Antwoord op vragen van lid Van Esch over lozingen in de Maas

Vragen van het lid Van Esch (PvdD) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over lozingen in de Maas (ingezonden 12 april 2021).

Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 10 mei 2021).

Vraag 1

Kent u de uitzending «troebele wateren» van het KRO-NRCV programma De Vuilnisman?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het op uw ministerie bekend dat Chemelot jaarlijks 15.000 kilo microplastics mag lozen in het water? Zo ja, acht u dit verantwoord? Zo nee, hoe komt het dat deze informatie niet bekend was bij uw ministerie?

Antwoord 2

Ja, het is aan het bevoegd gezag om te beoordelen of een emissie verantwoord kan worden toegestaan na toepassing van de BBT. In de door het Waterschap Limburg verleende vergunning aan Sitech is sprake van een jaarlijks geloosde vracht van 14.040 kg aan plastics (polymeren). In de vergunning is een onderzoeksverplichting opgenomen voor de reductie van lozing van polymeren.

Vraag 3

Hoe kan het dat opkomende stoffen geloosd mogen worden in het Nederlandse water, terwijl er met een voorlopige drempelwaarde gewerkt wordt en schadelijke milieueffecten dus onbekend zijn?

Antwoord 3

Zie antwoord op vraag 2 van het lid Boswijk (CDA).

Vraag 4

Acht u, de in vraag 2 en 3 beschreven praktijken, verstandig vanuit het voorzorgsprincipe? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom is dit dan toegestaan en welke stappen gaat u nemen om dit te verbieden?

Antwoord 4

Ja, het is aan het bevoegd gezag om kritisch te beoordelen of een emissie in voldoende mate is beperkt door de toepassing van BBT en of de emissie geen nadelige effecten op oppervlaktewater zal veroorzaken. Het voorzorgsprincipe is hierbij een belangrijk uitgangspunt.

Vraag 5

Herkent u het geschetste beeld in De Vuilnisman dat economische belangen, bij het lozen van stoffen, doorslaggevend zijn boven milieubelangen? Zo ja, hoe wilt u dit in de toekomst voorkomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Nee, ik herken het geschetste beeld niet. Zie vraag 6 van het lid Boswijk (CDA), waarin ik beschrijf hoe wordt omgegaan met de technische en economische afweging.

Vraag 6

Hoe duidt u het dat er op een zijtak van de Ur wordt geloosd, terwijl deze zijtak de pijp van Chemelot zelf blijkt te zijn en uitkomt op de Maas? Ziet u hierin een manier van Chemelot om de vergunning provinciaal aan te vragen in plaats van deze bij het Rijk aan te vragen?

Antwoord 6

Nee, ik zie dat niet zo. Voor mijn duiding in deze grijp ik terug op de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 1985 (ECLI:NL:HR 1985:AC8821)2, waarin de Raad zich heeft uitgesproken over de vraag of het ondergrondse traject van de zijtak van de Ur gezien moet worden als een werk met behulp waarvan afvalstoffen in de Maas gebracht worden, of dat dit als oppervlaktewater gezien moet worden. Uit die zaak is gebleken dat de zijtak Ur als oppervlaktewater aangemerkt dient te worden en derhalve het bevoegd gezag bij het Waterschap Limburg ligt. De watervergunning van Sitech is afgegeven door Waterschap Limburg.

Vraag 7

Denkt u dat lokale/regionale economische belangen een wegingsfactor vormen voor de vergunningsaanvraag op lokaal/regionaal niveau? Zo ja, moet dit dan niet voorkomen worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Nee, zie antwoord op vraag 6 van het lid Boswijk (CDA).

Vraag 8

Kunt u uiteenzetten waarom het, zoals De Vuilnisman illustreerde, onoverzichtelijk blijft welke bedrijven mogen lozen in het oppervlaktewater?

Antwoord 8

Zie antwoord op vraag 3 van het lid Boswijk (CDA).

Vraag 9

Is dit een gevolg van decentralisatieprocessen en zou het werkbaarder zijn als de vergunningverlening weer op centraal niveau gaat plaatsvinden? Zo ja, hoe gaan we dat dan regelen? Zo nee, waarom bent u van mening dat het huidige vergunningsstelsel voldoet?

Antwoord 9

Er is geen aanleiding om veranderingen aan te brengen in de bevoegdheidsverdeling tussen overheden.


X Noot
1

KRO-NCRV, 4 april 2021, De vuilnisman: Troebele Wateren (https://kro-ncrv.nl/persberichten/de-vuilnisman-troebele-wateren)

X Noot
2

Deze uitspraak is als bijlage bijgevoegd.