Antwoord op vragen van het lid Alkaya over het bericht dat Canada de Europese voedselveiligheid verwatert

AH 1059

2020Z21381

Antwoord van minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking), mede namens de minister voor Medische Zorg (ontvangen 10 december 2020)

Vraag 1

Wat is uw mening over het bericht dat Canada de Europese voedselveiligheid verwatert?[1]

Antwoord

Aan het opstellen van dit artikel is klaarblijkelijk veel onderzoek voorafgegaan. Ik trek echter op basis van het uiteengezette feitenrelaas niet dezelfde conclusie als de opsteller van het artikel en deel de conclusies van de auteur ervan niet. Zoals ook uit de beantwoording van de recente schriftelijke vragen van de leden Van den Nieuwenhuijzen, Van Ojik en Bromet blijkt, is van verwatering van de Europese voedselveiligheid geen sprake.

Vraag 2

Kunt u bevestigen dat het Europese beleid in 2018 is gewijzigd op het gebied van importtoleranties, waardoor de EU mogelijkheden heeft gecreëerd om landbouwproducten te importeren uit Canada die residuen bevatten van bestrijdingsmiddelen die in de EU verboden zijn? Kunt u dit toelichten?

Antwoord

Nee, dat kan ik niet bevestigen.

In derde landen kunnen andere landbouwproducten, andere teeltwijzen en andere klimaatomstandigheden een behoefte aan middelen opleveren die in de EU niet nodig zijn. Dit betekent dat er op producten uit die derde landen residuen aanwezig kunnen zijn die in de EU zelf niet zijn toegestaan. Op grond van de volksgezondheid is er geen bezwaar tegen dat hiervoor importtoleranties worden ingesteld, als zeker is dat de voorkomende residuen geen gevaar voor de volksgezondheid opleveren. Daarom staat Verordening (EG) Nr. 396/2005 deze importtoleranties onder bepaalde voorwaarden toe. Dit beleid bestaat al sinds 2005 en is sindsdien niet gewijzigd.

De discussie in EU-verband die in het artikel genoemd wordt, had geen betrekking op mogelijke versoepeling van dit beleid, maar juist over een aanscherping. De afgelopen jaren heeft in het Permanent Comité Voeding en Diervoeder, sectie pesticidenresiduen (PCVD pr) een discussie plaatsgevonden over de wijze waarop moet worden omgegaan met aanvragen voor importtoleranties van stoffen die in de EU vanwege de cut-off-criteria[2] of vanwege milieuaspecten zijn verboden. Ook hiervoor kunnen derde landen namelijk een importtolerantie aanvragen. Dit verschil tussen de EU en derde landen wordt in toenemende mate als rechtsongelijkheid gezien.

Eerder genoemde discussie over aanscherping was derhalve gebaseerd op in Europa spelende overwegingen, niet over mogelijke versoepeling vanwege vermeende Canadese druk. Deze discussie is overigens nog niet afgerond.

Vraag 3

Welke rol heeft de Canadese lobby gespeeld bij het nemen van deze beslissing?

Antwoord

Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, is er geen sprake van een ‘beslissing’.

Vraag 4

Deelt u de mening dat deze wijziging een bedreiging vormt voor de voedselveiligheid? Kunt u dit toelichten?

Antwoord

Van een bedreiging van de voedselveiligheid is geen sprake. De basis waarop maximale residulimieten, waaronder importtoleranties, worden vastgesteld is sinds 2005 ongewijzigd. Deze is risicogebaseerd. Waar twijfel is over de veiligheid wordt het voorzorgprincipe toegepast.

Vraag 5

Klopt het dat dit besluit is genomen met steun van Nederland? Zo ja, kunt u toelichten waarom Nederland dit besluit heeft gesteund? Met welk mandaat heeft het kabinet dit gedaan?

Vraag 6

Wanneer is de Kamer van dit besluit op de hoogte gesteld?

Antwoord

Zoals er in het antwoord op vraag 2 is aangegeven is er geen sprake van een ‘wijziging’.

Vraag 7
Staat u niet meer achter uw uitspraak tijdens het debat over het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Canada (CETA): “onze regelgeving staat vast. Dat is het belangrijkste. Die staat niet onder druk. Canada probeert het misschien, maar de EU en de Commissie zijn gewoon niet gewijzigd”? [3]

Antwoord

Ik sta achter mijn uitspraak. De betreffende Europese regelgeving staat hier niet onder druk.

Vraag 8
Hoe kunt u nog steeds zeggen dat CETA de EU-standaarden niet aantast[4], terwijl Eurocommissaris Malmström aan Canada heeft gemeld dat "de EU concessies zal doen op het vlak van bestrijdingsmiddelen en de toepassing van het voorzorgsprincipe”?

Antwoord

Dat “de EU concessies zal doen (…)” staat weliswaar in het artikel, maar betreft geen citaat van voormalig Commissaris Malmström, maar een onjuiste interpretatie van de opsteller van het artikel, gebaseerd op twee aangehaalde uitspraken van de voormalig Commissaris. De mededeling van Malmström dat ‘Importtoleranties kunnen worden aangevraagd [..], ook voor stoffen die onder de hazard-based cut-off criteria [..] vallen’ en ‘‘Het verstrekken van een importtolerantie [..] zal worden overwogen op basis van een risicobeoordeling’ zijn geen concessies aan de gesprekspartners, maar een adequate weergave van de wettelijke mogelijkheden uit Verordening (EG) nr. 396/2005.

Vraag 9
Zijn er nog meer standaarden verzwakt als gevolg van de besprekingen met Canada in het kader van CETA? Bent u bereid om de Kamer verder te informeren over de invloed van CETA op de voedselveiligheidstandaarden in de EU?

Antwoord

Zoals uit het antwoord op vraag 2 blijkt, is er geen standaard verzwakt. CETA heeft geen invloed op de voedselveiligheidsstandaarden in de EU. Voedselveiligheidsstandaarden in de EU worden geregeld in de daarvoor relevante EU-wetgeving.

Als er EU-wijzigingsvoorstellen worden ingediend die betrekking hebben op voedselveiligheidsstandaarden, dan wordt uw Kamer daar op de gebruikelijke manieren, bijvoorbeeld door middel van BNC-fiches, over geïnformeerd.

[1] Follow the Money, 4 november 2020, "Hoe Canada de Europese voedselveiligheid verwatert", https://www.ftm.nl/artikelen/ceta-eu-voorzorgsbeginsel

[2] Cut-off-criteria zijn stofeigenschappen die reden om een stof zonder verdere risicobeoordeling af te wijzen: stoffen met carcinogene, mutagene, reprotoxische, hormoonverstorende, persistente of bioaccumulerende eigenschappen.

[3] Handelingen II, vergaderjaar 2019-2020, nr. 54-2

[4] Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018-2019, nr. 1749

Indiener(s)