Antwoord op vragen van het lid Pia Dijkstra over het niet willen toelichten van de voorgenomen blokkade van de benoeming van een capabele jurist tot de regionale toetsingscommissie euthanasie (RTE).

AH 1193

2020Z23465

Antwoord van minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) en van minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 18 december 2020)

Vraag 1
Bent u bekend met het bericht ‘Grapperhaus: kan niet zeggen waarom ik lid euthanasiecommissie blokkeerde’? 1)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2
Kunt u toelichten hoeveel benoemingen voor de RTE er zijn gedaan sinds de inwerkingtreding van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: de euthanasiewet)? Hoe vaak is het voorgekomen dat iemand niet is benoemd ondanks een voordracht van de zogeheten sollicitatie adviescommissie?

Antwoord 2

Vanaf de inwerkingtreding van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: Wtl) op 1 april 2002 tot en met 2020 zijn 124 personen benoemd. In de database van de officiële bekendmakingen zijn alle in de Staatscourant gepubliceerde benoemingsbesluiten over de jaren 2002 tot en met 2020 opgezocht die betrekking hebben op de benoeming als lid of plaatsvervangend lid van de regionale toetsingscommissies euthanasie. Herbenoemingen, of benoemingen van al benoemde leden in een andere regionale toetsingscommissie, zijn niet meegeteld.

Niet-benoemingen worden vanzelfsprekend niet vermeld in de Staatscourant. Voor zover we hebben kunnen nagaan, is het in ieder geval een keer eerder voorgekomen dat een door de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE) voorgedragen kandidaat-lid niet is benoemd. Dit was in juli 2007. Tijdens onze ambtsperiodes is dit niet eerder voorgekomen.

Vraag 3
Klopt het dat de sollicitatie adviescommissies, welke een voordracht doen alvorens de ministers van Justitie en Veiligheid (J&V) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) benoemen, bestaat uit huidige leden van de RTE?

Antwoord 3

Dat klopt. In de sollicitatiecommissie zaten huidige leden van de RTE, een secretaris en de waarnemend algemeen secretaris van de RTE. Hierbij zij opgemerkt dat deze bevoegdheid sinds september 2020 niet langer bij de minister van VWS, maar bij de minister voor Medische Zorg en Sport is belegd.

Vraag 4
Deelt u de mening dat de sollicitatie adviescommissies, na een intensieve sollicitatieprocedure, uitstekend kunnen beoordelen of iemand in staat zou zijn om een gedegen lid van de RTE te zijn?

Antwoord 4

Het is aan de sollicitatiecommissies van de RTE om kandidaten te selecteren, aan de RTE om vervolgens kandidaten voor te dragen, en aan de minister van Justitie en Veiligheid en de minister voor Medische Zorg en Sport om vervolgens gezamenlijk te beslissen over benoeming.

Het is niet aan de minister van Justitie en Veiligheid en aan de minister voor Medische Zorg en Sport om een oordeel uit te spreken over (beslissingen van) de sollicitatiecommissies.

Vraag 5
Zijn de profielschetsen voor de diverse leden van de RTE (zijnde jurist, ethicus en medicus) zoals deze opgesteld waren ten tijde van de behandeling van de euthanasiewet 2) ongewijzigd gebleven? Zo nee, kunt u precies aangeven op welke punten de profielschets is aangepast, voor specifieke leden of voor leden in het algemeen?

Antwoord 5

In 1998 zijn de profielschetsen[1] aan uw Kamer gestuurd voor de pre-Wtl-toetsingscommissies en bij de totstandkoming van de Wtl is in de nota naar aanleiding van het verslag in 2000 bevestigd dat die nog steeds adequaat zijn.[2]

In de afgelopen drie jaren zijn de profielschetsen voor de diverse leden van de RTE niet aangepast. De beschrijving van de organisatie en de ontwikkelingen binnen de organisatie (bijlagen bij de profielschetsen) zijn wel aangepast zodat de beschrijvingen actueel zijn.

Vraag 6
Dient de sollicitatie adviescommissie anoniem te zijn in haar voordracht?

Antwoord 6

Wij veronderstellen dat bedoeld is unaniem. Een dergelijke (wettelijke) eis bestaat niet.

Vraag 7
Klopt het dat de vacatures voor leden van de RTE in beginsel openbaar zijn en was dat ook voor de vacatures voor leden die per 1 december 2020 benoemd zouden moeten zijn? Op welke datum werden de vacatures voor deze posities openbaar gemaakt dan wel opengesteld? En op welke datum sloot de sollicitatieprocedure?

Antwoord 7
De vacatures voor leden van de RTE zijn in beginsel openbaar en dit was ook het geval voor de vacatures voor leden die per 1 december 2020 benoemd zouden worden. Op 18 juli 2020 werd een advertentie geplaatst in landelijke kranten waarin personen die voldoen aan de profielschets werden uitgenodigd te solliciteren. Op 9 augustus 2020 sloot de reactietermijn.

Vraag 8
Op welke momenten heeft er, ambtelijk of bestuurlijk, overleg plaatsgevonden met het ministerie van VWS over de vacatures voor leden of de kandidaten voor deze vacatures die per 1 december 2020 benoemd zouden moeten zijn? Kunt u hierbij een tijdlijn geven van ieder contactmoment, ambtelijk of bestuurlijk, vanaf het eerste contactmoment hierover tot aan 1 december 2020?

Antwoord 8

In het proces dat heeft geleid tot de benoeming van de RTE-leden per 1 december 2020, zijn er in ieder geval de volgende voor het benoemingsproces relevante contacten geweest:

  • 21 augustus 2020 – waarnemend algemeen secretaris RTE deelt lijst met kandidaat-leden met ambtelijk VWS en JenV;
  • 7 september 2020 – ambtelijk JenV deelt bevindingen m.b.t. lijst met kandidaat-leden met algemeen secretaris RTE en ambtelijk VWS;
  • 8 september 2020 – ambtelijk VWS deelt bevindingen met de selectiecommissie en het wervingsbureau RTE;
  • 30 september 2020 - ambtelijk VWS informeert ambtelijk JenV over de voorgedragen kandidaten;
  • 26 oktober 2020 - ambtelijk VWS deelt de door de Minister voor Medische Zorg en Sport geaccordeerde concept-benoemingsbesluiten met ambtelijk JenV;
  • 20 november 2020 – ambtelijk JenV informeert ambtelijk VWS over de stand van zaken nadat ambtelijk JenV op 11 november een advies aan MinJenV heeft voorbereid;
  • 23 november 2020 – ambtelijk JenV informeert ambtelijk VWS telefonisch over reactie MinJenV op ambtelijk JenV-advies;
  • 24 november 2020 - ambtelijk VWS informeert ambtelijk JenV dat de coördinerend voorzitter van de RTE daags daarvoor door ambtelijk VWS is geïnformeerd over het voornemen om de kandidaat niet te benoemen;
  • 26 november 2020 – bij besluit van de Minister voor Medische Zorg en Sport en de Minister van Justitie en Veiligheid worden 10 kandidaat-leden voor de RTE benoemd;
  • 30 november 2020 – ambtelijk VWS informeert ambtelijk JenV dat de minister van VWS achter de beslissing staat om een kandidaat niet te benoemen en dat een gezamenlijke woordvoeringslijn zal worden voorbereid.

Rondom deze stappen is er vanzelfsprekend contact geweest tussen de beide betrokken ministeries.

Zoals bekend, is een van de voorgedragen kandidaten niet benoemd. De RTE en deze kandidaat zijn over deze beslissing en de motivering daarvan vertrouwelijk geïnformeerd.

Vraag 9
Is er op enig moment voorafgaand aan de voordracht voor de posities welke per 1 december benoemd zouden worden contact geweest tussen het ministerie van J&V enerzijds en de RTE of sollicitanten anderzijds, over de (on)wenselijkheid van de sollicitatie door bepaalde personen? Zo ja, wanneer en bent u bereid de inhoud hiervan met de Kamer te delen?

Antwoord 9

Over de voorbereiding en motivering van beslissingen ten aanzien van voorgedragen kandidaat-leden worden, zoals gebruikelijk, in het belang van de bescherming van de privacy van de betrokkenen bij benoemingsprocedures geen inhoudelijke mededelingen gedaan. Voor een uiteenzetting van de processtappen, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8.

In het algemeen geldt dat over de selectie van potentiele kandidaten voor de RTE contact plaatsvindt tussen de RTE en ambtelijk VWS en via ambtelijk VWS met ambtelijk JenV. Indien beide ministers instemmen met de door de RTE voorgedragen kandidaat, wordt het benoemingsbesluit door beide ministers ondertekend en gepubliceerd in de Staatscourant.

Omdat de benoemingsbevoegdheid van artikel 4 Wtl een gezamenlijke bevoegdheid betreft van de minister van Justitie en Veiligheid en de minister voor Medische Zorg en Sport, is er in de regel ook rond deze stappen in de procedure contact tussen de beide ministeries.

Vraag 10
Op welke datum vond de voordracht van de kandidaten voor de vacatures voor leden die per 1 december 2020 benoemd zouden moeten zijn plaats?

Antwoord 10

Op 30 september 2020 heeft ambtelijk VWS ambtelijk JenV geïnformeerd over de voorgedragen kandidaten.

  1. Klopt het dat er enkel sprake kan zijn van een formele benoeming van een nieuw lid van de RTE, wanneer zowel u als de minister van VWS over willen gaan tot benoeming?

Antwoord 11

Ja, conform artikel 4, eerste lid, van de Wtl betreft het een gezamenlijke bevoegdheid. Hierbij zij volledigheidshalve opgemerkt dat deze bevoegdheid niet bij de minister van VWS, maar bij de minister voor Medische Zorg en Sport is belegd.

Vraag 12
Herinnert u zich uw woorden tijdens het mondelinge vragenuur van 1 december 2020 dat er sprake is van een “gezamenlijke beslissing” om één kandidaat niet te willen benoemen?

Antwoord 12

Ja.

Vraag 13
Klopt het dat de minister van VWS dus ook niet akkoord was met de benoeming van deze kandidaat en deze minister dus ook de benoeming ‘geblokkeerd’ heeft? Of was er sprake van een oorspronkelijk akkoord vanuit de minister van VWS op deze benoeming en was alleen u tegen de benoeming met als gevolg dat deze kandidaat niet benoemd kon worden?

Antwoord 13

Het is als gezegd een gezamenlijke beslissing geweest. Ambtelijk VWS heeft een door de minister voor Medische Zorg en Sport geaccordeerd concept-benoemingsbesluit voorgelegd aan het ministerie van Justitie en Veiligheid waarop de naam van deze kandidaat vermeld was. Daarop zijn vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid bedenkingen bij de benoeming van de kandidaat kenbaar gemaakt aan het ministerie van VWS. Hierna is door de minister van Medische Zorg en Sport akkoord gegeven op de niet-benoeming. Vervolgens is gezamenlijk besloten om niet tot benoeming over te gaan.

Vraag 14
Is er op enig moment direct contact geweest, ambtelijk of bestuurlijk, vanuit uw ministerie met de betreffende kandidaat? Zo ja, op welke momenten en wat is hierbij besproken?

Antwoord 14

Voorafgaand aan de beslissing om niet te benoemen is dat contact er niet geweest. Wel heeft de minister van Justitie en Veiligheid de desbetreffende kandidaat geïnformeerd over de beweegredenen die ten grondslag liggen aan onze beslissing de kandidaat niet te benoemen.

Vraag 15
Wanneer heeft u besloten niet over te willen gaan tot het benoemen van deze kandidaat?

Vraag 16
Wanneer heeft u over dit voorgenomen besluit contact gehad met de minister van VWS?

Vraag 17
Wanneer heeft u de coördinerend voorzitter van de RTE van uw voorgenomen besluit op de hoogte gesteld en welke redenen heeft u hierbij gegeven?

Antwoord 15, 16 en 17

De beslissing om niet te benoemen is een gezamenlijke beslissing geweest. Deze is op 8 december jongstleden door ons schriftelijk aan de coördinerend voorzitter van de RTE bericht en toegelicht. Over het voornemen van benoeming af te zien is voordien ook al informeel contact geweest tussen het ministerie van VWS en de coördinerend voorzitter. Ook heeft de minister van Justitie en Veiligheid op 9 december jl. de beweegredenen mondeling aan de coördinerend voorzitter van de RTE toegelicht, nadat wij hem daar op 8 december per brief over hadden bericht.

Vraag 18
Staat u achter de woorden van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die tijdens de begrotingsbehandeling Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zei: “dat checks-and-balances ook bij benoemingen door de regering van groot belang zijn. Die balans is er nu ook, want uiteindelijk moet en zal de regering altijd aan uw Kamer verantwoording afleggen over de wijze waarop zij haar benoemingsbevoegdheid uitoefent. In die zin is er dus ultimo altijd sprake van die parlementaire controle"? 3) Zo ja, op welke wijze vindt u dat er hier sprake is van checks-and-balances en parlementaire controle?

Antwoord 18

Wij onderschrijven deze woorden van de staatssecretaris van BZK. Het belang van openbare democratische verantwoording is afgewogen tegen het belang van bescherming van de privacy van betrokkenen bij benoemingsbeslissingen. In die afweging is ervoor gekozen om, zoals gebruikelijk bij benoemingsbeslissingen, niet op een individuele casus in te gaan. Wel leggen wij vanzelfsprekend verantwoording af aan uw Kamer over de manier waarop in algemene zin invulling wordt gegeven aan de bevoegdheid uit artikel 4, eerste lid, van de Wtl. Dat heeft de minister van Justitie en Veiligheid op dinsdag 1 december jl. mondeling gedaan tijdens het wekelijks vragenuur en dat doen wij ook door middel van de beantwoording van de schriftelijke vragen van uw Kamer.

Vraag 19
Kunt u, op basis van artikel 68 van de Grondwet, alle stukken samenhangend met de sollicitatie van de kandidaat in kwestie aan de Kamer sturen?

Antwoord 19

Wij vinden het in het belang van de bescherming van de privacy van de betrokkenen bij benoemingsprocedures onwenselijk om over de voorbereiding en motivering van beslissingen ten aanzien van voorgedragen kandidaat-leden inhoudelijk mededelingen te doen.

Overigens merk ik op dat om dezelfde reden twee verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur naar (niet-)benoemingen in de RTE zijn afgewezen.

Vraag 20
Bent u bereid om geen onomkeerbare stappen te ondernemen aangaande de benoeming dan wel de niet benoeming van deze kandidaat totdat deze vragen beantwoord zijn en hierover met de Kamer van gedachten is gewisseld?

Antwoord 20

De beslissing om de kandidaat niet op deze vacature te benoemen is genomen. Daarvan is de coördinerend voorzitter van de RTE schriftelijk en mondeling gemotiveerd op de hoogte gesteld.

Vraag 21
Kunt u deze vragen apart en uiterlijk maandag 7 december 2020 beantwoorden?

Antwoord 21

De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.

1) https://nos.nl/artikel/2358875-grapperhaus-kan-niet-zeggen-waarom-ik-lid-euthanasiecommissie-blokkeerde.html

2) Kamerstuk 23 877, nr. 16.

3) Handelingen II, vergaderjaar 2019-2020, nr. 18, item 4.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Tellegen en Van Wijngaarden (beiden VVD), ingezonden 2 december 2020 (vraagnummer 2020Z23463).

[1] Kamerstuk 23 877, nr. 27.

[2] Kamerstuk 26 691, nr. 6, p. 101.