Het bericht ‘Koerden gaan Syrische vrouwen en kinderen vrijlaten uit al hol kamp’

2020Z18034

(ingezonden 6 oktober 2020)

Vragen van de leden Koopmans en Yesilgöz-Zegerius (beiden VVD) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid over het bericht ‘Koerden gaan Syrische vrouwen en kinderen vrijlaten uit al hol kamp’.

  1. Bent u bekend met bovenstaand artikel? 1)
  2. Hoeveel jihadisten die vanuit Nederland zijn afgereisd zitten momenteel nog in het kamp?
  3. Hoeveel afgereisde jihadisten zijn er tot nu toe uit kamp Al Hol weer terug gekomen naar Europa en specifiek Nederland? Hoeveel van hen bevinden zich in detentie en hoeveel hebben een bestuurlijke maatregel?
  4. Van hoeveel van hen is het Nederlanderschap ingetrokken conform artikel 14, lid 2 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en bij hoeveel loopt er nog een procedure hiertoe?
  5. Kunt u aangeven wat de stand van zaken is betreffende de gesprekken over lokale berechting? Is de regering bereid lokale berechting al dan niet in Irak te faciliteren en lokale rechtbanken te ondersteunen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
  6. Vinden er gesprekken plaats met de Koerden over wat er nodig is om het mogelijk te maken dat buitenlandse jihadisten in Al Hol blijven en er berechting kan plaatsvinden? Zo ja, hoe spant Nederland zich hiervoor in? Zo nee, waarom vinden die gesprekken niet plaats?
  7. Welke gesprekken hebben er de afgelopen maanden met andere Europese landen plaatsgevonden over initiatieven om vrijlatingen zonder berechting uit Al Hol te voorkomen, en berechting van jihadisten te faciliteren? Tot welke initiatieven hebben deze gesprekken geleid?
  8. Welke stappen bent u van plan de komende maanden in samenwerking met de Koerden en andere Europese landen te zetten om tot lokale berechting te komen?
  9. Deelt u de mening dat uitreizigers al hun rechten in Nederland hebben verspeeld en daar moeten worden berecht waar zij hun misdaden hebben gepleegd? Zo ja, welke concrete maatregelen is de regering voornemens te treffen om deze uitreizigers buiten Nederland te houden en daar te laten berechten? Zo nee, waarom niet?
  10. Deelt u de mening dat de inzet van het kabinet voor lokale berechting kan worden ondermijnd indien de minister van Justitie en Veiligheid bij individuele uitreizigers toch het standpunt inneemt dat berechting in Nederland de voorkeur verdient boven lokale berechting? Zo nee, waarom niet? 2)
  11. Op basis van welke wettelijke criteria neemt u het standpunt in dat uitreizigers mogelijk toch in Nederland kunnen worden berecht? Indien deze criteria niet kunnen worden aangegeven, kunt u toelichten hoe de Kamer de voorzienbaarheid van het kabinetsbeleid op dit punt kan controleren? 
  12. Bent u bereid conform van de Motie Laan-Geselschap geen verdere onomkeerbare stappen te zetten en de Kamer vooraf te betrekken als er voornemens zijn ten aanzien van het terughalen van Syriëgangers, dan wel hun vrouwen of kinderen? 3)
  13. Deelt u het oordeel van de Hoge Raad dat Nederland zich niet hoeft niet te spannen om uitreizigers terug te halen naar Nederland? 4)
  14. De minister van Justitie en Veiligheid heeft toegezegd met zijn collega’s in het Schengen gebied het gesprek aan te gaan over wetgeving op het gebied van het voorkomen van terrorisme, kunt u aangeven wanneer en met welke ministers hierover gesproken is en wat het resultaat is van deze gesprekken?

1) NOS, 5 oktober 2020, ' Koerden gaan Syrische vrouwen en kinderen vrijlaten uit Al Hol kamp'. (https://nos.nl/artikel/2351060-koerden-gaan-syrische-vrouwen-en-kinderen-vrijlaten-uit-al-hol-kamp.html.)

2) Zie bv. Rb. Rotterdam, 16 juni 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:5273.

3) Kamerstukken II, 29754, nr. 512.

4) HR, 26 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1148, r.o. 3.22.2.