Antwoord op vragen van het lid Sienot over het bericht 'EU-akkoord over klimaat: 55 procent minder uitstoot in 2030'

AH 1542

2020Z25277

Antwoord van minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 2 februari 2021)

1
Bent u bekend met het bericht ‘EU-akkoord over klimaat: 55 procent minder uitstoot in 2030’?[1]

Antwoord
Ja.

2
Hoe beoordeelt u het besluit van de Europese Raad en welke directe gevolgen heeft dit voor Nederland?

Antwoord
Ik ben blij dat de regeringsleiders tot een akkoord op hoofdlijnen zijn gekomen over een hoger 2030-doel van ten minste 55% broeikasgasreductie ten opzichte van 1990. Hier heeft het kabinet, conform het regeerakkoord, zich de afgelopen jaren actief voor ingezet. Ophoging van het Europese doel zal een extra opgave betekenen voor Nederland om zodoende klimaatneutraliteit in 2050 te bewerkstelligen in de EU en om de doelen van het Parijsakkoord binnen bereik te houden. De Commissie komt medio 2021 met voorstellen voor wet- en regelgeving om dit nieuwe 2030-doel te implementeren. Zie ook het Verslag van de Europese Raad, dat 16 december 2020 naar de Kamer is gestuurd.

3
Deelt u de mening dat het gat tot het klimaatdoel 2030 alleen maar groeit, gezien uit de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2020 blijkt dat het huidige Nederlands klimaatbeleid optelt tot minimaal 34% CO2-reductie en dit noopt tot het nemen van aanvullend beleid?

4
Welke no-regret maatregelen zijn er en kunnen in de komende maanden al genomen worden?

Antwoord op 3 en 4
Nee, deze mening deel ik niet. Het afgelopen jaar is een voortvarende start gemaakt met de uitvoering van het Klimaatakkoord. Zoals ik in de Klimaatnota[2] heb aangegeven heeft Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een aantal belangrijke onderdelen van het Klimaatakkoord nog niet mee kunnen nemen in de raming, omdat de uitwerking hiervan in mei 2020 nog niet ver genoeg was gevorderd. Daarom zet het kabinet zich, met alle betrokken partijen in op de verdere uitwerking van de maatregelen, zodat PBL in de volgende KEV nagenoeg alle maatregelen daadwerkelijk kan doorrekenen.


Op basis van de KEV2020 is de verwachting dat er dan nog een aanvullende opgave zal resteren om het doel van -49% te realiseren. Het kabinet is dan van mening dat er snel stappen nodig zijn om er zeker van te zijn dat we de doelen gaan halen. Om die reden intensiveert het kabinet, samen met de partijen, het komende jaar de uitvoering van de bestaande afspraken, zoals ook beschreven in de Klimaatnota.

Het kabinet hecht aan de borgingscyclus in de Klimaatwet, waarin niet jaarlijks op basis van fluctuerende verwachtingen over het doelbereik over wordt gegaan tot bijsturing van het beleid, maar hiervoor een vaste ritmiek wordt gevolgd (tweejaarlijks en vijfjaarlijks). Echter, het ligt voor de hand, zeker gezien het besluit van de Europese Raad om het Europese 2030 broeikasgasreductiedoel op te hogen naar 55%, om niet te wachten met het moment van herijking van de opgave tot 2024. Om die reden geeft het kabinet het volgende kabinet in overweging om bij de vormgeving van het Regeerakkoord te besluiten over de invulling van de aanvullende CO₂-reductieopgave als gevolg van de Europese besluitvorming, mede op basis van het nog te verschijnen rapport van de ingestelde ambtelijke studiegroep Klimaatopgave Green Deal.

5
Hoe staat het met de uitwerking van de Nederlandse maatregelen voor het klimaatdoel van 55% CO2-reductie door de ambtelijke studiegroep onder leiding van Laura van Geest?

Antwoord
Het rapport van de studiegroep is op 29 januari jl. aan uw Kamer verstuurd.

6
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie van de leden Sienot en Dik-Faber die vraagt om alle partners van het Klimaatakkoord te betrekken bij de ambtelijke studiegroep en ideeën op te halen bij de brede samenleving? Ligt u op koers om concrete voorstellen op tafel te kunnen leggen bij de formatiebespreking?[3]

Antwoord
Aangezien de partijen van het Klimaatakkoord een grote rol zullen spelen bij de invulling van een opgehoogd doel, zijn zij via het Voortgangsoverleg reeds in een vroege fase benaderd door de studiegroep om voorstellen aan te dragen. Hier is door verschillende partijen gebruik van gemaakt. De verdere voorbereidingen voor het uitvoeren van de motie liggen op koers en u bent op vrijdag 29 januari jl. per brief geïnformeerd over de aanpak.

7
Welke concrete maatregelen onderneemt u om een groen economisch herstel te bereiken, aangezien de Europese Unie en u door de gevolgen van de coronacrisis grote financiële injecties doen in de economie?


Antwoord
Het Rijk investeert tot en met 2030 meer dan 30 miljard euro rechtstreeks in de verduurzaming van de economie. Dat gebeurt onder andere via de volgende wegen:

  • Via de SDE+ al bijna 28 miljard euro tot 2030. Dat is nog exclusief de verwachte private hefboom van deze middelen.
  • Vanuit de Klimaatakkoordmiddelen investeert het kabinet tot en met 2030 voor 500 miljoen euro in systeemintegratie en conversie, waaronder waterstof. Concreet betekent dit dat de eerste elektrolyseprojecten op korte termijn van start gaan.
  • Het kabinet investeert meer dan een miljard euro in innovatie van de energietransitie, in de verduurzaming van de industrie en in demonstratieprojecten die de weg vrijmaken voor grootschalige toepassing.
  • Daar bovenop komen investeringen door de netbeheerders, tot 2025 investeren zij meer dan 23 miljard euro in een robuuste energie-infrastructuur die kan inspelen op de levering van duurzame energie.
  • Invest-NL is opgericht voor de investeringen die de markt niet op zich kan nemen, en focust een groot deel van haar kapitaal op de energietransitie.
  • Energie Beheer Nederland investeert tot 2025 cumulatief 48 miljoen euro in geothermie.


Daarnaast ontstaan er nieuwe mogelijkheden: zo staat het Groeifonds open voor investeringsvoorstellen in de energietransitie waar dit het verdienvermogen versterkt. In de kosten-baten analyse voor projecten is een duurzaamheidstoets ingebouwd (kosten van de verwachte CO₂-uitstoot worden meegenomen).

Tot slot verkent het kabinet op dit moment de mogelijkheden die de Recovery and Resilience Facility (RRF) Nederland biedt. Het kabinet kan nog niet vooruit lopen op de inhoud van het nationaal herstelplan dat door het volgende kabinet zal worden ingediend, maar ten minste 37% van de middelen moet volgens de Europese afspraken besteed worden aan klimaat.

8
Hoe gaat u, met de aanpak van klimaatverandering, nieuw groen verdienvermogen creëren, net als toekomstbestendige banen?

Antwoord
De Europese Green Deal en ons nationale, breed gedragen Klimaatakkoord vormen de basis voor duurzame, toekomstbestendige groei en werkgelegenheid is in alle sectoren. Daarbij zorgt het hogere Europese doel ervoor dat het Europese speelveld gelijk getrokken wordt, hetgeen van belang is voor het behoud en verdere verbetering van de goede concurrentiepositie van duurzame, internationaal opererende Nederlandse bedrijven.

[1] AD.nl, 11 december 2020 'EU-akkoord over klimaat: 55 procent minder uitstoot in 2030'

(https://www.ad.nl/buitenland/eu-akkoord-over-klimaat-55-procent-minder-uitstoot-in-2030~aec50e84/)

[2] Kamerstuk 32813, nr. 609

[3] Kamerstuk 35570-XIII, nr. 37

Wet

Jaar

Toelichting

Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen

2020

Doel:

Aanpassingen in het partnerbegrip in artikel 1.2 Wet IB 2001 en artikel 3, zevende lid, Awir, de invoering van een kwijtscheldingsbepaling in artikel 31 Awir en de afschaffing van de 'geen kwijtscheldingsbepaling' in artikel 31bis Awir.

Reden uitstel:

De uitvoering kan nog niet gestart worden om uitvoeringstechnische redenen en de inpasbaarheid in de bestaande systemen van de Belastingdienst/Toeslagen, zoals ook benoemd in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel.

Informatie Kamer:

In de memorie van toelichting is benoemd dat deze maatregelen later in werking treden. In de Nota naar aanleiding van het Verslag (35 574 nr 10, Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op verbetering van de uitvoerbaarheid van toeslagen, is aangegeven dat vaststelling van de inwerkingtredingsdatum van kwijtschelding uitvoeringstechnisch naar verwachting na 1 januari 2023 mogelijk is.

OFM 2020

Keuzeregeling berichtenverkeer met Belastingdienst (N.B. geldt voor Awir, AWR en IW)

2019

Doel:

Uitvoering regeerakkoord Rutte III; burger moet kunnen kiezen of hij m.b.t. formele berichten (bijv. aanslag IB) digitaal of per post met de Belastingdienst communiceert.

Reden uitstel:

Digitalisering van alle berichten en het maken van een faciliteit waarmee de keuze kan worden gemaakt en geregistreerd, is een omvangrijk ICT proces. Verwachting is dat (een deel van) de keuzeregeling niet eerder dan in 2022 operationeel is.

Informatie Kamer:

Via voortgangsrapportages 2019 en 2020 van de Belastingdienst is de Kamer geïnformeerd, Kamerstukken 31066, nr 674 en 31066, nr 702, bijlage.

Afschaffing aftrek scholingsuitgaven

2019

Doel:

Omzetten fiscale aftrek scholingsuitgaven in een subsidieregeling SZW/OCW, vereenvoudiging belastingstelsel.

Reden uitstel:

De afschaffing van de scholingsaftrek is gekoppeld aan de invoering van de subsidieregeling STAP-budget van de Ministers van SZW en OCW. Het STAP-budget treedt naar verwachting per 1-1-2022 in werking.

Informatie Kamer:

Bij de behandeling van het Belastingplan 2019 is de Kamer over de procedure geïnformeerd die tot nu toe conform de planning verloopt (Kamerstukken 35306 C – Memorie van antwoord).

Wet op de kansspelbelasting. Art II, III en IV

2019

Doel:

Regelen van de doorwerking van de wet Kansspelen op afstand (Wet KOA) van de Minister van JenV en de staatssecretaris van Financiën in de wet op de kansspelbelasting.

Reden uitstel:

In afwachting van de invoering van de wet KOA. De planning is dat op 1 maart 2021 de wet KOA in werking treedt.

Informatie Kamer:

De Kamer is regelmatig op de hoogte gehouden van de voortgang, meest recent via Kamerstuk 33 996, nr. 88.

Fiscale verzamelwet 2021, art IV

2020

Doel:

Regelen van de doorwerking van de wet Kansspelen op afstand (Wet KOA) van de Minister van JenV en de staatssecretaris van Financiën in de wet op de kansspelbelasting.

Reden uitstel:

In afwachting van de invoering van de wet KOA. De planning is dat op 1 maart 2021 de wet KOA in werking treedt.

Informatie Kamer:

De Kamer is regelmatig op de hoogte gehouden van de voortgang, meest recent via Kamerstuk 33 996, nr. 88.

Wet aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen

2018

Doel:

Regelen van de doorwerking van de wet Kansspelen op afstand (Wet KOA) van de Minister van JenV en de staatssecretaris van Financiën in de wet op de kansspelbelasting.

Reden uitstel:

In afwachting van de invoering van de wet KOA. De planning is dat op 1 maart 2021 de wet KOA in werking treedt.

Informatie Kamer:

De Kamer is regelmatig op de hoogte gehouden van de voortgang, meest recent via Kamerstuk 33 996, nr. 88.

Wet op de zorgtoeslag (VWS)

2018

Doel:

Regelt de doorwerking van een wijziging in de Zorgverzekeringswet (nieuw artikel 68). Dit artikel beoogt de gevolgen op te vangen wanneer iemand met terugwerkende kracht meer dan vier maanden verzekeringsplichtig in NL is. Omdat betrokkene in dat geval mogelijk met terugwerkende kracht recht heeft op zorgtoeslag, is aanpassing nodig van de wet op de zorgtoeslag.

Reden uitstel:

Wacht op de inwerkingtreding van de Zvw-wijziging, voordat de wijziging in de Wet op de Zorgtoeslag ook inwerking kan treden. Dit moet gelijktijdig gebeuren.

Informatie Kamer:

Bij de Verzamelwet VWS 2018 is de Kamer geïnformeerd (Staatsblad 356, 2018). Sinds de behandeling is geen aanvullende informatie aan de Kamer gestuurd.

Belastingplan 2018, art VI

2017

Doel:

Regelen van de doorwerking van de wet Kansspelen op afstand (Wet KOA) van de Minister van JenV en de staatssecretaris van Financiën in de wet op de kansspelbelasting.

Reden uitstel:

In afwachting van de invoering van de wet KOA. De planning is dat op 1 maart 2021 de wet KOA in werking treedt.

Informatie Kamer:

De Kamer is regelmatig op de hoogte gehouden van de voortgang, meest recent via Kamerstuk 33 996, nr. 88.

Artikel IX OFM 2018 (Dividendbelasting)

2017

Doel:

Dit betreft een aanvulling van de inhoudingsvrijstelling dividendbelasting voor vrijgestelde Vpb-lichamen (onderdeel van de FVW17, zie hieronder) ten aanzien van de fiscale beleggingsinstelling. Voor inwerkingtreding wordt aangesloten bij dit onderdeel van de FVW17.

Reden uitstel:

Aanvankelijk stopgezet in verband met het voornemen tot afschaffing van de dividendbelasting (gecommuniceerd in Kamerstuk 34 785, nr. H).

Informatie Kamer:

Na het niet doorgaan van de afschaffing is gecommuniceerd (Kamerstuk 35026, nr. D, p. 21) dat de bepaling alsnog in werking zal treden. Destijds is geantwoord dat het tijdstip van inwerkingtreding zal worden betrokken in een nader onderzoek naar het proces om de dividendbelasting op orde te brengen, waaronder de gevolgen voor de uitvoering.

Onderdeel FVW17: Inhoudingsvrijstelling
dividendbelasting vrijgestelde
Vpb-lichamen

2016

Doel:

Voor niet-vennootschapsbelastingplichtige (Vpb-plichtige) Nederlandse en vrijgestelde buitenlandse rechtspersonen wordt een vrijstelling aan de bron van dividendbelasting ingevoerd.

Reden uitstel:

De inhoudingsvrijstelling van artikel 4a Wet DB 1965 is inmiddels onderdeel van een bredere automatiseringsopgave van de dividendbelasting geworden, waaronder ook de digitalisering van de aangifte dividendbelasting valt. De Belastingdienst verwacht nu dat de inhoudingsvrijstelling van artikel 4a Wet DB 1965 op 1 januari 2024 in werking kan treden.

Informatie Kamer:

Na niet doorgaan van de afschaffing is gecommuniceerd (Kamerstuk 35 026, nr. D, p. 21) dat de bepaling alsnog in werking zal treden. Destijds is aangegeven dat het tijdstip van inwerkingtreding zal worden betrokken in een nader onderzoek naar het proces om de dividendbelasting op orde te brengen, waaronder de gevolgen voor de uitvoering.

Onderdeel FVW17:

Stroomlijnen rood blauw

2016

Doel:

Harmoniseren van invorderingswetgeving van belastingen en toeslagen door introductie van de debiteursgerichte benadering, preferentie van toeslagschulden, kwijtschelding, uniforme rechtsbescherming, en de mogelijkheid tot verrekening van schulden.

Reden uitstel:

Bij de totstandkoming van deze wet was al duidelijk dat de inwerkingtreding pas kon plaatsvinden na de invoering van een nieuw innings- en uitbetalingssysteem en de uitfasering van het oude systeem ETM, dit is in de toelichting opgenomen. Het streven was om de maatregelen op 1 januari 2019 in werking te laten treden. Die streefdatum is om verschillende redenen maar met name vanwege de uitfasering van ETM niet gehaald.

Informatie Kamer:

Over de vertraging is gecommuniceerd aan de Kamer, voor het eerst in de 21e halfjaarrappportage die op 16 april 2018 aan de TK is gestuurd. Aangegeven is dat het streven gericht was op realisatie na 2021. Vervolgens is regelmatig over (de vertraging van de) uitfasering van ETM aan de Kamer bericht (22e halfjaarsrapportage, 23e halfjaarsrapportage, Tweede voortgangsrapportage jaarplan 2019, Eerste voorgangsrapportage 2020).

In de kabinetsreactie op het rapport Ongekend onrecht van 15 januari 2021 is wederom opgenomen dat stroomlijnen van de invorderingsregelgeving voor belastingen en toeslagen wordt opgeschort en dat wordt onderzocht of elementen uit dit wetsvoorstel in aangepaste vorm ingevoerd kunnen worden zodat alleen de voor de burger meest gunstige onderdelen worden gerealiseerd.

Wet tegemoetkoming Loondomein

In artikel VIII van de Wet van 23 december 2015 tot wijziging van de Participatiewet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet financiering sociale verzekeringen

2015

Doel:

Harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten (Stb. 2015, 547) door een horizonbepaling, waardoor alle bepalingen in de Wet tegemoetkomingen loondomein over het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak zouden komen te vervallen (met name paragraaf 2.4) op een bij KB te bepalen tijdstip.

Reden uitstel:

Op dit moment is het voornemen om het laten vervallen van het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak niet door te voeren.

Informatie Kamer:

In artikel IIIb van het wetsvoorstel uitvoeren breed offensief (kamerstuk 35 394) van de Staatssecretaris van SZW, is bij tweede nota van wijziging een bepaling opgenomen om die wijziging te schrappen uit genoemde wijzigingswet. Dat wetsvoorstel is op dit moment in behandeling bij de Tweede Kamer.

Wetswijziging in de Invorderingswet 1990, Depotstelsel

2013

Doel:

Bestrijding van malafide uitzendondernemingen.

Reden uitstel:

Deze wetswijziging was geënt op het depotstelsel dat in de plaats zou komen van de g-rekening. Het depotstelsel is echter niet doorgegaan. In 2019 is besloten om dit wetsvoorstel aan een herbeoordeling te onderwerpen. Eind oktober 2020 is het rapport van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten in opdracht van SZW verschenen met aanbevelingen om misstanden bij arbeidsmigranten in Nederland tegen te gaan. Rapport: “Geen tweederangsburgers. Aanbevelingen om misstanden bij arbeidsmigranten in Nederland tegen te gaan, Rapport, Rijksoverheid.nl”.

Informatie Kamer:

In de 15e halfjaarsrapportage (Kamerstuk 31 066, nr. 233) heeft de Staatssecretaris van Financiën aangegeven dat de invoering van het depotstelsel van de baan is. De herbeoordeling is aangemeld op de wetgevingskalender en de Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 20 december 2019 (Kamerstuk 29 861, nr. 48, 2019-2020 Integrale aanpak misstanden arbeidsmigranten). In december 2020 is de kabinetsreactie op dit rapport uitgegaan. Besluitvorming hierover is aan het volgende kabinet.

Indiener(s)