De onderbouwing voor de Nederlandse inzet voor de bescherming van honingbijen, hommels en wilde bijen in het bijenrichtsnoer

2020Z17583

(ingezonden 30 september 2020)

Vragen van de leden Wassenberg (PvdD), Futselaar (SP), Bromet (GroenLinks), De Groot (D66), Moorlag (PvdA) en Graus (PVV) aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de onderbouwing voor de Nederlandse inzet voor de bescherming van honingbijen, hommels en wilde bijen in het bijenrichtsnoer

  1. Kunt u bevestigen dat u over de Nederlandse inzet voor het bijenrichtsnoer heeft gesteld dat “(j)uist de gekozen werkwijze voor het vaststellen van het beschermdoel (...) ervoor (zorgt) dat de omvang van een bijenkolonie binnen de natuurlijke variabiliteit blijft, waardoor verwacht kan worden dat de bestuivingsfunctie ook binnen de natuurlijke variabiliteit blijft”? Zo ja, kunt u de wetenschappelijke onderbouwing voor deze bewering met de Kamer delen? 1)
  2. Stelt u hiermee dat bijen met dit rekenmodel (BEEHAVE) in de praktijk goed beschermd zijn tegen landbouwgif? Zo ja, kunt u de wetenschappelijke onderbouwing daarvoor de Kamer doen toekomen?
  3. Kunt u bevestigen dat begin oktober in een technisch overleg ter voorbereiding van een vergadering van het Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) gesproken zal worden over een te kiezen ‘percentiel’ in het BEEHAVE model, dat de facto het beschermingsniveau voor bijen zal bepalen?
  4. Wat is de Nederlandse inzet in deze discussie? Kunt u de wetenschappelijke stukken die ten grondslag liggen aan deze inzet delen met de Tweede Kamer?
  5. Kunt u eventuele test-runs die de European Food Safety Authority (EFSA) uitvoert met het BEEHAVE-model delen met de Kamer?
  6. Kunt u bij de Europese Commissie aandringen op het raadplegen van onafhankelijke bijenexperts en het Plant Protection Products and their Residues-panel van de EFSA betreffende goede beschermingsniveaus voor honingbijen, hommels en wilde bijen in het bijenrichtsnoer?
  7. Kunt u bij de Europese Commissie aandringen op uitstel van de besluitvorming hierover zolang deze experts niet zijn geraadpleegd?
  8. Kunt u deze vragen en de onbeantwoorde vragen uit het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 21 en 22 september op uiterlijk 2 oktober 2020 beantwoorden, zodat de Kamer volledig is geïnformeerd voordat de discussie in Brussel plaatsvindt?

1) Verslag van een schriftelijk overleg over de informele Landbouwraad van 1 september, Kamerstuk 21501-32, nr. 1250