Antwoord op vragen van de leden Westerveld en Van Nispen over onderzoeken die uitwijzen dat koppen in de sport leidt tot hersenschade

AH 788

2020Z19613

Antwoord van minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 13 november 2020)

Vraag 1
Bent u bekend met het artikel 'Hersenschade is er, maar ‘s werelds grootste sportbonden kijken weg'? 1)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2
Wat vindt u ervan dat meerdere wetenschappers tegenwerking ervaren van grote sportbonden zoals de wereldvoetbalbond FIFA, de Amerikaanse Hockey League (NHL) en de National Football League (NFL) bij het doen van onderzoek naar hersenschade?

Antwoord 2

Ik vind dat wetenschappelijk onderzoek altijd onafhankelijk moet plaatsvinden.

Vraag 3
Deelt u de mening dat wetenschappers altijd in staat gesteld moeten worden om kritisch onderzoek te doen zonder beïnvloeding van direct belanghebbenden? Zo ja, hoe beoordeelt u het dat grote sportbonden onderzoeken naar hersenschade ontkennen, negeren en zelfs frustreren? Wat vindt u ervan dat grote sportbonden sinds 2001 bijeenkomsten van een groep wetenschappers die aanbevelingen moeten doen voor verbetering van veiligheid en gezondheid van sporters die een hersenblessure oplopen, betalen? Was u hier eerder mee bekend?

Antwoord 3

Iedere wetenschapper zou onafhankelijk onderzoek moeten kunnen doen zonder enige vorm van beïnvloeding, dus ook op dit onderwerp. Dat grote sportbonden ongewenste onderzoeken zouden negeren betekent niet automatisch dat de betreffende onderzoekers beïnvloed worden. Wanneer de onderzoeken ontkend en/of gefrustreerd worden is dat zeer onwenselijk omdat daarmee kennisontwikkeling op dit belangrijke terrein in gevaar komt.

Ik juich toe dat sportbonden middelen ter beschikking stellen voor onderzoek naar veiligheid en gezondheid van sporters, zolang de wetenschappelijke onafhankelijkheid in deze relatie gewaarborgd is. Dat de genoemde grote sportbonden sinds 2001 vierjaarlijks congressen organiseren over hersenletsel in sport is in openheid gecommuniceerd.

Vraag 4
Deelt u de mening dat veiligheid en plezier in het sporten altijd voorop moeten staan en er bij kinderen geen risico’s genomen mogen worden met mogelijk verregaande consequenties?

Antwoord 4

Uiteraard vind ik dat kinderen met plezier en veilig moeten kunnen sporten. Maatregelen om risico’s met verregaande consequenties te beperken horen daar bij.

Vraag 5
Staat u nog achter de woorden “De verschillende onderzoeken naar koppen laten nu nog ruimte voor interpretatie. De onderzoeken geven nog geen eenduidige opvatting of koppen al dan niet schadelijk is voor de gezondheid”? 2)

Vraag 6
Hoe staat u nu tegenover uw conclusie “Op basis van de huidige wetenschappelijke kennis is geen eenduidig bewijs voor schade als gevolg van koppen”? 3) Kan het zijn dat deze conclusie mogelijk is getrokken op basis van onvolledige informatie?

Antwoord 5 en 6

Op het moment dat verschillende wetenschappelijke onderzoeken elkaar gedeeltelijk tegenspreken of onvoldoende de praktijk ondersteunen is het niet aan mij om te wegen welke de juiste is. Dit proces waarbij de kennis vergroot wordt ligt bij de wetenschappelijke wereld zelf.

In de toepassing van die kennis ligt de leidende rol bij de Europese voetbalbond (UEFA). In hun de circulaire (2020-38) wordt geadviseerd op een verantwoorde wijze om te gaan met het koppen bij kinderen. Deze circulaire is in lijn met het gehanteerde beleid binnen de KNVB. Dit beleid is ingevoerd in Nederland.

Ik herhaal dat het vanzelfsprekend van het grootste belang is dat het wetenschappelijke debat onafhankelijk van belanghebbenden gevoerd kan worden. Op het moment dat er aanwijzingen zijn dat wetenschappelijke onafhankelijkheid op dit onderwerp in Nederland in het geding is, maak ik mij hier hard voor. Maar tot dusver heb ik geen enkel signaal hierover ontvangen.

Vraag 7
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het Nederlandse onderzoek naar mogelijke schadelijke effecten van koppen in het jeugdvoetbal door de KNVB in samenwerking met AMC/VU? Wat is de rol van de KNVB? Financiert de KNVB dit alleen of heeft de bond ook invloed op de resultaten? Is de verwachting nog steeds dat de resultaten in het voorjaar van 2021 bekend zijn?

Antwoord 7

De KNVB laat desgevraagd weten dat de resultaten van onderzoeksdeel A (gestructureerde registratie van kopballen in de vertegenwoordigende elftallen van de KNVB; O15 t/m O20, Jong Oranje en het Nederlands elftal) verwacht worden voor het voorjaar van 2021. Tegelijkertijd geeft de bond aan dat onderzoeksdeel B (de registratie van kopballen in het amateur - en profvoetbal) vertraging heeft opgelopen als gevolg van de beperkende maatregelen van corona en het faillissement van VoetbalTV. Hierdoor zijn aanzienlijk minder wedstrijden bruikbaar geweest voor analyse dan gepland.

De KNVB benadrukt dat zij financier zijn van het onderzoek, maar dat de opzet, dataverzameling en uitvoer van het onderzoek bij het UMC Amsterdam ligt.

Vraag 8
Bent u, aangezien internationaal onderzoek steeds meer uitwijst dat koppen (zeker bij kinderen) hersenschade oplevert, nu wel bereid om alvast met de KNVB en andere Nederlandse sportbonden in gesprek te gaan over maatregelen?

Antwoord 8

Ik ben en blijf in gesprek met de KNVB over dit thema en eventuele maatregelen. In eerdere gesprekken heeft de bond mij aangegeven welke maatregelen zij genomen hebben om zorgvuldig met koppen om te gaan bij de jeugd. Bijvoorbeeld door het gebruik van zachtere ballen, kleinere veldjes en instructies aan jeugdtrainers. Daarnaast hebben ze in 2018 in samenwerking met AMC/VU een polikliniek geopend speciaal voor voetballers die een hersenschudding oplopen op het veld.

Vraag 9
Wilt u deze vragen een voor een beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Onderdeel sport en bewegen van de begroting VWS 2021 en aanverwante zaken op 30 november?

Antwoord 9

Ja.

1) NRC.nl, 23 oktober 2020, 'Hersenschade is er, maar ‘s werelds grootste sportbonden kijken weg' (https://www.nrc.nl/nieuws/2020/10/23/sportbonden-zaaien-twijfel-over-hersenletsel-a4017128)

2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019-2020, nr. 3827

3) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019-2020, nr. 3653

Indiener(s)