Antwoord op vragen van de leden Van Raan en Wassenberg over de onzin van subsidieslurpende mestfabrieken

Vragen van de leden Van Raan en Wassenberg (beiden PvdD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de onzin van subsidieslurpende mestfabrieken (ingezonden 29 januari 2021).

Antwoord van Minister Van ’t Wout (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 30 maart 2021).

Vraag 1

Kent u het bericht «Het sprookje van de mega-mestbewerking»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u bevestigen dat voor de bouw en exploitatie van mestvergisters (mono- en co-vergisters) en mestverbranders subsidie uit de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE+(+))-regeling kan worden ontvangen?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Hoeveel mestvergisters, mestverbranders en overige mestverwerkers zijn er momenteel in Nederland en hoeveel mest wordt hiermee verwerkt, in absolute zin en in het percentage van de totale mestproductie?

Antwoord 3

Er is een verschil tussen mestverwerking en de productie van hernieuwbare energie (via mestvergisters of mestverbranders). Mestverwerking is het exporteren van mest of het behandelen van dierlijke meststoffen tot een eindproduct dat aan bepaalde kenmerken voldoet. De productie van hernieuwbare energie uit meststromen door vergisting of verbranding levert niet altijd een verwerkte meststof op. Dit is afhankelijk van de manier waarop deze meststof verder wordt behandeld, bijvoorbeeld nog verder wordt verhit of gedroogd. Dit betekent dat niet alle mestvergisters ook mestverwerkers zijn.

In de SDE wordt subsidie verleend aan mestvergisters en mestverbranders, omdat deze hernieuwbare energie opwekken en daarmee bijdragen aan de energietransitie en het behalen van de klimaatdoelen. Gezien de hoge kostprijs van deze technieken is het niet waarschijnlijk dat er projecten zonder SDE-subsidie in bedrijf zijn. Per 1 februari 2021 zijn er binnen de SDE++ 232 projecten in beheer voor mestvergisting of co-vergisting op 157 verschillende locaties. Soms zijn dit meerdere projecten op dezelfde locatie, bijvoorbeeld door een uitbreiding van de productie of gelijktijdige productie van zowel hernieuwbaar gas als elektriciteit en warmte. Daarnaast is van 2 SDE-projecten bekend dat ze energie opwekken door de verbranding van vooral mest.

Mestverwerkers dienen te zijn aangemeld en erkend bij de NVWA in het kader van de verordening Dierlijke Bijproducten. Momenteel zijn er in totaal 143 bedrijven erkend door de NVWA voor de productie van (producten met) gehygiëniseerde/verwerkte mest. Dat zijn:

  • 47 (co)vergisters

  • 45 composteerders

  • 48 producenten organische meststoffen

  • 4 mestverbranders

In de laatste inventarisatie van de mestverwerking in Nederland van het Nederland Centrum Mestverwaarding2 wordt een overzicht gegeven van de mestverwerking en export van mest in Nederland; er werd in 2019 6,8 miljoen kg P2O5 verbrand, 6,0 miljoen kg P2O5 mestkorrels gemaakt en 36,1 miljoen kg P2O5 geëxporteerd, waarbij vaak een sanitatie-stap wordt toegepast. In totaal werd er in 2019 48,9 miljoen kg P2O5 mest verwerkt, waarbij de mestproductie in 2019 155,5 miljoen kilogram P2O5betrof. Procentueel is dat 31,4% van het totaal.

Vraag 4

Hoeveel subsidie is hiervoor in totaal reeds uitgegeven en hoeveel was dat onder de SDE+(+)-regeling? Kunt u dit uitsplitsen naar mestvergisters (mono- en co-vergisting), mestverbranders en overige mestverwerkers?

Antwoord 4

De totale betalingen vanuit de SDE-regelingen voor de in vraag 3 genoemde installaties zijn in de periode van 2008 tot en met 2020 460 miljoen euro voor mestvergisting en 28 miljoen voor mestverbranding.

In de afgelopen vijf jaar (2016–2021) heeft het Ministerie van LNV één subsidieregeling ter stimulering van mestverwerking gehad. Deze regeling werd betaald uit de nationale envelop Europese middelen melkvee- en varkenshouderij. Er was € 9.980.000,– beschikbaar, waarvan € 7.344.660,– is uitgekeerd. In totaal hebben 13 projecten een beschikking gehad. De regeling maakte geen onderscheid tussen de genoemde verwerkingstechnieken, maar had als doel de verwerkingscapaciteit (in kg fosfaat) uit te breiden.

Vraag 5

Wat is de prijs per ton vermeden CO2-uitstoot van mestvergisters en mestverbranders?

Antwoord 5

De kostprijs per vermeden ton CO2 van mestvergisters en verbranders varieert van project tot project. Het is ook afhankelijk van het type energie dat wordt geproduceerd (hernieuwbaar gas, warmte of warmte en elektriciteit). Ter illustratie: voor de openstelling van de SDE++ 2020 heeft PBL berekend dat de verwachte subsidie voor de productie van hernieuwbaar gas door grootschalige monomestvergisting 131 euro per ton CO2 bedraagt. Mestverbranders zijn onderdeel van de categorie grote ketels op biomassa met een verwachte subsidie van tussen de 88 en 102 euro per ton CO2.

Vraag 6

Bent u bekend met de klachten van omwonenden van mestfabrieken over de stank, ondanks dat exploitanten claimen dat deze «geurloos» zouden zijn? Kunt u aangeven hoeveel klachten er bij het Rijk, provincies en gemeenten zijn binnengekomen van omwonenden over de stank van mestfabrieken in de afgelopen vijf jaar?

Antwoord 6

Ik ben bekend met klachten van omwonenden van installaties die mest vergisten of verwerken. In veel gevallen hebben de omgevingsdiensten een rol bij het registeren en opvolgen van klachten.

Vraag 7

Kunt u aangeven hoeveel lekken of andere ongelukken er plaats hebben gevonden met mestfabrieken/mestvergisters in de afgelopen vijf jaar?

Antwoord 7

Nee. Het toezicht op lekken of andere ongelukken bij dergelijke installaties die gebruik maken van mest betreft een bevoegdheid van de verschillende decentrale overheden.

Vraag 8 en 9

Klopt het dat de meeste mestfabrieken grijs aardgas verbruiken voor het verwerkingsproces? Bij welk percentage van de mestfabrieken is dat het geval? Kunt u dit uitsplitsen per type mestfabriek (vergisting, verbranding en overige)?

Hoeveel grijs aardgas wordt er jaarlijks gebruikt om dierlijke mest via monovergisting, co-vergisting en verbranding te verwerken en wat zijn de efficiëntie coëfficiënten en energieprestaties van deze mestfabrieken? Kunt u dit uitsplitsen naar type verwerking?

Antwoord 8 en 9

Voor het verwerken van mest is in de regel warmte nodig. Bijvoorbeeld om de mest te hygiëniseren en te drogen om het product op deze wijze exportwaardig te maken. In sommige gevallen wordt daarvoor aardgas ingezet, in de meeste gevallen echter komt die warmte vrij tijdens het verwerkingsproces, zoals bij mestverbranding of mestcompostering. Een andere mogelijkheid is dat er restwarmte wordt gebruikt die vrijkomt tijdens de productie van hernieuwbare elektriciteit uit biogas zoals bij covergisting. Hierdoor is het gebruik van aardgas bij de meeste vormen van mestverwerking gering. Er worden geen cijfers bijgehouden van het aardgasgebruik bij mestverwerkers.

Vraag 10 en 11

Kunt u bevestigen dat mestverwerking met de huidige generatie mestvergisters en -verbranders ongeveer net zoveel energie (grijs aardgas) kost als dat het oplevert aan energie? Zo nee, waarom niet?

Indien het antwoord op de vorige vraag ja is, beaamt u dan dat het greenwashing is om te stellen dat mestfabrieken «duurzaam biogas» produceren, omdat mestverwerking eigenlijk neerkomt op het simpelweg omzetten van grijs aardgas naar «biogas»? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10 en 11

Nee, zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 9 wordt door de opwekking van hernieuwbare energie uit mest de hoeveelheid aardgas die moet worden ingezet om mest te verwerken verminderd.

Vraag 12

Kunnen mestfabrieken voor de energie voor het verwerkingsproces ook gebruik maken van houtige biomassa, door middel van gesubsidieerde industriële biomassaketels? Zo ja, hoeveel procent van de mestfabrieken maakt gebruik van zulke ketels en hoeveel subsidie hebben ze hiervoor in totaal ontvangen?

Antwoord 12

Biomassaketels kunnen SDE-subsidie krijgen voor de productie van warmte door houtverbranding als deze nuttig wordt aangewend, bijvoorbeeld voor het verwerken van mest. In de regel worden installaties voor houtverbranding binnen de SDE echter gebruikt voor ruimteverwarming of proceswarmte voor bedrijven. Hoeveel houtverbrandingsinstallaties met een SDE-beschikking die (deels) worden gebruikt voor mestverwerking is niet bekend. Overigens wordt het verwarmen van de installatie waarmee de hernieuwbare warmte wordt opgewekt vanuit de SDE++-regeling en de Regeling garanties en certificaten van oorsprong niet gezien als een nuttige toepassing van warmte en is daarmee niet subsidiabel.

Tot en met 2019 kon tevens gebruik worden gemaakt van een investeringssubsidie uit de ISDE voor biomassaketels tot 500 kW. In totaal hebben 5 projecten hiervan gebruik gemaakt met een gezamenlijk budget van circa 0,1 miljoen euro. Dit gaat om 2% van het aantal projecten zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3.

Vraag 13

Wordt bij de SDE+(+)-subsidie het energieverbruik van industriële biomassaketels op dezelfde manier gecorrigeerd als het grijs aardgasverbruik?

Antwoord 13

Nee, bij productie van hernieuwbaar gas wordt gekort op de inzet van aardgas die wordt gebruikt door de productieinstallatie. Bij de productie van hernieuwbare warmte en elektriciteit wordt een korting toegepast op de elektriciteit die van het net wordt afgenomen en de door de productieinstallatie zelf gebruikte warmte. Warmte of elektriciteit uit aardgas komen niet in aanmerking voor subsidie.

Vraag 14

Welk percentage van de mestfabrieken gebruikt de zelf opgewekte energie voor het verwerkingsproces? Kunt u bevestigen dat dit geen voorwaarde is voor de SDE++-subsidie? Waarom niet?

Antwoord 14

Het is niet precies bekend welk gedeelte van de mestverwerkers gebruik maakt van zelf opgewekte energie voor het verwerkingsproces. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3 wordt de SDE-subsidie gebaseerd op de opwekking en nuttige toepassing van hernieuwbare energie. Het verwerken van mest staat hier in principe los van en het is daarmee ook niet logisch om hier in de SDE voorwaarden aan te stellen.

Vraag 15

Kunt u bevestigen dat het restproduct uit mono- en co-vergisting van mest digestaat is, waarvan nu geprobeerd wordt dit te vermarkten tot «kunstmestvervanger»?

Antwoord 15

Nee, het digestaat wordt niet vermarkt of gebruikt als «kunstmestvervanger». Dit product heeft in Nederland de status van dierlijke mest en moet onder de gebruiksnorm dierlijk mest worden aangewend. Wil een ondernemer het product als kunstmestvervanger gaan vermarkten, dan gelden er aanvullende kwaliteitseisen, die alleen met aanvullende verwerkingsstappen (met name scheiden, filteren en concentreren) kunnen worden behaald. Er is momenteel één bedrijf in Nederland, die dat doet.

Vraag 16

Hoeveel energie is er nodig voor de productie van 1 kilogram «kunstmestvervanger» uit dierlijke mest en hoeveel energie is er nodig om 1 kilogram «reguliere» stikstofkunstmest te produceren?

Antwoord 16

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 15 wordt digestaat niet vermarkt of gebruikt als «kunstmestvervanger», wel wordt onderzoek gedaan naar de kenmerken van bepaalde vormen van bewerkte mest. In energietermen is deze vraag moeilijk te beantwoorden, aangezien aardgas in het productieproces van het maken van kunstmest niet als energiehouder, maar als grondstof gebruikt wordt. Het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Commissie geeft in het rapport over kunstmestvervanging door producten uit dierlijke mest3 wel een indruk van de klimaatimpact van twee productieprocessen in uitstoot in CO2-equivalenten. Het JRC concludeert dat de productie van herwonnen stikstofmeststoffen uit dierlijke mest (RENURE-meststoffen) kan worden geassocieerd met productie-emissies (0,54 tot 1,3 kg CO2-equivalenten per kg N), welke lager zijn dan de 3 kg CO2-equivalenten per kg N zoals vastgelegd in het sectorale referentiedocument over het beste milieu managementpraktijken, wanneer kunstmest gebruikt wordt. Overigens geldt dit alleen bij regionale toepassing van deze kunstmestvervangers, als de meststoffen over een grotere afstand getransporteerd worden, is de klimaatimpact groter.

Vraag 17

Beaamt u dat in de biologische landbouw al sinds jaar en dag een simpele, goedkope en energiearme «kunstmestvervanger» wordt gebruikt, namelijk gewoon dierlijk mest?

Antwoord 17

Ja, in de biologische landbouw en de gangbare landbouw gebruikt men dierlijke mest. De hoogwaardig verwerkte mestproducten dienen als aanvulling op deze dierlijke mest en vervangen daarmee kunstmest. In de biologische landbouw is het niet toegestaan om kunstmest te gebruiken. De toepassing van kunstmestvervangers in de biologische landbouw zal daarmee beperkt zijn.

Vraag 18

Kunt u uitsluiten dat het mogelijk is om de (co-)vergisting van mest en de verwerking van het digestaat onder te brengen in twee aparte besloten vennootschappen, waardoor een dubbele boekhouding gevoerd kan worden?

Antwoord 18

Het is mogelijk om de (co)vergisting van mest en de verwerking van het digestaat onder te brengen in twee aparte besloten vennootschappen. De vennootschappen dienen een inzichtelijke administratie te voeren. Vervoer van mest naar en vanaf een intermediaire onderneming dient inzichtelijk en geborgd plaats te vinden. Omdat het vergisten en het verwerken van mest twee verschillende processen zijn is het mogelijk dit onderscheid aan te brengen.

Vraag 19

Indien het antwoord op de vorige vraag nee is, deelt u dan het inzicht dat dit ongewenste situaties kan opleveren, omdat op deze manier de SDE++-subsidie op basis van de bruto opbrengst van het biogas uitgekeerd kan worden, dus zonder correctie voor een groot deel van het grijs aardgas verbruik?

Antwoord 19

Nee, de SDE-subsidie wordt gegeven voor de productie van hernieuwbare energie. Het verbruik van deze energie voor mestverwerking hoeft daarvoor niet in mindering te worden gebracht.

Vraag 20

Klopt het dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zich voor uitkering van SDE++-subsidies uitsluitend baseert op aangeleverde cijfers van de eigenaars van de mestfabrieken? Zo ja, hoe worden die cijfers op juistheid gecontroleerd?

Antwoord 20

De subsidie wordt bepaald op basis van werkelijk gemeten energieproductie en de daarvoor afgegeven garanties van oorsprong. De meting per productie-installatie vindt plaats door een erkend meetbedrijf. Het meetbedrijf verifieert de door de producent verstrekte gegevens. Voor installaties groter dan 2MW elektrisch dient er daarbij door een accountant een assuranceverklaring te worden afgegeven. Indien hieruit volgt dat de geproduceerde energie aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoet, worden er door CertiQ garanties van oorsprong verstrekt. De garanties van oorsprong zijn de basis voor de vaststelling van de subsidie door RVO. De NVWA is onder andere toezichthouder voor mestvergisters die subsidie ontvangen en ziet toe op de naleving van voorwaarden in de meststoffenwetgeving bij deze producenten.

Vraag 21

Bent u bereid om mestfabrieken, gezien ze fraudegevoelig zijn en niet of nauwelijks duurzame energie opwekken, te schrappen van de SDE++-subsidieregeling, zodat dit geld besteed kan worden aan écht duurzame energieproductie? Zo nee, waarom niet?4

Antwoord 21

Nee, ik beschouw mestvergisting als een duurzame energiebron die ook nog eens de emissie van overig broeikasgas reduceert. Er is blijvende aandacht voor frauderisico’s in deze sector. Dit gebeurt onder andere door de versterkte handhavingsstrategie mest (Kamerstuk 33 037, nr. 311) en de acties opgenomen in de kabinetsreactie op het bestuurlijk signaal co-vergisting (Kamerstuk 33 037, nr. 364).

Indiener(s)