Een verschillend btw-tarief op verschillende vormen van educatie

Vragen van de leden Lodders en Remco Dijkstra (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over een verschillend btw-tarief op verschillende vormen van educatie (ingezonden 24 juli 2020).

Vraag 1

Klopt het dat educatie in het basis- en hoger onderwijs is vrijgesteld van btw, dat educatie in de vorm van een muziekles (baan personen boven de 21 jaar) of een sportles (met ter beschikking stellen van de sportaccommodatie) valt onder het lage btw-tarief van 9% en dat een autorijles valt onder het hoge btw-tarief van 21%?

Vraag 2

Hoe wordt bepaald welke in vraag 1 genoemde educatievorm valt binnen welk btw-tarief?

Vraag 3

Kunt u toelichten hoe in andere EU-lidstaten de lage en hoge btw-tarieven en de vrijstelling van btw zijn vormgegeven voor educatieve doeleinden als onderwijs, sportlessen, muzieklessen en autorijlessen?

Vraag 4

Bent u bekend met de onderbouwing van het Hof van Justitie van de Europese Unie dat btw-vrijstelling vanuit onderwijstechnisch oogpunt geschiedt op basis van «de overdracht van kennis en vaardigheden op het gebied van een brede en diverse reeks onderwerpen, alsmede de verdieping en de ontwikkeling van die kennis en vaardigheden»? 1

Vraag 5

Deelt u deze onderbouwing van het Europese Hof? Zo ja, kunt u toelichten waarom een muziekles voor mensen onder de 21 jaar wel voldoet aan de onderbouwing van «de overdracht, verdieping en de ontwikkeling van kennis- en vaardigheden op het gebied van een brede en diverse reeks onderwerpen», en daardoor dus wel vrijgesteld wordt van btw, en een sportles, een muziekles aan mensen boven de 21 jaar of een autorijles niet? Zo nee, kunt u dan toelichten waarom Nederland voor autorijlessen het hoge btw-tarief rekent en voor andere vormen van educatie het lage btw-tarief of zelfs een vrijstelling hanteert? Kunt u tevens toelichten waarom sportlessen die niet in combinatie met een terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie gegeven worden onder het hoge 21% btw-tarief vallen, maar sportlessen in combinatie met een terbeschikkingstelling van de sportaccommodatie onder het lage 9% btw-tarief? Op basis waarvan heeft Nederland gekozen voor dit onderscheid?

Vraag 6

Bent u van mening dat de gemaakte keuzes in het gehanteerde btw-tarief op verschillende vormen van educatie bijdragen aan een transparant en eenvoudig btw-systeem? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel?


X Noot
1

Uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, nr. C-449/17

Indiener(s)