Antwoord op vragen van de leden Groothuizen en Van Beukering-Huijbregts over de inzet van diensthonden

AH 1195

2020Z22872

Antwoord van minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 21 december 2020)

Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020-2021, nr. 1150

Vraag 1

Bent u bekend met de uitzending ‘Bijten als beloning’ van Zembla d.d. 19 november jl.?[1]

Antwoord op vraag 1

Ja.

Vraag 2

Wat zijn de richtlijnen voor de inzet van diensthonden als geweldsmiddel?

Vraag 3

Kunt u aangeven op welke wijze de richtlijnen voor de inzet van diensthonden zijn gecodificeerd?[2]

Antwoord op vraag 2 en 3

Voor de inzet van alle geweldsmiddelen, waaronder de inzet van een politiesurveillance-hond of AOT-hond, geldt de geweldsinstructie. Onder de geweldsinstructie wordt verstaan de bij of krachtens de Politiewet 2012 en de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten gegeven algemeen verbindende voorschriften die tot de ambtenaar gerichte instructies bevatten omtrent het gebruik van geweld. Artikel 7 van de Politiewet 2012 bepaalt dat toegepast geweld proportioneel, subsidiair, redelijk en gematigd dient te zijn. Dit betekent in de praktijk dat een hond slechts mag worden ingezet indien dit strikt noodzakelijk is en het doel niet op andere – minder ingrijpende – wijze kan worden bereikt.

Daarbovenop is artikel 15 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: Ambtsinstructie) van toepassing. Op basis hiervan is de inzet van een politiesurveillance of AOT-hond slechts geoorloofd onder het direct en voortdurend toezicht van een geleider die in het bezit dient te zijn van een certificaat. Voor specifieke AOT en ME inzet moet voorafgaand aan de inzet toestemming zijn gegeven door het bevoegd gezag. Daarnaast moet de combinatie van geleider en hond in het bezit zijn van een certificaat waaruit blijkt dat is voldaan aan de keuringseisen die op basis van de Regeling politiehonden in een keuringsreglement zijn vastgelegd.[3] Voorts worden sinds 2009 de aanbevelingen uit het adviesrapport ‘De gebeten hond’ door de politie en het openbaar ministerie gebruikt als kader voor de inzet en de beoordeling van het geweldmiddel. Voor de inhoud van deze aanbevelingen verwijs ik u naar de bijlage.

Vraag 4

Kunt u aangeven in hoeverre die richtlijnen overeenstemmen met artikel 15a en 15b van uw concept-Besluit tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren?[4]

Antwoord op vraag 4

De artikelen 15a en 15b van het ontwerpbesluit de wijziging van de Ambtsinstructie tweede tranche[5] (hierna: ontwerpbesluit) zijn tot stand gekomen op basis van zowel aanbevelingen van de Nationale Ombudsman, als de aanbevelingen van het in het vorige antwoord genoemde adviesrapport. Ik verwijs u in dit verband naar de nota van toelichting en het ontwerpbesluit dat op 20 december 2018 ter kennisname aan uw Kamer is aangeboden.[6] Ook in het ontwerpbesluit is onderscheid gemaakt tussen de inzet in het kader van de openbare orde en de inzet in het kader van de strafrechtelijke handhaving. Het ontwerpbesluit is op een belangrijk punt strenger dan de aanbevelingen.

Zo is op basis van de aanbevelingen de inzet van een surveillancehond geoorloofd om een persoon aan te houden die zich aan zijn aanhouding, voorgeleiding, of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken en die wordt verdacht van of is veroordeeld voor het plegen van een misdrijf. De aanbeveling in het rapport ziet op alle misdrijven terwijl in het ontwerpbesluit de drempel is verhoogd naar misdrijven waarop een gevangenisstraf van minimaal 4 jaar is gesteld.

Waar het rapport alleen stelt dat inzet van de surveillancehond ten behoeve van de openbare orde aangelijnd geschiedt, is in het ontwerpbesluit een concreter criterium opgenomen. Namelijk dat een surveillancehond, aangelijnd kan worden ingezet ter verspreiding van samenscholingen of volksmenigten die een ernstige en onmiddellijke bedreiging vormen voor de veiligheid van personen of voor zaken.

Daarnaast is in het ontwerpbesluit op een aantal punten een andere keuze gemaakt. Zo zijn de criteria voor de surveillancehond en de AOT-hond samengenomen. Reden hiervoor is dat - hoewel de AOT-hond (net zomin als het aanhoudings- en ondersteuningsteam zelf) niet primair wordt ingezet bij de handhaving van de openbare orde - zich ook bij de inzet van het AOT samenscholingen kunnen voordoen. Zo komt het voor dat bij een aanhouding omstanders zich zodanig bemoeien met die aanhouding dat een dreigende situatie ontstaat. In die situaties is het niet doenlijk om altijd een politie-surveillancehond en geleider paraat te hebben en dus wordt hier de inzet van de AOT-hond ook mogelijk gemaakt.

Een ander verschil is gelegen in de aanlijning van de hond. Omdat het ondoenlijk is om een hond altijd aangelijnd te gebruiken - bijvoorbeeld in bosschages en omgevingen waarin allerlei obstakels zijn - is de aanbeveling om dit te doen niet overgenomen. Hierbij benadruk ik dat dit niet geldt voor de inzet van een hond voor de handhaving van de openbare orde. Dit dient aangelijnd plaats te vinden.

Vraag 5
Hoe kan het dat over het op één na zwaarste geweldsmiddel dat de politie heeft, nog niets is opgenomen in de ambtsinstructie, terwijl er sinds 2009 een voorstel ligt om ook de inzet van de diensthond als geweldsmiddel in de Ambtsinstructie af te bakenen?

Antwoord op vraag 5
Het berust op een misverstand dat de geldende Ambtsinstructie geen inzetcriteria bevat voor de inzet van de diensthond ofwel politie-surveillancehond en de AOT-hond (zie artikel 15). In de nota van toelichting bij het in de vraag 4 genoemde ontwerpbesluit is aangegeven dat het er nog niet van gekomen is om de nadere criteria vast te leggen in de Ambtsinstructie en daarom de algehele herziening van de Ambtsinstructie werd aangegrepen om de inzet van honden als geweldsmiddel nader te normeren in de regelgeving.

Vraag 6
Herkent de politie het beeld dat in deze uitzending geschetst wordt door politiewetenschapper Jaap Timmer, namelijk dat de circa 400 honden in politiedienst bij veel meer bijtincidenten zijn betrokken dan de 357 bijtincidenten die in 2019 zijn geregistreerd?[7] Zo ja, welke maatregelen zijn of worden er dan binnen de politie-organisatie genomen om ervoor te zorgen dat de registratieplicht ten aanzien van bijtincidenten beter wordt nageleefd?

Antwoord op vraag 6

Het aanwenden van geweld, zo ook de inzet van de politiehond, dient op basis van de Ambtsinstructie te worden gemeld en geregistreerd. In 2019 is de politie – vooruitlopend op een wijziging van de Ambtsinstructie van juli dit jaar - overgegaan op een nieuwe meer uitgebreide manier van registreren.[8] In dat kader heeft zij de werkwijze rond het vastleggen van toegepast geweld, ook ten aanzien van de diensthonden, aangescherpt. De korpschef heeft bij mij aangegeven nogmaals het belang te benadrukken van het zorgvuldig opvolgen van de geldende voorschriften en de daarbij behorende registratieverplichting.

Vraag 7
Wordt de inzet van de diensthond alleen geregistreerd als de diensthond heeft gebeten? Zo nee, is het mogelijk om in de registratie een uitsplitsing te maken van het aantal keren dat de diensthond daadwerkelijk heeft gebeten en hoe de diensthond zich gedroeg c.q. zich aan de commando’s van zijn geleider heeft gehouden?

Antwoord op vraag 7
Iedere geweldsaanwending[9] moet bij de politie worden gemeld, dat geldt ook voor het gebruik van een politiehond als geweldsmiddel. Wanneer een hondenbeet letsel heeft veroorzaakt, wordt dit op basis van artikel 17, derde lid, van de Ambtsinstructie vastgelegd in een geweldsregistratie. Wanneer een hondenbeet niet tot letsel heeft geleid, wordt de melding vastgelegd in een geweldsmutatie. Het is niet mogelijk hier een verdere uitsplitsing in te maken, omdat andere gegevens over de inzet van de hond (waaronder het opvolgen van commando’s of het aantal beten) niet worden geregistreerd.

Vraag 8
Blijkt uit de registratie van bijtincidenten dat er eenheden zijn waar zich naar verhouding meer bijtincidenten voordoen dan in andere eenheden? Zo ja, hoe is dat te verklaren?

Antwoord op vraag 8
Uit onderstaande tabel blijkt hoe vaak er sprake is geweest van een inzet van de hond als geweldsmiddel. Het aantal inzetten van de hond is afhankelijk van de karakteristiek van het bewakingsgebied, de in het verlengde daarvan te maken operationele keuzes en het type incident waarbij een politiehond wordt ingezet. In de eenheid Rotterdam worden de politie surveillance hondengeleiders bijvoorbeeld als eerste ‘responder’ ingeschakeld bij meldingen met een hoger risico op geweld.

Inzet politiehond 2019

Eenheden

Inzet van de hond als geweldsmiddel

Eenheid Amsterdam

36

Eenheid Den Haag

25

Eenheid Limburg

26

Eenheid Midden-Nederland

29

Eenheid Noord-Holland

8

Eenheid Noord-Nederland

21

Eenheid Oost-Brabant

31

Eenheid Oost-Nederland

45

Eenheid Rotterdam

85

Eenheid Zeeland-West-Brabant

50

Onbekend

1

Eindtotaal

357

In 2020 zijn tot nu toe 308 inzetten van de politiehond geregistreerd.

Vraag 9
Kunt u aangeven of er in de afgelopen drie jaar diensthonden zijn afgekeurd, omdat zij de commando’s van hun geleiders niet of onvoldoende opvolgden? Zo ja, om hoeveel diensthonden gaat het?

Antwoord op vraag 9
Bij certificering van de honden toetst de politie per combinatie – dat zijn hondengeleider en hond – op beheersbaarheid, betrouwbaarheid en vakmanschap. Gemiddeld wordt 10% van de combinaties afgekeurd op één of meerdere onderdelen. In 2018 waren dat er vijftien; in 2019 betrof het 26 combinaties en werden in 2020 tot op heden twaalf honden afgekeurd. Alle koppels van hondengeleider en hond worden twee maal per vier weken getraind. Als er signalen zijn dat de reactie van een hond op commando’s te wensen overlaat, wordt dit onmiddellijk in de (eerstvolgende) training aangepakt.

Vraag 10
Kunt u aangeven hoeveel klachten er in 2019 bij de politie, het openbaar ministerie en de Nationale ombudsman zijn ingediend naar aanleiding van bijtincidenten met politiehonden? Hoeveel van die klachten zijn gegrond verklaard?

Antwoord op vraag 10

Bij de politie zijn in 2019 twintig klachten ingediend met betrekking tot de inzet van politiehonden. Daarbij dien ik te benadrukken dat dit de registratie is van alle klachten over de inzet van diensthonden, er hoeft daarbij geen sprake te zijn geweest van een bijtincident.
Bij de Nationale ombudsman zijn in 2019 – voor zover dit uit het registratiesysteem is op te halen - 2 klachten ingediend, waarvan er één in behandeling is genomen. Het onderzoek daarnaar loopt nog. Bij het Openbaar Ministerie (OM) zijn hier in 2019 geen klachten over ingediend.

Vraag 11
Op welke wijze en op basis van welke informatiebronnen worden bijtincidenten geëvalueerd en getoetst binnen de politie-organisatie?

Antwoord op vraag 11

Iedere geweldsaanwending moet op grond van de Ambtinstructie (artikel 17) worden gemeld en door de hulpofficier van justitie worden getoetst. Een deel van de geweldsaanwendingen[10] wordt door de politiechef (namens de korpschef) beoordeeld. Naar aanleiding van een toetsing of beoordeling kan een leercirkel worden ingesteld om op individueel of op team- of eenheid overstijgend niveau te leren van het aangewende geweld. Ook de inzet van de hond als geweldsmiddel wordt op deze wijze gemeld en getoetst/beoordeeld.
Los daarvan worden inzetten van de hond geëvalueerd binnen de teams van hondengeleiders. Ook de herhaaldelijke training, tweemaal per vier weken, draagt in grote mate bij aan het leerproces. Praktijkinzetten vormen input voor deze trainingen.

Bijlage 1

Aanbevelingen adviesrapport ‘de gebeten hond’

1. Inzet surveillancehond in het kader van de openbare orde.

Het inzetten van de surveillancehond in het kader van de openbare orde gebeurt altijd aangelijnd.


2.1. Het gebruik van de surveillancehond is slechts geoorloofd:

  1. a) om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd wapen bij zich heeft en dit mogelijk zal gebruiken.
  2. b) om een persoon aan te houden die zich aan aanhouding, voorgeleiding of andere rechtmatige vrijheidsbeneming tracht te onttrekken of heeft onttrokken en die wordt verdacht van of is veroordeeld voor het plegen van een misdrijf.

2.2. In de gevallen, bedoeld onder 2.1 wordt van de surveillancehond geen gebruik gemaakt indien de identiteit van de aan te houden persoon bekend is en redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het uitstel van de aanhouding geen onaanvaardbaar te achten gevaar voor de rechtsorde met zich brengt (b.v. geplande aanhouding).


2.3. De surveillancehond wordt, tenzij er sprake is van levensbedreigende omstandigheden, niet gebruikt op:

  1. a) personen die zichtbaar jonger zijn dan 12 of ouder dan 65 jaar zijn;
  2. b) personen voor wie de inzet van de politiesurveillancehond als gevolg van een voor de ambtenaar zichtbare ernstige gezondheidsstoornis onevenredig schadelijk kan zijn;
  3. c) vrouwen die zichtbaar zwanger zijn.


3.1 De AOE-hond mag alleen worden ingezet binnen de taken van een AOE. Inzetcriteria met betrekking tot de inzet van een AOE zijn genoemd in artikel 8, 1e lid, BBRP. De AOE hond maakt deel uit van de aan een AOE toegekende uitrusting zoals Glock, MP5, peperspray, pyrotechnische middelen, Taser, Shotgun (less Lethal wapens) genoemd in de uitrustingsregeling AOE.

3.2. De AOE-hond zal niet worden ingezet in het kader van de openbare orde.

3.3. De AOE-hond wordt, tenzij er sprake is van levenbedreigende omstandigheden, niet gebruikt op:

  1. a) personen die zichtbaar jonger zijn dan 12 of ouder dan 65 jaar zijn;
  2. b) personen voor wie de inzet van de AOE-hond als gevolg van een voor de ambtenaar zichtbare ernstige gezondheidsstoornis onevenredig schadelijk kan zijn;
  3. c) vrouwen die zichtbaar zwanger zijn.



[1] Zembla, ‘Bijten als beloning’, seizoen 16 aflevering 23, 19 november 2020. https://www.npostart.nl/zembla/19-11-2020/BV_101401006

[2] Politie, ‘Inzet hond gebeurt volgens duidelijke richtlijnen’, 19 november 2020. https://www.politie.nl/nieuws/2020/november/19/00-inzet-hond-gebeurt-volgens-duidelijke-richtlijnen.html

[3] Zie in dit verband de artikelen 23 en 24 van het Besluit bewapening en uitrusting politie en artikel 6 Regeling politiehonden.

[4]https://www.internetconsultatie.nl/ambtsinstructie/document/3601

[5] Voluit: ontwerpbesluit houdende wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, het Besluit bewapening en uitrusting politie en het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie in verband met de wijziging en invoering van voorschriften omtrent het gebruik van geweldmiddelen en vrijheidsbeperkende middelen.

[6] Kamerstuk 34641, nr. 9.

[7] Idem tijdstempel 4m48s: “Ik vermoed het sterk dat dat meer is, ik weet echt ook wel dat er hondengeleiders zijn die ook tegen mij hebben gezegd: “nou mijn hond heeft het afgelopen jaar wel tussen de 5 en de 10 keer gebeten.”

[8]Kamerstukken II 2019/20, 29 628, 965.

[9] Onder aanwenden van geweld wordt verstaan: het gebruiken van geweld, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van een geweldmiddel. In verband met de melding op grond van artikel 17 valt het ter hand nemen van het vuurwapen eveneens onder het aanwenden van geweld tenzij het vuurwapen standaard in de hand of over de schouder wordt gedragen.

[10] De hovj toetst of de geweldsaanwending op basis van artikel 17, derde lid, moet worden geregistreerd. Dat is het geval indien:

  1. het aanwenden van geweld de dood dan wel lichamelijk letsel van meer dan geringe betekenis heeft veroorzaakt;
  2. gebruik is gemaakt van een vuurwapen, of
  3. het aanwenden van geweld naar het oordeel van de hulpofficier van justitie daartoe aanleiding geeft.

De door de hovj geregistreerde geweldsaanwendingen worden door de politiechef beoordeeld. Als registratie niet noodzakelijk is, dan maakt de hovj een geweldsmutatie op van de geweldsaanwending.

Indiener(s)