Antwoord op vragen van de leden Westerveld en Van den Berge over het bericht 'Ernstige zorgen over het verdwijnen van ‘de Zeeuwse IC op het gebied van jeugdzorg’'

 

AH 1080

2020Z23667

 

Antwoord van minister Dekker (Rechtsbescherming) en van staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 11 december 200)

 

 

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel 'Ernstige zorgen over het verdwijnen van ‘de Zeeuwse IC op het gebied van jeugdzorg’'? 1)

 

Antwoord vraag 1

Ja

 

Vraag 2

Bent u op de hoogte van het besluit om de enige regionale Gecertificeerde Instelling (GI) in Zeeland, Intervence, per 1 januari 2021 te sluiten? Zo ja, weet u waarom er besloten is om deze GI al binnen een maand te sluiten? Waarom deze spoed? Kan Zeeland zonder een regionale GI?

 

Vraag 3

Was u als systeemverantwoordelijke bekend met de slechte financiële situatie bij Intervence? Was er nog een mogelijkheid om de instelling te redden?

 

Vraag 5

Hoeveel kinderen uit hoeveel gezinnen hebben te maken met deze GI? Hoe wordt geregeld dat de zorg voor deze kinderen en gezinnen binnen een maand overgedragen kan worden aan drie andere instellingen? Is het voor deze kinderen en gezinnen al duidelijk waar ze heen gaan? Kunt u garanderen dat er voor iedereen een plek is en dat de kwaliteit van de zorg hetzelfde blijft?

 

Antwoord op vraag 2, 3 en 5

Zoals uiteengezet in onze brief van 3 december jl. verkeert Intervence al meerdere jaren in een moeilijke situatie[1]. De financiële positie is precair en er is sprake van personele problemen (hoog verloop en verzuim). Naar het zich laat aanzien is het verloop in 2020 gedaald van ruim 30% naar ruim 10% en is het ziekteverzuim toegenomen tot meer dan 11%. Het hoge verzuim en verloop hebben negatieve consequenties op de kwaliteit en de continuïteit van de uitvoering. Hierdoor moeten bijvoorbeeld kinderen tussen jeugdbeschermers worden overgedragen indien er sprake is van langdurig verzuim of verloop. De gemeenten zijn daarom ruim voor de zomer van dit jaar een intensief traject gestart met Intervence om verschillende scenario’s uit te werken voor een duurzame inrichting van de jeugdbescherming en jeugdreclassering in Zeeland. Bij het uitwerken van deze scenario’s is ondersteuning geboden door het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ). Vanuit het Rijk hebben we dit traject intensief gevolgd.

 

Verantwoordelijkheid gemeenten

De gemeenten hebben een wettelijke jeugdhulpplicht. Zij zijn daarmee verantwoordelijk voor een passend aanbod van jeugdbescherming en -reclassering in hun regio. De gemeenten hebben 3 verschillende scenario’s afgewogen om te komen tot een voorgenomen besluit: 1. Zelfstandig voortbestaan Intervence, 2. Intervence wordt onderdeel van een andere gecertificeerde instelling (GI) en 3. Jeugdbescherming en -reclassering onderbrengen bij drie andere GI’s. Ze hebben gekozen voor het scenario waarbij de drie gecertificeerde instellingen - die naast Intervence al in Zeeland actief zijn - verantwoordelijk worden voor de uitvoering van de jeugdbescherming en – reclassering in Zeeland en de relatie met Intervence te beëindigen.

 

Continuïteit van zorg na 1 januari

De voorgenomen keuze van gemeenten betekent niet dat de zorg vanuit Intervence per 1 januari stopt of dat vóór die datum alle cliënten moeten worden overgedragen. Dat beeld is niet juist. De gemeenten gaan ervanuit dat een ruime periode in 2021 nodig is (minimaal zes maanden) om cliënten op zorgvuldige wijze bij een andere GI onder te brengen. Totdat de laatste kinderen zijn overgedragen, zal Intervence de zorg voortzetten en zullen de gemeenten zorgen voor een adequate financiering om dat op zorgvuldige wijze mogelijk te maken.

 

Het voorgenomen besluit van gemeenten is ingrijpend voor de kinderen en hun naasten, de medewerkers van Intervence en alle betrokken partijen in Zeeland. Zij mogen hier niet de dupe van worden. Het gaat hier om de meest kwetsbare kinderen binnen de jeugdzorg. Daarom is het van belang dat dit besluit en de uitvoering van dit besluit met grote zorgvuldigheid gebeurt waarbij de continuïteit en kwaliteit van zorg gewaarborgd moet zijn. Dit betekent onder meer dat er maximaal op ingezet wordt om de huidige medewerkers van Intervence te laten overgaan naar de drie GI’s zodat hun trajecten met cliënten kunnen doorlopen.

 

Stappen die nog gezet moeten worden – transitieplan

Er moet nog een aantal belangrijke stappen worden gezet voordat het voorgenomen besluit van de gemeenten in Zeeland kan worden omgezet in een definitief besluit en uiteindelijk zorgvuldig ten uitvoer kan worden gebracht. Om tot een zorgvuldig besluit te komen, is door ons en de gemeenten aan de Jeugdautoriteit (JA) en Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de inspecties) gevraagd om een advies respectievelijk oordeel te geven over de vraag of het door de gemeenten gekozen scenario een verantwoord en duurzaam scenario is met name bezien vanuit het belang van de continuïteit en kwaliteit van de zorg. Ook is gevraagd aan welke voorwaarden moet worden voldaan om de continuïteit en kwaliteit van de zorg te borgen.

 

De JA en de inspecties hebben inmiddels aangegeven dat ze op basis van de beschikbare informatie nog geen advies/oordeel hierover kunnen geven en dat eerst een uitgewerkt integraal transitieplan beschikbaar moet komen. Integraal in de zin dat diverse perspectieven aan de orde moeten komen zoals: cliëntperspectief, medewerkersperspectief, kwaliteit, ketenpartners, governance, bedrijfsvoering/financiën. De JA en de inspecties hebben voorwaarden opgesteld waaraan het transitieplan moet voldoen. Ik zal u het advies en het oordeel van de JA en de inspecties toesturen.

 

Op 15 december beslissen de colleges van de 13 betrokken gemeenten over het voorgestelde scenario waarmee het mandaat wordt verkregen om het transitieplan uit te werken en goedkeuring voor de financiering van de jeugdreclassering en –bescherming in 2021. Gemeenten en alle betrokken GI’s zullen dit transitieplan opstellen. Hiertoe zijn de voorbereidingen gestart. De gemeenten geven aan dat dit zeker enige weken en mogelijk maanden in beslag kan nemen. Het is van belang dat dit plan zo snel mogelijk wordt afgerond zodat de gemeenten aan alle betrokkenen de gewenste helderheid bieden over een verantwoorde transitie.

 

Beoordeling transitieplan

Als het transitieplan gereed is, zullen de inspecties en de JA hun oordeel c.q. advies geven over het transitieplan met name vanuit het uitgangspunt van continuïteit en kwaliteit van zorg. Hierbij zullen wij erop toezien dat het definitieve transitieplan in lijn is met het advies/oordeel van de JA en de inspecties. Pas nadat dit plan definitief is vastgesteld kan worden overgegaan tot een zorgvuldige overdracht van de kinderen die door Intervence worden begeleid. Vooruitlopend hierop mogen er geen onomkeerbare stappen worden gezet. Ook tijdens de uitvoering van het transitieplan zullen de JA en de inspecties toezicht houden op een zorgvuldige uitvoering en ons daarover informeren.

 

In het bestuurlijk overleg dat we op 11 december 2020 met bestuurders van de vier GI’s en de betrokken wethouders over de ontstane situatie hebben gevoerd, hebben we de volgende afspraken gemaakt:

gemeenten en de GI Intervence hebben aangegeven dat zij op zeer korte termijn een overbruggingscontract voor in ieder geval het 1e half jaar van 2021 afsluiten;

er worden geen onomkeerbare beslissingen genomen totdat een transitieplan is goedgekeurd door de inspecties en de JA;

teneinde de continuïteit en kwaliteit van de zorg voor kinderen maximaal te waarborgen nemen de gemeenten en de GI’s maatregelen om het verloop van het personeel van Intervence te minimaliseren.

 

Als de continuïteit en kwaliteit van zorg volgens de JA en de inspecties niet geborgd is, zullen wij de gemeenten daarop aanspreken en zo nodig maatregelen treffen in het kader van het interbestuurlijk toezicht.

 

Vraag 4

Zijn er andere GI’s die dreigen om te vallen? Hoe voorkomt u dat eenzelfde situatie in andere regio’s dreigt te ontstaan?  

Antwoord op vraag 4

Wij hebben per 1 januari 2019 de Jeugdautoriteit opgericht om risico’s met betrekking tot de continuïteit van zorg voor jeugdigen te signaleren, te voorkomen en op te kunnen vangen. De JA doet breed onderzoek naar de financiële positie van jeugdhulpaanbieders en GI’s. In november jl. hebben wij u de uitkomsten van dit onderzoek doen toekomen[2]. De conclusie van het onderzoek is dat 3 van de onderzochte GI’s “extra aandacht” behoeven. Dit omdat de continuïteit van zorg (op onderdelen) binnen een jaar in gevaar zou kunnen komen. Voor de overige organisaties geldt dat er geen acute continuïteitsproblemen te verwachten zijn. Mede naar aanleiding van dit onderzoek is de JA naast haar betrokkenheid bij de GI Intervence, betrokken bij twee andere GI’s. Vanuit de JA is er periodiek contact met de bestuurders van de GI’s om de actuele situatie te bespreken en te adviseren welke acties er eventueel genomen moeten worden om de situatie te verbeteren. Zo nodig adviseert de JA ook aan ons over de te nemen stappen volgens de escalatieladder van het interbestuurlijk toezicht, zoals beschreven staat in onze brief van 15 januari van dit jaar.[3]

 

Daarnaast breidt de JA haar ‘early warning system’ steeds verder uit, zodat risico’s eerder gesignaleerd kunnen worden. Ook werken wij met gespecialiseerde aanbieders, gemeenten en de JA aan het convenant continuïteit jeugdhulp. Daarin zullen wij gezamenlijk aanvullende afspraken maken om de continuïteit van jeugdhulp te borgen. Verder zijn in het voorjaar 2019 verbeterplannen opgesteld, waarin ook afspraken zijn gemaakt over verbetering van de bedrijfsvoering en waar nodig verhoging van het tarief. Tot slot werken wij op dit moment aan het wetsvoorstel ‘Verbetering beschikbaarheid zorg voor de jeugd. Bij brieven van 20 maart jl.[4], 17 juni jl.[5] en 16 november jl.[6] hebben we u hierover uitgebreid geïnformeerd.

 

Vraag 6

Deelt u de mening dat het voor deze kinderen en gezinnen cruciaal is om één vaste gezinsmanager te hebben? Is bekend of kinderen en gezinsmanagers naar dezelfde plek meeverhuizen? Zo niet, wat kan daar nog aan gedaan worden? 

Vraag 8

Weet u of er voor al het jeugdzorgpersoneel van Intervence dat opnieuw moet solliciteren bij de drie aangestelde jeugdzorginstellingen plek is? Wat gaat u doen om te voorkomen dat jeugdzorgpersoneel hierdoor uit de sector verdwijnt, terwijl er al zo’n personeelstekort is? 

 

Antwoord op vraag 6 en 8

Ja, we delen uw mening dat het voor deze kinderen en gezinnen cruciaal is om één vaste gezinsmanager te hebben. Voor de kinderen is het van belang dat de bestaande hulpverleningsrelaties zoveel mogelijk in stand blijven en dat de kinderen in de nieuwe situatie zo veel mogelijk bij dezelfde jeugdbeschermer of -reclasseerder kunnen blijven. We vinden het belangrijk dat de jeugdbeschermers en –reclasseerders die het werk nu uitvoeren dit ook kunnen blijven doen. Dit hebben we ook besproken met de wethouders. Dit zal dan ook een belangrijk onderdeel zijn bij de beoordeling van het transitieplan door de JA en de inspecties.

De gemeenten hebben de wettelijke plicht om erop toe te zien dat overnemende partijen in overleg treden met bestaande partijen en dat zij zich daarbij zoveel als mogelijk inspannen voor het overnemen van personeel en het zoveel mogelijk voortzetten van bestaande hulpverleningsrelaties. De wethouders hebben aangegeven dat ze hierop gaan toezien.

 

Wij vinden het uiteraard ook belangrijk dat medewerkers voor de sector behouden blijven. Want de arbeidsmarktproblematiek en het hoge personeelsverloop in de jeugdsector zijn hardnekkig.

 

De GI’s zijn door de Zeeuwse gemeenten verzocht om met een plan van aanpak voor de overname van het personeel te komen, als onderdeel van het transitieplan. Uitgangspunt is dat de continuïteit van zorg zoveel als mogelijk geregeld wordt. Dat betekent dat gezinnen en gezinsmanagers zoveel als mogelijk gekoppeld blijven. Omdat de GI’s al in Zeeland gecontracteerd zijn, heeft het naar verwachting geen effect op verplaatsingen van kinderen of gezinsmanagers buiten Zeeland. De GI’s hebben aangegeven hier positief tegenover te staan en zijn hier mee aan de slag gegaan.

 

Vraag 7

Deelt u de mening dat wat hier gebeurt haaks staat op de aanbevelingen van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de daardoor opgelegde doorbraakaanpak, gezien de IGJ in diens voortgangsrapportage ‘Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd’ in oktober benadrukte dat het onacceptabel is dat kinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel geen vaste gezinsmanager hebben? Wat vindt u hiervan? 

 

Antwoord op vraag 7

De inspecties hebben aangegeven dat door de rechter uitgesproken maatregelen onmiddellijk moeten worden uitgevoerd en dat ze niet moeten hoeven wachten op een jeugdbeschermer en jeugdreclasseerder. Daarnaast hebben de inspecties aangegeven dat tijdig passende jeugdhulp ingezet moet worden die benodigd is bij de uitvoering van de maatregel. Uiteraard moeten kinderen niet alleen snel een jeugdbeschermer en jeugdreclasseerder krijgen maar ook daarna met zo min mogelijk wisselingen te maken krijgen.

De inspecties voeren op dit moment toezicht uit op de uitvoering van de doorbraakaanpak waaronder de regio Zeeland. De doorbraakaanpak moet onverminderd doorgaan om zorg te dragen dat kinderen blijvend kunnen rekenen op snelle bescherming en snelle jeugdhulp in gedwongen kader.

 

Vraag 9

Is dit niet het zoveelste voorbeeld waarbij kwetsbare kinderen en gezinnen de dupe worden van een keuze gebaseerd op geld in plaats van stabiele zorg, gezien de wethouder Jeugdzorg uit Sluis in het bericht stelt dat de drie organisaties die de zorg gaan overnemen die wél leveren voor het tarief dat is afgesproken en Intervence niet?

 

Antwoord op vraag 9

De GI Intervence kampt al jaren met een financieel precaire situatie en personele problemen (hoog verloop en verzuim). De gemeenten hebben de afgelopen jaren Intervence aanvullend gefinancierd met een instandhoudingsbijdrage omdat Intervence niet uitkwam met het tarief. Deze kwetsbare financiële positie brengt risico’s met zich mee voor de continuïteit en kwaliteit van de zorg. De andere GI’s in Zeeland hebben geen instandhoudingsbijdrage gekregen; zij waren in staat om jeugdbescherming en jeugdreclassering met het tarief uit te kunnen voeren. Intervence heeft aangegeven dat zij in haar huidige omvang te klein is om zelfstandig rendabel te kunnen opereren. Gemeenten hebben gekozen voor het scenario waarbij de drie GI’s – die nu al naast Intervence in Zeeland actief zijn, – verantwoordelijk worden voor de uitvoering van de jeugdbescherming en -reclassering in Zeeland en de relatie met Intervence te beëindigen

Tarieven dienen daarbij aan te sluiten bij de kostenopbouw van aanbieders. Deze wordt deels bepaald door de grootte van een aanbieder, maar voornamelijk door de soort en zwaarte van de zorg die de aanbieder biedt. Om de totstandkoming van reële tarieven te bevorderen, werken wij aan een wetsvoorstel ‘maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015’. Op basis van dat wetsvoorstel zal er een AMvB ‘reële prijzen Jeugdwet’ worden opgesteld. De AMvB reële prijs, welke we aan het voorbereiden zijn, moet gemeenten helpen om tot een reëel tarief te komen. De grondslag voor deze AMvB is onderdeel van voornoemd wetsvoorstel. De internetconsultatie voor dit wetsvoorstel is inmiddels gesloten en de reacties op de internetconsultatie zijn verwerkt. Het wetsvoorstel zal zo spoedig mogelijk voor advies aan de Raad van State worden voorgelegd.

 

Vraag 10

Bent u bereid om deze vragen met spoed te beantwoorden?

 

Antwoord op vraag 10

Ja

 

1) Omroep Zeeland, 1 december 2020,

 

 

 

[1]             1794986-215519-J

[2] Kamerstuk 31 839, nr. 750

[3] Kamerstuk 31 839, nr. 703

[4] Kamerstuk 31 839, nr. 723

[5] Kamerstuk 31 839, nr. 730

[6] Kamerstuk 31 839, nr. 751

 

Indiener(s)