Antwoord op vragen van het lid Hammelburg over de miljoenenboete voor ABN AMRO vanwege ernstige langdurige tekortkomingen bij het bestrijden van witwassen

Vragen van het lid Hammelburg (D66) aan de Minister van Financiën over de miljoenenboete voor ABN AMRO vanwege ernstige langdurige tekortkomingen bij het bestrijden van witwassen (ingezonden 22 april 2021).

Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 27 mei 2021).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «ABN AMRO betaalt 480 miljoen euro vanwege ernstige tekortkomingen bij het bestrijden van witwassen»1?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u nader toelichten wat u bedoelt met uw reactie dat de «conclusies van het OM helder en zeer pijnlijk zijn»2? Bent u bereid, gelijk aan gebeurd is bij de schikking van ING3, de Kamer een uitgebreide brief te sturen waarbij u ook ingaat op toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB) op de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)4?

Antwoord 2

Met die uitspraak doel ik op de feiten en bevindingen die blijken uit het feitenrelaas naar aanleiding van het onderzoek «Guardian» van het Openbaar Ministerie inzake de tekortkomingen bij de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Ik vind deze constateringen zeer pijnlijk. Ik heb – net als bij de transactie van ING – De Nederlandsche Bank (DNB) gevraagd om een nadere toelichting op een aantal punten. Samen met de beantwoording van deze schriftelijke vragen, stuur ik uw Kamer een brief waarin ik nader op de casus reageer, alsmede de toelichting die DNB heeft gegeven en mijn appreciatie ervan.

Vraag 3

Deelt u de mening van het Openbaar Ministerie dat ABN AMRO als «staatsbank een grote verantwoordelijkheid draagt, een verantwoordelijkheid die verder gaat dan klanten of aandeelhouders»?

Antwoord 3

Het Openbaar Ministerie geeft aan dat ABN AMRO als systeembank in Nederland een grote verantwoordelijkheid draagt die verder gaat dan klanten of aandeelhouders. Ik deel die mening. Financiële instellingen, waaronder banken, hebben een essentiële functie als poortwachter van het financieel stelsel bij de bestrijding van financieel-economische criminaliteit. Het naleven van wet- en regelgeving, waaronder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), is cruciaal voor de integriteit van het financieel stelsel. Deze verantwoordelijkheid rust op iedere instelling die onder het doelbereik van de wet valt.

Vraag 4

Wanneer werd uw ministerie en u voor het eerst, hetzij door ABN AMRO direct, hetzij indirect door het NL Financial Investments (NLFI), op de hoogte gesteld van de problemen met de compliance die geleid hebben tot de schikking? Kunt u dit voor zowel het ministerie als uzelf aangeven?

Antwoord 4

Ik werd op 23 september 2019 door de ambtelijke top op de hoogte gesteld dat het Openbaar Ministerie een onderzoek was gestart naar ABN AMRO. Dit is het moment dat ambtenaren van mijn departement voor het eerst op de hoogte waren. Op donderdag 26 september 2019 heeft ABN AMRO bekend gemaakt dat het Openbaar Ministerie een onderzoek was gestart in verband met de naleving van de Wwft. Hierover heb ik uw Kamer op 2 oktober 2019 geïnformeerd5. Dit onderzoek heeft uiteindelijk tot de transactie geleid. Kort voor het bekend worden van het onderzoek door het Openbaar Ministerie was al bekend geworden dat DNB een aanwijzing had gegeven aan de bank in verband met tekortkomingen bij de naleving van de Wwft. Ik werd op 3 augustus 2019 op de hoogte gesteld van de herstelmaatregelen die ABN AMRO naar aanleiding van de aanwijzing van DNB moest treffen. Hierover heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd6, 7.

Vraag 5

Kunt u precies aangeven hoe vaak er in de periode dat de tekortkomingen zijn geconstateerd door het Openbaar Ministerie, zijnde 2014–2020, overleg is geweest tussen de Raad van Bestuur of Raad van Commissarissen van ABN AMRO enerzijds en NLFI anderzijds? Kunt u daarbij aangeven bij welke van deze overleggen de compliance op de agenda heeft gestaan?

Antwoord 5

Het is aan NLFI om te bepalen welk contact (en welke intensiteit) passend en noodzakelijk is voor de uitvoering van haar rol als aandeelhouder in ABN AMRO. Ik heb geen zicht op alle contactmomenten die NLFI heeft met de instellingen waarvan zij de aandelen beheert. Wel kan ik op basis van navraag bij NLFI het volgende zeggen, in lijn met wat ik uw Kamer hierover eerder heb laten weten8. NLFI voert een continue dialoog met haar deelnemingen. Sinds de beursintroductie van ABN AMRO in 2015 voert NLFI, op basis van het relationship agreement, in ieder geval vier keer per jaar overleg met het bestuur van de bank over de gepubliceerde cijfers en één keer per jaar een evaluatiegesprek met de voorzitter van de raad van commissarissen over het functioneren van de leden van de raden van bestuur en commissarissen. Daarnaast vinden verschillende gesprekken plaats over het budget, het risicoprofiel en het financieel- en kapitaalplan en ter voorbereiding op de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders. Naast deze formele overleggen vinden informele gesprekken plaats tussen NLFI en de bank. Gelet op het voorgaande is een exact aantal contactmomenten tussen NLFI en de (leden van de) raden van bestuur en commissarissen niet vast te stellen en is ook niet exact te zeggen wanneer daarbij over compliance is gesproken. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 11, is dit onderwerp in ieder geval aan bod gekomen in overleg tussen ABN AMRO en NLFI nadat de transactie van het Openbaar Ministerie met ING bekend werd.

De interactie over compliance tussen de bank en NLFI is geïntensiveerd na de aanwijzing van DNB aan ABN AMRO in augustus 2019 in verband met tekortkomingen bij de naleving van de Wwft9. NLFI heeft, mede naar aanleiding van mijn verzoek om de maatregelen die de bank neemt nauwgezet te volgen, hierover contact gehad met ABN AMRO10. NLFI heeft het ministerie sindsdien zesmaal (ieder kwartaal) hierover geïnformeerd.

Vraag 6

Kunt u precies aangeven hoe vaak er in de periode dat de tekortkomingen zijn geconstateerd door het Openbaar Ministerie, zijnde 2014–2020, overleg is geweest tussen NLFI enerzijds en het Ministerie van Financiën anderzijds waarbij de compliance van ABN AMRO met de Wwft op de agenda heeft gestaan?

Antwoord 6

Er is regelmatig contact tussen het Ministerie van Financiën en NLFI, zowel formeel als informeel. Dit is mede terug te voeren op de afspraak dat NLFI het ministerie niet voor verrassingen stelt en tijdig informeert over eventuele relevante ontwikkelingen. Tussen het ministerie en NLFI vindt regelmatig het zogeheten «regulier overleg» plaats over de financiële instellingen die beheerd worden door NLFI. Dit is overleg tussen ambtenaren van mijn ministerie en vertegenwoordigers van NLFI (zie hiertoe ook de position paper van NLFI die ik eind vorig jaar aan uw Kamer heb gezonden)11. In de periode 2014–2020 hebben er bij benadering 53 van deze reguliere overleggen plaatsgevonden. In de periode na de aanwijzing door DNB inzake de naleving van de Wwft, wordt compliance op het vlak van de Wwft regelmatig besproken12. Zoals aan bod komt in het antwoord op vraag 5, heb ik NLFI gevraagd de maatregelen die de bank neemt nauwgezet te volgen en mij daarover te informeren13. Dit is afgesproken bij een regulier overleg begin september 2019. Daarna ben ik door NLFI zesmaal (ieder kwartaal) geïnformeerd over de voortgang bij de opvolging van de aanwijzing van DNB, waarbij NLFI bij de betreffende reguliere overleggen een toelichting op hoofdlijnen heeft gegeven. Het is belangrijk op te merken dat de inhoudelijke dialoog over deze materie tussen ABN AMRO en DNB toezichtsvertrouwelijk is. Ik spreek wel zeer regelmatig met DNB over de naleving van de Wwft in de sector in den brede.

Verder is er contact indien daar een concrete aanleiding toe bestaat. Zo was er bijvoorbeeld in 2015 contact met NLFI en de bank over de onregelmatigheden bij het private banking kantoor van ABN AMRO in Dubai. Uw Kamer is hier op verschillende momenten over geïnformeerd14.

Vraag 7

Kunt u precies aangeven hoe vaak er in de periode dat de tekortkomingen zijn geconstateerd door het Openbaar Ministerie, zijnde 2014–2020, overleg is geweest tussen de Raad van Bestuur of Raad van Commissarissen van ABN AMRO enerzijds en het Ministerie van Financiën anderzijds? Kunt u daarbij aangeven bij welke van deze overleggen de compliance op de agenda heeft gestaan?

Antwoord 7

Als Minister van Financiën verhoud ik mij in verschillende hoedanigheden tot ABN AMRO. Voor de transactie van ABN AMRO, is met name mijn verantwoordelijkheid voor beleid en wetgeving op het terrein van het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme en daarnaast de rol van (middels NLFI) aandeelhouder van ABN AMRO van belang. Ik ga in de beantwoording hieronder dan ook uit van deze twee rollen.

In het kader van mijn eerstgenoemde verantwoordelijkheid zijn er geregeld overleggen met de sector, onder andere met de Nederlandse Vereniging van Banken. Incidenteel is er ook contact met individuele instellingen. Specifiek ten aanzien van beleid en wetgeving op het terrein van het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme, sprak ik in het kader van het plan van aanpak witwassen uit 2019 en de daarop volgende voortgangsbrieven die uw Kamer heeft ontvangen, in 2019 en 2020 samen met de Minister van Justitie en Veiligheid drie keer met de verschillende partijen uit de anti-witwasketen. De banken, waaronder ABN AMRO, maakten ook onderdeel uit van deze gesprekken. Deze gesprekken betroffen de inhoud van de verschillende maatregelen uit het plan van aanpak om de aanpak van witwassen te verbeteren, en de voortgang ervan. De naleving van de Wwft van individuele instellingen kwam hierbij niet aan bod. Ik heb het onderwerp witwassen daarnaast besproken in diverse overleggen met financiële instellingen waar ook andere onderwerpen op de agenda stonden. Zo sprak ik bijvoorbeeld samen met de Minister-President tijdens een overleg in het Catshuis op 1 april 2019 met de CEO’s van een aantal banken – waaronder ABN AMRO – over de toekomst van de bankensector. Tijdens dat overleg spraken we ook over het belang van de poortwachtersfunctie van de banken. Daarnaast vinden er op ambtelijk niveau veelvuldig gesprekken plaats met vertegenwoordigers van de bancaire sector, waarin ook aan de orde komt hoe de sector werk maakt van haar poortwachtersfunctie.

Daarnaast houd ik via NLFI een aandelenbelang in ABN AMRO. NLFI vult de aandeelhoudersrol zelfstandig in, waardoor ik hierbij – nog meer dan bij de andere staatsdeelnemingen -op afstand sta, mede om te voorkomen dat er een vermenging ontstaat tussen mijn beleidsverantwoordelijkheid en de rol van aandeelhouder. Dit betekent dat mijn directe contacten met de top van de bank in de regel zeer beperkt zijn. Dat neemt niet weg dat ambtenaren van mijn ministerie of ik persoonlijk contact heb met ABN AMRO, ook in de periode 2014–2020. Een exact aantal contactmomenten alsmede het aantal keer dat het hierbij over compliance ging kan niet achterhaald worden. Het feit dat ik geen exact inzicht kan geven alle gesprekken en onderwerpen, heeft mede te maken met het feit dat deze contacten in veel gevallen ook ongepland en zonder agenda plaatsvinden. In algemene zin geldt dat de contacten met ABN AMRO intensiever waren in aanloop naar de beursgang in het najaar van 2015. In de context van (Wwft-)compliance zijn destijds de onregelmatigheden die waren geconstateerd bij het private banking kantoor van ABN AMRO in Dubai aan de orde geweest. Uw Kamer is hier op verschillende momenten over geïnformeerd15. Na het bekend worden van de transactie tussen het Openbaar Ministerie en ING in 2018, heb ik dit onderwerp met de voorzitter van de raad van commissarissen van ABN AMRO besproken. Daarnaast heb ik in september 2019, nadat bekend werd gemaakt dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek was gestart naar ABN AMRO, de voorzitters van de raden van bestuur en commissarissen van ABN AMRO gesproken. De contacten zijn er niet alleen op het niveau van de raden van bestuur en commissarissen. Zo laten medewerkers van mijn ministerie zich geregeld – in bijzijn van NLFI – door ABN AMRO informeren over lopende zaken. Hierbij gaat het in sommige gevallen ook over compliance-gerelateerde onderwerpen.

Vraag 8

Hoe verhouden de antwoorden op vragen 7 en 8, bij eerdere schriftelijke vragen16 waarin gesteld werd dat er onduidelijkheid is over aantallen gesprekken en de precieze gespreksonderwerpen, zich tot artikelen 5 en 8a van de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen alsmede artikel 68 van de Grondwet?

Antwoord 8

Omdat NLFI zelfstandig haar aandeelhouderstaken uitvoert en op afstand van het ministerie staat, heb ik geen zicht op alle handelingen die NLFI uitvoert of de gesprekken die zij voert. Artikel 5, eerste lid van de wet NLFI stelt dat NLFI mij de voor de uitoefening van mijn taak benodigde inlichtingen verstrekt. NLFI verschaft mij deze inlichtingen ten behoeve van het invulling geven aan deze taken en mijn ministeriële verantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend verschaf ik deze inlichtingen en informatie ook aan uw Kamer (conform artikel 68 Grondwet). Het feit dat ik geen exact inzicht kan geven alle gesprekken en onderwerpen, heeft mede te maken met het feit dat contacten tussen NLFI en de bank op continue basis en regelmatig ongepland plaatsvinden. Bij de antwoorden op vragen 5 en 10 tot en met 13 ga ik nader in op de interactie tussen NLFI en ABN AMRO in het kader van compliance.

Vraag 9

Deelt u de mening dat het wenselijk is dat een archief bestaande uit aantallen gesprekken en de gespreksonderwerpen tussen Raad van Bestuur van een financiële deelneming, Raad van Commissarissen van een financiële deelneming, NLFI en het Ministerie van Financiën bijgehouden wordt en dat dergelijke informatie met de Kamer gedeeld moet kunnen worden, desnoods enkel indien een financiële deelneming wordt afgestoten en het delen hiervan het financiële of economische belang van de staat niet schaadt? Zo ja, op welke wijze gaat u daar zorg voor dragen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

Ik deel het belang van goede archivering ten behoeve van verantwoording over genomen besluiten. Bij de financiële instellingen die tijdelijk in bezit zijn van de overheid verhoud ik mij hoofdzakelijk tot NLFI. NLFI heeft de wettelijke taak de aandelen in deze financiële deelnemingen te beheren en is het primaire aanspreekpunt voor deze instellingen. Dit wordt nader toegelicht in de position paper van NLFI en in het toezichtarrangement17. In de verhouding tussen het ministerie en NLFI is het zogeheten «regulier overleg» het belangrijkste overleg. Dit is een overleg tussen ambtenaren van het ministerie en vertegenwoordigers (waaronder het bestuur) van NLFI. Voor dit overleg wordt vooraf een agenda opgesteld en tevens verslag gelegd. Ook de principiële en zwaarwegende besluiten waarvoor NLFI mijn voorafgaande goedkeuring vraagt worden vastgelegd. Zoals toegelicht in de antwoorden op de vragen 6 tot en met 8, is er daarnaast ook sprake van ongepland en informeel overleg met NLFI en soms ook met de betrokken financiële instelling zelf.

Informatie waar uw Kamer om vraagt verschaf ik, uiteraard voor zover ik daarover beschik of kan beschikken en rekening houdend met zaken als bedrijfsvertrouwelijkheid en koersgevoeligheid. In veel gevallen deel ik ook proactief informatie met uw Kamer over de financiële instellingen, bijvoorbeeld de voortgangsrapportages van NLFI over de Volksbank en (meest recent) middels de jaarlijkse vooruitblik beheer staatsdeelnemingen18.

Vraag 10, 11, 12 en 13

Heeft u, naar aanleiding van de schikking met ING Bank en het deel van boete ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel welke uitkwam op 100 miljoen euro als gevolg van «bespaarde kosten door niet te investeren in afdelingen, systemen en extra controlepersoneel», eind 2018 of begin 2019 contact gezocht met ABN AMRO om de compliance van ABN AMRO te bespreken? Zo ja, heeft u dit contact gehad met NLFI, de Raad van Bestuur of de Raad van Commissarissen van ABN AMRO en welke stappen zijn er door u en/of ABN AMRO gezet naar aanleiding hiervan?

Heeft u, naar aanleiding van de schikkingen met ING Bank en ABN AMRO en hun delen van de boetes ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, rechtstreeks of via NLFI contact gehad met de Volksbank om hun compliance te bespreken? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen en wilt u de Kamer hierover op de hoogte houden? Zo ja, wanneer vond dit gesprek plaats en welke vervolgstappen worden/zijn er genomen?

Herinnert u zich de brief naar aanleiding van de schikking met ING en de vervolgstappen die onder andere een DNB op het gebied van toezicht zou zetten19?

Heeft u naar aanleiding van de constatering van DNB in deze brief dat «verschillende financiële instellingen hun verantwoordelijkheid voor het beheersen van integriteitrisico’s nog onvoldoende adequaat oppakken» contact gezocht met NLFI of de banken welke (deels) in handen van de staat zijn aangaande deze risico’s? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10, 11, 12 en 1320

20

Nadat de transactie tussen het Openbaar Ministerie en ING bekend werd, heb ik DNB gevraagd om nadere informatie over het toezicht op de naleving van de Wwft. Hierover heb ik de Tweede Kamer in september 2019 geïnformeerd, middels de brief waarnaar in vraag 12 wordt verwezen21. Naar aanleiding van die informatie van DNB rapporteert DNB jaarlijks in haar zbo-verantwoording over de stand van zaken in de bankensector en over het toezicht daarop. Meest recentelijk heeft DNB dit in haar zbo-verantwoording 2020 gedaan. De transactie die ABN AMRO heeft geaccepteerd, is voor mij ook aanleiding geweest om DNB om nadere informatie te vragen, onder meer over haar toezicht en bevoegdheden. Deze informatie van DNB gaat als bijlage bij de brief die ik uw Kamer tezamen met deze beantwoording zend.

Kort na de bekendmaking van de transactie tussen het Openbaar Ministerie en ING in september 2018 is dit onderwerp aan de orde geweest in een overleg tussen NLFI en ABN AMRO. ABN AMRO heeft de stand van zaken op dat moment toegelicht. Toen speelde er echter nog geen strafrechtelijk onderzoek. Ook heb ik zelf in oktober 2018 contact gehad met de voorzitter van de raad van commissarissen van ABN AMRO over dit thema. ABN AMRO heeft sinds het bekend worden van de transactie van het Openbaar Ministerie met ING verschillende stappen gezet. Per 1 januari 2019 heeft ABN AMRO het programma Detecting Financial Crime (DFC) opgezet en substantieel extra (financiële) middelen beschikbaar gemaakt voor personeel, systemen en processen. Aan het eind van 2020 was het totaal aantal voltijdbanen betrokken bij de uitvoering van de «Client Life Cycle»-processen volgens ABN AMRO toegenomen tot 3.800 (ca. een op de vijf banen bij ABN AMRO). ABN AMRO heeft aangegeven dat de voortgang van het verbeterprogramma verloopt volgens het met DNB afgestemde schema en naar verwachting eind 2022 zal zijn afgerond. Van belang is hierbij om op te merken dat NLFI als aandeelhouder en ik op afstand staan van het te voeren beleid en de dagelijkse gang van zaken bij de staatsdeelnemingen en de financiële instellingen in beheer bij NLFI. Het is aan de toezichthouder DNB om te oordelen of de financiële instellingen zich aan de geldende wetgeving houden en waar nodig handhavend op te treden. DNB informeert mij over het algehele beeld van de naleving in de sector en haar toezicht hierop. Wel heb ik – om te onderstrepen dat dit onderwerp de hoogst mogelijke prioriteit verdient – NLFI gevraagd om mij te informeren over de voortgang bij de opvolging van de aanwijzing door DNB in 2019. Dit zal NLFI ook in de komende periode blijven doen.

Ook voor de Volksbank geldt dat NLFI het thema (Wwft-)compliance met de bank heeft besproken, onder andere naar aanleiding van de aanwijzing van DNB aan de Volksbank in verband met tekortkomingen bij de naleving van de Wwft in 2017. Na het bekend worden van de uitkomsten van het onderzoek door het Openbaar Ministerie naar ABN AMRO, heb ik aan NLFI gevraagd om dit thema opnieuw met de Volksbank te bespreken. Hiermee wil ik het belang van juiste naleving van de Wwft onderstrepen. Incidenteel spreek ik ook zelf met bestuurders en commissarissen van de banken waarvan NLFI de aandelen beheert, waarbij vaak ook de actualiteit aan bod komt. Kort nadat in september 2019 bekend werd dat het Openbaar Ministerie onderzoek deed naar ABN AMRO, heb ik met NLFI en de voorzitter van de raad van commissarissen van de Volksbank gesproken. Zoals eerder benoemd is van belang te onderkennen dat de inhoudelijke dialoog over naleving van de Wwft dient plaats te vinden tussen de instelling en de toezichthouder. Het is aan de instellingen en de toezichthouder zelf om daar in voorkomende gevallen over naar buiten te treden.

Vraag 14

Kunt u toelichten wat uit de doorlopende gesprekken met DNB die in deze brief genoemd worden aangaande de «vorderingen die de sector maakt» bij het adequaat beheersen van integriteitrisico’s is voortgekomen?

Antwoord 14

Ik spreek DNB periodiek over de ontwikkelingen in de bankensector, waarbij in de afgelopen jaren bijzondere aandacht was voor de naleving van integriteitsregelgeving. Daarnaast is DNB betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van het plan van aanpak witwassen. In die gesprekken is naar voren gekomen dat de banken veel investeren in een goede uitvoering van de regelgeving en dat de instellingen en de raden van bestuur de verantwoordelijkheid voelen om de poortwachtersfunctie adequaat vorm te geven. Tegelijk constateert DNB dat er nog verbeteringen nodig zijn. DNB rapporteert over deze ontwikkelingen ook in haar zbo-verantwoording. In haar verantwoording over 2020 zegt DNB hierover onder meer het volgende. «DNB constateert dat het bewustzijn en verantwoordelijkheidsgevoel van banken en hun bestuurders voor een effectieve invulling van de hun Wwft-poortwachtersrol significant toeneemt en dat veel banken goede voortgang boeken met hun herstel- en verbeterprogramma’s. Toch blijkt dat de problematiek die de banken moeten adresseren veelal groter en complexer is dan vooraf door de banken werd verondersteld. In combinatie met de door banken gevoelde impact van de coronacrisis, zorgt dit voor vertraging in de uitvoering van deze programma’s.»


X Noot
3

Kamerstuk 31 477, nr. 25

X Noot
4

Kamerstuk 31 477, nr. 27

X Noot
5

Kamerstuk 31 477, nr. 42

X Noot
6

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3914

X Noot
7

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3382

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3382

X Noot
9

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3914

X Noot
10

Aanhangsel handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3914

X Noot
11

Kamerstuk 35 570 IX, nr. 31

X Noot
12

Aanhangsel handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3914

X Noot
13

Aanhangsel handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3914

X Noot
14

Zie o.a. Kamerstuk 31 789, nr. 50

X Noot
15

Zie o.a. Kamerstuk 31 789, nr. 50

X Noot
16

Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3382

X Noot
17

Kamerstuk 35 570 IX, nr. 31

X Noot
18

Kamerstuk 28 165, nr. 338

X Noot
19

Kamerstuk 31 477, nr. 27

X Noot
20

Kamerstuk 31 477, nr. 27

X Noot
21

Kamerstuk 31 477, nr. 27

Indiener(s)