en sterfte). De overige driekwart wordt gevormd door het migratiesaldo (het verschil tussen immigratie en emigratie). Bij de raming die ik voor de bouwopgave gebruik (Primos) wordt niet onderscheiden welk deel van de opgave specifiek voortkomt uit asielmigratie en migratie uit islamitische landen.

Indiener(s)