Het vergeten hoekje van Opwierde

Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister-President en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het vergeten hoekje van Opwierde (ingezonden 20 april 2020).

Vraag 1

Bent u op de hoogte van de situatie van de Wethouder Huismanlaan, de Secretaris Holscherlaan, de A. T. Voslaan en een gedeelte van de even nummers van de burgemeester Klauckelaan in Appingedam? Wat is daarop uw reactie?1

Vraag 2

Welke factoren zijn verantwoordelijk voor de onduidelijkheid die deze mensen nog altijd hebben?

Vraag 3

Wat gaat u doen voor deze groep mensen, die na jaren geduldig te hebben gewacht, nu snel willen weten wat er gaat gebeuren?

Vraag 4

Welke actie heeft u ondernomen na de woorden van de Minister-President, tijdens zijn bezoek op 11 maart 2020, dat de overheid ervoor moet zorgen dat mensen niet het gevoel hebben dat ze door vertraging en onduidelijke structuren tussen de wielen van de staat terechtkomen?

Vraag 5

Hoe verklaart u de uitspraak van de wethouder Usmany in Appingedam dat er is aangedrongen bij het Rijk voor een gebiedsgerichte aanpak, maar dat het Rijk daar niet voor gekozen heeft? Hoe legt u de verantwoordelijkheid van gemeenten daarbij uit?2

Vraag 6

Herinnert u zich dat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) in reactie op de versterkingsaanpak van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) stelde dat ondanks het niet voldoen aan een perfecte volgorde van risicoprioritering een aanpak met draagvlak te verkiezen is omdat de tijdigheid van de algehele versterkingsopgave absolute prioriteit heeft? Hoe is in deze buurt aan deze oproep gehoor gegeven?3

Vraag 7

Hoe is in deze buurt rekening gehouden met het advies van de Mijnraad dat lokaal moet worden bezien welke clustering van gebouwen daar zo goed mogelijk bij aansluit, maar het ook leidt tot hanteerbare projecten en uitlegbaar is naar bewoners?4

Vraag 8

Hoe verklaart u dat in de nieuwste plannen voor deze «vergeten» buurt, de «drive-in»-woningen zijn opgenomen, zonder dat bewoners daarvan op de hoogte zijn? Wat gaat hier met de overige woningen gebeuren?

Vraag 9

Van hoeveel buurten in het gehele aardbevingsgebied is bekend dat ook daar mensen al langere tijd geduldig wachten op een plan, maar waar nog niets van bekend is?

Vraag 10

Welke actie is er ondernomen na de vraag van de burgemeester van Delfzijl in november 2019 om duidelijkheid te verschaffen over de zuidkant van de Zandplatenbuurt?

Vraag 11

Wat vindt u van de verschillende manieren waarop de versterkingsoperatie in Opwierde, maar breder ook in het gehele aardbevingsgebied, wordt aangepakt? Hoe gaat u aan de ongelijkheid een einde maken?

Vraag 12

Hoe gaat u bewoners die al zo lang wachten compenseren?


X Noot
1

Dagblad van het Noorden, 15 april 2020, «Bewoners «vergeten hoekje» Opwierde willen duidelijkheid over versterking: «We wachten al jaren»» (https://www.dvhn.nl/groningen/Bewoners-vergeten-hoekje-Opwierde-willen-duidelijkheid-We-wachten-al-jaren-25566259.html)

X Noot
2

RTV Noord, 12 maart 2020, «Damsters zijn boos: «Alles om ons heen wordt versterkt, behalve bij ons»» (https://www.rtvnoord.nl/nieuws/219955/Damsters-zijn-boos-Alles-om-ons-heen-wordt-versterkt-behalve-bij-ons)

X Noot
3

SodM, 22 november 2018, «Beoordeling van de versterkingsaanpak uit oogpunt van veiligheid» (https://www.sodm.nl/documenten/publicaties/2018/11/22/beoordeling-versterkingsaanpak-ncg-november-2018)

X Noot
4

NCG, 13 november 2018, «Plan van Aanpak Mijnraadadvies – Veiligheid voorop en de bewoner centraal» (https://www.nationaalcoordinatorgroningen.nl/downloads/beleidsnotas/2018/11/22/plan-van-aanpak-mijnraadadvies)

Antwoord op vragen van het lid Koerhuis over het bericht ‘Provincie Noord-Holland trapt op de rem’ in het Noordhollands Dagblad

 

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de Kamervragen die door het lid Koerhuis (VVD) zijn gesteld (ingezonden op 24 februari 2020, met kenmerk 2020Z03741) over het bericht ‘Provincie Noord-Holland trapt op de rem’ in het Noordhollands Dagblad.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,




drs. K.H. Ollongren

 

 

Vragen van lid Koerhuis (VVD) aan de minister voor Milieu en Wonen over het bericht ‘Provincie Noord-Holland trapt op de rem’ in het Noordhollands Dagblad (ingezonden op 24 februari 2020), met kenmerk 2020Z03741.

 

Vraag 1:

Bent u bekend met het bericht ‘Provincie Noord-Holland trapt op de rem’? 1)

 

Antwoord 1:

Ja.

 

 

Vraag 2:

Hoe kijkt u aan tegen de uitspraak van woningbouwdeskundige Jos Feijtel dat de provincie Noord-Holland wéér op de rem trapt?

 

Antwoord 2:

Ik zie het als mijn rol erop toe te zien dat de provincie Noord-Holland, net als andere provincies, met gemeenten tot een woningbouwprogrammering met voldoende volume en snelheid komt, in een goede afweging met andere ruimtelijke belangen. Op 2 maart jl. heeft minister Van Veldhoven met gedeputeerden van alle provincies besproken dat we gezamenlijk het voortouw nemen om dit te realiseren. Daarin geldt de nieuwe bevolkingsprognose van het CBS als uitgangspunt, wat mogelijk betekent dat het nodig is om extra locaties aan te wijzen om tot 130% plancapaciteit te komen. Mede op basis van de NOVI zal ik in samenspraak een actieve rol vervullen om extra grootschalige locaties te identificeren. De uiteindelijke keuze voor specifieke locaties en gemeenten blijft echter aan medeoverheden, wanneer zij invulling geven aan de kaders die het Rijk daar op hoofdlijnen aan stelt.

 

In de meest recente inventarisatie plancapaciteit (najaar 2019) bleek dat de provincie Noord-Holland over ruim meer dan 130% plancapaciteit beschikt ten opzichte van de behoefte. Naast volume is ook de juiste snelheid van de bouwplannen cruciaal. De volgende stap is daarom om inzichtelijk te maken wat er nodig is om deze plannen, en met name de grootschalige plannen, met de tijdig te realiseren. Op 2 maart jl. is door minister Van Veldhoven met de gedeputeerden afgesproken om hier gezamenlijk aan verder te werken, zodat er dit jaar nog resultaten liggen.

 

 

Vraag 3:

Kunt u aangeven wat er veranderd is sinds uw gesprek met de provincie Noord-Holland begin vorig jaar toen de rem eraf is gehaald en het bericht van 20 februari 2020?

 

Antwoord 3:

In maart 2019 ontving u een Kamerbrief met verslag van het bestuurlijk overleg met de provincie Noord-Holland, regio Alkmaar en private partijen over de voortgang van de woningbouw in deze regio. Daarbij zijn afspraken gemaakt om te komen tot een realiseerbare programmering die voorziet in de behoefte. Hiervoor is het nodig om zachte plannen die snel te realiseren zijn naar voren te halen. Om deze gezamenlijke ambities mogelijk te maken heb ik ondersteuning aan de regio vanuit BZK aangeboden. Daarbij is bovendien aangegeven dat ik zal bezien wat binnen het instrumentarium en de rol van het ministerie mogelijk is om de regio te ondersteunen. Het Expertteam Woningbouw van BZK is in de regio Alkmaar reeds actief als ondersteuning bij diverse projecten.

 

Op dit moment is er geen sprake van wijziging ten opzichte van de afspraken in 2019, en wordt hier door de provincie met gemeenten in samenwerking uitvoering aan gegeven. Wel heeft de provincie Noord-Holland inmiddels de ontwerp-Omgevingsverordening voor inspraak ter inzage gelegd. Gemeenten en belanghebbenden zijn in de gelegenheid hier een zienswijze op in te dienen, bijvoorbeeld indien dit in hun optiek niet in lijn is met de afspraak om tot een goede woningbouwprogrammering te komen. Provinciale Staten van Noord-Holland stelt vervolgens de al dan niet gewijzigde Omgevingsverordening vast.

 

Tijdens het overleg met alle gedeputeerden portefeuillehouders Wonen op 2 maart jl. is besproken dat ik verwacht dat zij bij de planvorming uitgaan van een plancapaciteit van 130% en voldoende snelheid in de realisatie van woningbouw. Bij de beantwoording van de zienswijzen op het provinciaal beleid ga ik ervan uit dat deze aspecten leidend zijn.

 

 

Vraag 4:

Hoe rijmt u dit met de aangenomen motie Koerhuis/Ronnes die verzoekt om gemeenten boven Amsterdam meer ruimte te geven om te plannen en te bouwen door overprogrammeren toe te staan, en regionale woonafspraken en rode en groene contouren te verruimen?

 

Antwoord 4:

Aan deze motie is invulling gegeven door met de regio afspraken te maken over een realiseerbare woningbouwprogrammering met ruimte voor overprogrammeren ten opzichte van de behoefte. In aanvulling hierop stuur ik bovendien op 130% plancapaciteit voor alle provincies, waarbij deze plancapaciteit met voldoende snelheid te realiseren moet zijn om te voorzien in de woningbehoefte. Daarbij ligt in verband met een integrale afweging van verschillende opgaven zoals mobiliteit, groen, energietransitie en klimaatadaptatie de prioriteit bij het binnenstedelijk bouwen en realisatie van woningbouw rond OV-knooppunten. Alleen in onze binnensteden bouwen is niet voldoende om de vraag te volgen en het woningtekort in te lopen. Daarom moeten er tegelijkertijd ook locaties worden aangewezen aan de randen van de centrumstad, maar binnen het bestaande stedelijk gebied, gekoppeld aan bestaande of nieuw te realiseren (OV)infrastructuur.

 

 

Vraag 5:

Hoe staat het met het overprogrammeren in Noord-Holland? Hoe staat het met uw toezegging om provincies op te roepen 130% overprogrammeren toe te staan?

 

Antwoord 5:

Ik geef niet alleen invulling aan de toezegging om overprogrammeren toe te staan, ik verwacht van provincies dat zij hier invulling aan geven en neem daarin gezamenlijk met provincies het voortouw. Tijdens het overleg op 2 maart jl. met alle gedeputeerden met de portefeuille Wonen heeft minister Van Veldhoven nadrukkelijk gewezen op de urgentie van ruim voldoende bouwplannen en uitgesproken dat ik verwacht dat provincies inzetten op 130% plancapaciteit.

Het voorgenomen beleid van de provincie Noord-Holland is weergegeven in de ontwerp-Woonagenda 2020-2025. Zoals hiervoor aangegeven bedraagt de plancapaciteit hierin meer dan 130%. De provincie Noord-Holland meldde ons dat gemeenten via de woonagenda gestimuleerd worden om ervoor te zorgen dat er voor de komende vijf jaar steeds minimaal 130% harde plancapaciteit is.

 

 

Vraag 6:

Bent u bereid om weer in gesprek te gaan met de provincie Noord-Holland om de rem er weer af te halen?

 

Antwoord 6:

Ik zal periodiek met de provincies, waaronder provincie Nood-Holland, spreken over bouwplannen en de realisatie van woningbouw. Voor de Metropoolregio Amsterdam is daarnaast middels de woondeal en de verstedelijkingsstrategie sprake van een continu proces waarbij de provincie, de regio en het ministerie in nauw overleg de voortgang van realisatie en planvorming van woningbouw bespreken en waar nodig een bijdrage leveren aan versnelling en programmering.

Gelet op de huidige maatschappelijke situatie zetten wij nog meer energie in op het met alle partijen behalen van resultaten.

 

Vraag 7:

Klopt het dat door het aanwijzen van kleine kernen en lintbebouwing als landelijk gebied het moeilijker wordt om in die gebieden te bouwen? Zo ja, bent u bereid om dit in het gesprek met de provincie mee te nemen?

 

Antwoord 7:

De provincie geeft aan dat zij voor de totstandkoming van het werkingsgebied landelijk gebied een aantal uitgangspunten heeft gehanteerd. Daarbij zijn de CBS-gegevens voor bevolkingskernen gebruikt.

  • De stedelijke hoofd- of basiskernen (>500 woonadressen) maken geen deel uit van het werkingsgebied landelijk gebied.
  • De aan deze kernen grenzende stedelijke bestemmingsvlakken die ten dienste staan van de kern (zoals sportvelden en bedrijventerreinen) maken geen deel uit van het landelijk gebied.
  • Op het uitgangspunt genoemd onder 2 zijn twee uitzonderingen mogelijk:
    • Stedelijke bestemmingsvlakken grenzend aan de kern die eerder al onder één van de voormalige regimes bufferzones (voormalige Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)), aardkundig monument (voormalige Provinciale Milieuverordening (PMV)) of weidevogelleefgebied (PRV) vielen maken wel deel uit van het landelijk gebied
    • Stedelijke bestemmingsvlakken grenzend aan de kern, met een overwegend groen karakter, die gezien de ligging en kwaliteiten deel uitmaken van Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) maken wel deel uit van het landelijk gebied.
  • Kleine kernen (<500 woonadressen) en linten maken wel deel uit van het landelijk gebied.

 

Dit laatste uitgangspunt is voor wat betreft linten conform de Omgevingswet. Voor woningbouw in het landelijk gebied (niet zijnde BPL) biedt de provincie voor kleinschalige woningbouwontwikkelingen (11 woningen of minder) meer ruimte. Zoals reeds aangegeven stuur ik op volume en snelheid van de bouwprogrammering, en ga ik daar met de provincie mee aan de slag. In de NOVI geef ik op hoofdlijnen richting aan de keuze voor gebieden en locaties. Binnen die kaders zijn specifieke keuzes aan de medeoverheden, in de afweging met andere ruimtelijke belangen.

 

Vraag 8:

Deelt u de mening dat, gezien de grote woningbouwopgave, de provincie Noord-Holland een halt toegeroepen moet worden met betrekking tot ‘de fixatie op binnenstedelijk bouwen’?

 

Antwoord 8:

In het Rijks- en provinciaal beleid is het binnenstedelijk bouwen nabij knooppunten prioritair. In de gebieden met de grootste bouwopgave werken we samen met de provincie en regio in woondeals en regionale verstedelijkingsstrategieën om te zorgen voor voldoende plancapaciteit, bouwsnelheid en keuzes over de juiste locaties. Dit in samenhang met beslissingen over infrastructuur, werklocaties, investeringen en publieke en private voorzieningen.

 

Alleen in onze binnensteden bouwen is niet voldoende om de vraag te volgen en het woningtekort in te lopen. Daarom moeten er tegelijkertijd ook locaties worden aangewezen aan de randen van de centrumstad, maar binnen het bestaande stedelijk gebied, gekoppeld aan bestaande of nieuw te realiseren (OV)infrastructuur. We maken regionale verstedelijkingsstrategieën voor gebieden met de grootste groei in het Stedelijk Netwerk Nederland, waarin binnen- en buitenstedelijke mogelijkheden voor noodzakelijke woningbouw, ook in relatie tot leefomgevingskwaliteiten in beeld worden gebracht. Op deze manier kan met tempo én kwaliteit gebouwd worden.

 

 

1) Noordhollands Dagblad: "Provincie Noord-Holland trapt op de rem. De urgentie van de woningnood zit niet tussen de oren’, aldus woningbouwdeskundige Jos Feijtel over nieuwe provincieverordening", 20 februari 2020

Indiener(s)