De persverklaring van Hizb ut Tharir dat vervolging voor de aanbeveling tot vrouwenbesnijdenis een poging zou zijn om moslims te criminaliseren

Vragen van de leden Becker en Yesilgöz-Zegerius (beiden VVD) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de persverklaring van Hizb ut Tharir dat vervolging voor de aanbeveling tot vrouwenbesnijdenis een poging zou zijn om moslims te criminaliseren (ingezonden 9 juni 2020).

Vraag 1

Kent u het bericht «Persverklaring 704, vrouwenbesnijdenis de zoveelste poging om moslims te criminaliseren»?1

Vraag 2

Deelt u de mening dat het feit dat deze politieke organisatie openlijk in een proactieve persverklaring verklaart niet tegen vrouwenbesnijdenis te zijn en ook niet tot het aanbevelen daartoe, zich niet verhoudt tot de vrije waarden van de Nederlandse samenleving en bovendien stigmatiserend kan werken voor moslims die deze vrije waarden wel onderschrijven?

Vraag 3

Hoe zou u de organisatie Hizb ut Tharir omschrijven en wat is uw oordeel over haar positie in de Nederlandse samenleving?

Vraag 4

Op welke wijze houdt de Nederlandse overheid momenteel toezicht op deze organisatie?

Vraag 5

Is u bekend dat de organisatie in veel islamitische landen verboden is en ook in sommige andere EU-landen zoals Duitsland, onder andere vanwege antisemitische uitingen? Is een verbod ook in Nederland overwogen en zo ja, waarom is hier niet toe overgegaan?

Vraag 6

Ziet u aanleiding nadere maatregelen te treffen tegen de organisatie naar aanleiding van de recente persverklaring? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7

Ziet u mogelijkheden op basis van de uit het regeerakkoord voortvloeiende wijziging van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek op te treden tegen deze organisatie en zo nee, waarom niet?

Vraag 8

Bent u bereid de taskforce problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering naar de organisatie te laten kijken en mogelijke maatregelen te nemen? Zo nee, waarom niet?