Antwoord op vragen van het lid Van Raak over de vergoedingen van leden van adviescommissies

AH 1142

2020Z23146

Antwoord van staatssecretaris Knops (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 17 december 2020)

Vraag 1:

Waarom is niet voldaan aan de toezegging in oktober 2005 dat alle vergoedingen van leden van adviescommissies openbaar worden gemaakt? 1)

Antwoord op vraag 1:

Ik heb geen bevoegdheden ten aanzien van individuele vergoedingen, slechts ten aanzien van de kaderstelling middels de Kaderwet adviescolleges en de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. Het is aan de vakministers de bedragen voor hun adviesorganen te publiceren in de Staatscourant conform artikel 2, vijfde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) publiceerde het kabinet tot de publicatie over het jaar 2016 de hoogte van vergoedingen van leden van adviescolleges die onder het bereik van de Kaderwet adviescolleges vallen. In de JBR over 2016 is de Kamer geïnformeerd dat die gegevens voortaan niet meer centraal gepubliceerd zullen worden. De motivering daarin was de volgende: “In de afgelopen jaren is gebleken dat slechts in een beperkt aantal gevallen leden actief waren in meerdere adviesraden en daarvoor vergoedingen hebben ontvangen. Er zijn verder geen signalen bekend van leden die de anticumulatienorm overschreden hebben. Daarom stopt het kabinet met het publiceren van een cumulatief overzicht van de vergoedingen van deze leden.

Vraag 2:

Welke adviescommissies zijn door de rijksoverheid vanaf oktober 2005 ingesteld en wat waren de vergoedingen die de leden hebben gekregen? In welke gevallen zijn de normen voor de vergoedingen van de leden van adviescommissies niet gehandhaafd? In welke gevallen zijn de normen niet gehandhaafd indien leden van verscheidene commissies lid waren en de anticumulatiebepaling op hen van toepassing was? Kan de beantwoording mede aan de hand van concrete bedragen worden gegeven?

Vraag 3:

Wat waren de totale kosten van alle adviesorganen en andere vergelijkbare commissies, functies en functionarissen, inclusief de ‘tijdelijke’ adviesorganen onder welke naam zij ook functioneren of hebben gefunctioneerd, zoals ‘taskforces’, ‘aanjaagteams’, ‘klankbordgroepen’, ‘rondetafels’, ‘kwartiermakers’, ‘procesregisseurs’, ‘(nationaal) coördinatoren’, ‘interbestuurlijke diensten’, ‘ambassadeurs’, in de huidige kabinetsperiode? 

Antwoord op vragen 2 en 3:

Ik beschik niet over de gevraagde informatie. De toepassing van de bestaande wettelijke kaders voor adviescolleges en commissies, waaronder de verplichte publicatie van de vergoedingsbesluiten in de Staatscourant, ligt geheel bij de vakministers. De beantwoording van deze vragen zou het verzamelen van een grote hoeveelheid gegevens vereisen die bij de afzonderlijke vakministers berusten en die niet met een redelijke inspanning op een praktische manier kunnen worden ontsloten. Dit komt bij vraag 2 door de tijdspanne van vijftien jaar en bij vraag 3 door de breedte en diversiteit van organisatievormen, die deels ook geen vastgestelde definitie kennen. Voor de genoemde organen - behalve de adviescolleges en commissie ook de ‘taskforces’, ‘aanjaagteams’, ‘klankbordgroepen’, ‘rondetafels’, ‘kwartiermakers’, ‘procesregisseurs’, ‘(nationaal) coördinatoren’, ‘interbestuurlijke diensten’ en ‘ambassadeurs’ - bestaat geen heldere definitie of een wettelijk kader.

1) https://www.nu.nl/economie/617996/beloning-leden-adviescommissies-openbaar.html

Indiener(s)