Antwoord op vragen van de leden Van den Nieuwenhuijzen, Van Ojik en Bromet over het verzwakken van Europese standaarden voor landbouwgif onder Canadese druk via CETA

AH 1060

2020Z20640

Antwoord van minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 10 december 2020)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht 'Hoe Canada de Europese voedselveiligheid verwatert'?[1]

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Herinnert u zich uw uitspraak in de Kamer dat op basis van het vrijhandelsverdrag tussen de EU en Canada (CETA) niet aan het in de EU geldende voorzorgsprincipe ten aanzien van landbouwgif zou worden getornd?[2]

Antwoord

Ja, deze uitspraak herinner ik mij. CETA tast het voorzorgsprincipe, dat is verankerd in EU-recht, niet aan.[3]

Vraag 3
Klopt het dat de Europese Commissie inmiddels van standpunt is veranderd en voortaan per geval een risicobeoordeling wil toestaan, waarmee het voorzorgsprincipe de facto wordt losgelaten? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot uw eerdere afspraken?

Antwoord

Nee, het voorzorgsprincipe is niet losgelaten. De betreffende wetgeving (Verordening (EG) Nr. 396/2005 gelezen in samenhang met verordening (EG) 178/2002) schrijft voor dat een aanvraag van een importtolerantie behandeld wordt en dat daarbij een risicoanalyse plaatsvindt. Dit kan ook een aanvraag zijn voor een importtolerantie voor veilige residuniveaus van een stof die in Europa vanwege de stofeigenschappen niet is toegelaten. Deze mogelijkheid bestaat al sinds de verordening in 2005 werd afgekondigd. Bij het vaststellen van maximale residulimieten (waaronder importtoleranties) op grond van een EFSA-beoordeling, wordt conform artikel 6, lid 3 van Verordening (EG) 178/2002 het voorzorgsprincipe gehanteerd. Voor het vaststellen van MRL’s betekent dat in de praktijk dat, als de schadelijkheid van bepaalde residuniveaus niet met zekerheid is uit te sluiten, de MRL op het laagste niveau (detectielimiet) wordt gezet.

Vraag 4
Wat is uw reactie op de onthulling in een intern memo van EU-ambtenaren dat Nederland een omslag naar een volledig risico-gebaseerde benadering heeft gesteund? Zo ja, waarom is de Kamer hier niet over geïnformeerd?

Antwoord

Er is geen sprake van een “omslag naar een risicogebaseerde benadering”. Deze benadering is al sinds 2005 onderdeel van de wetgeving voor het vaststellen van maximale residulimieten. Nederland heeft zich wel verzet tegen het voorstel van de Commissie om aanvragen van importtoleranties te weigeren. Dit is namelijk strijdig met Verordening 396/2005 (zie ook het antwoord op vraag 3). Artikel 8, lid 1 van die verordening stelt namelijk, zonder uitzonderingen, dat de lidstaat die de aanvraag ontvangt, onverwijld een evaluatierapport moet opstellen. Het handelen in strijd met deze bepaling zou de betreffende lidstaten (waaronder Nederland) juridische problemen opleveren.

Vraag 5

Erkent u dat het hanteren van een risico-benadering in plaats van vast te houden aan het voorzorgsprincipe de gezondheid van EU-burgers op het spel zet? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Nee, die mening deel ik niet. Veel voedingsmiddelenwetgeving in Europa is risico-gebaseerd. Het voorzorgsprincipe is daar een onlosmakelijk onderdeel van: als er onzekerheden in de risicobeoordeling zijn, worden extra veiligheidsmaatregelen genomen. Het verbieden van stoffen vanwege die onzekerheid is daarbij één van de mogelijke maatregelen, maar zeker niet de enige. Ook andere voorzorgsmaatregelen zijn mogelijk, zoals het lager vaststellen van de MRL of het verbieden van bepaalde toepassingen. Waar het nu om gaat, is dat als het gebruik van stoffen met bepaalde carcinogene, mutagene en reprotoxische eigenschappen niet is goedgekeurd in de EU, de MRL standaard op detectieniveau (het laagst meetbare niveau) wordt vastgesteld; ook als residuen daarvan blijkens risicobeoordeling veilig zijn. Deze beperking geldt nu ook voor geïmporteerde producten, en veel derde landen (waaronder Canada) maken bezwaar tegen een dergelijk mogelijk verbod.

Vraag 6

Bent u nog steeds van mening dat Canada via de CETA-overlegcommissies geen druk kan zetten op de EU om standaarden ten aanzien van gezondheid, dierenwelzijn, milieu en natuur te verlagen? Zo ja, kunt u motiveren waarom?

Antwoord

Het staat Canada, net als de Europese Unie, vrij om standpunten naar voren te brengen tijdens bijeenkomsten van de CETA-Comités. Voorop staat dat het Gemengd Comité van beheer voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS-Comité) en andere comités onder CETA, juridisch noch praktisch de mogelijkheid hebben EU-wetgeving te wijzigen. De discussies die delegaties in het SPS-Comité of andere comités voeren, leiden dan ook niet tot een verlaging van standaarden. Zoals de Commissie ook heeft bevestigd in de verklaring die ze bij de vaststelling van het besluit tot ondertekening door de Raad heeft afgelegd[4], laat CETA het vermogen van de Europese Unie en haar lidstaten om hun grondbeginselen voor regelgevingsactiviteiten toe te passen, intact. Voor de Europese Unie omvatten die beginselen de beginselen die zijn vastgesteld in de EU-Verdragen, in het bijzonder het voorzorgsbeginsel zoals bedoeld in artikel 191, en weergegeven in artikel 168, lid 1, en artikel 169, leden 1, en 2, VWEU. CETA tast EU-standaarden ter bescherming van de gezondheid van mensen, dieren, planten en het milieu niet aan.

Als de EU de regelgeving al zou willen aanpassen, dan moeten de Raad en het Europees Parlement daarmee instemmen, zoals bij iedere wijziging van de EU-regelgeving. Ook geldt dat de ambtelijke delegaties van de EU handelen volgens bevoegdheden die hen zijn gegeven en die gaan over de technische uitvoering in het betrokken comité, zoals ook blijkt uit de gezamenlijke verslagen van het SPS-Comité. Het kabinet heeft geen aanwijzing dat dit niet het geval zou zijn.[5]

Vraag 7

Bent u bereid zich in te spannen om namens Nederland alle mogelijke stappen te zetten om gedane concessies aan Canada ten aanzien van de verlaging van landbouwgifnormen terug te draaien? Zo ja, kunt u de Kamer hier periodiek over informeren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zoals eerder uiteengezet zijn er geen concessies aan Canada gedaan. Waar geen concessies gedaan zijn, kunnen die ook niet teruggedraaid worden. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang in de wetgeving rond gewasbeschermingsmiddelen. Ook als er in de toekomst belangrijke ontwikkelingen in deze wetgeving zijn, zal de Kamer worden geïnformeerd. Op dit moment zijn er geen plannen de wetgeving rond maximale residulimieten aan te passen.

[1] Follow the Money, 4 november 2020, https://www.ftm.nl/artikelen/ceta-eu-voorzorgsbeginsel?share=nPgmGR7cNr5jae++i3awTMPITQ2w1AdF80CNjSGL6ApjRyreRs5qMA3slAcb&utm_medium=social&utm_campaign=sharebuttonleden&utm_source=twitter

[2] Handelingen, vergaderjaar 2019-2020, nr. 54 item 2

[3] Zie bijvoorbeeld artikel 23.3, lid 3 en artikel 24.8 waarin het voorzorgsbeginsel expliciet staat vermeld. Daarnaast bevestigen de EU, de lidstaten en Canada de beloften tot voorzorg ook in het Gezamenlijk uitleggingsinstrument dat bij de ondertekening van CETA is vastgesteld (zie punt 1, onder e)

[4] Deze verklaring maakt integraal onderdeel uit van de context waarin de Raad het besluit tot goedkeuring van de ondertekening door CETA namens de Unie heeft vastgesteld (zie de toelichting die voorafgaat aan de verklaringen en Advies 1/17, punt 220).

[5]http://trade.ec.europa.eu/doclib/press/index.cfm?id=1811

Indiener(s)