Antwoord op vragen van de leden Voordewind, Van Helvert, Van der Staaij en Karabulut over Nagorno-Karabach

Hierbij bied ik de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld de leden Voordewind (ChristenUnie), Van Helvert (CDA), Van der Staaij (SGP) en Karabulut (SP) over Nagorno-Karabach. Deze vragen werden ingezonden op 3 november 2020 met kenmerk 2020Z20638.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Stef Blok

[Ondertekenaar 3]

[Ondertekenaar 4]

Antwoorden van de minister van buitenlandse zaken op vragen vande leden Voordewind (ChristenUnie), Van Helvert (CDA), Van der Staaij (SGP) en Karabulut (SP) over Nagorno-Karabach

Vraag 1

Welke consequenties voor de betrokken landen verbindt de minister aan zijn constatering bij brief van 26 oktober (bij verslag EU-Raad 15+16 oktober) dat Turkije inderdaad betrokken is bij de inzet van Syrische strijders aan Azeri-zijde in en rond het conflict rond Nagorno Karabach (Artsach), hetgeen hij bij het overleg met de Kamer op 6 oktober niet zei te weten, en in de antwoorden op de Kamervragen van de leden de Roon en Wilders eveneens d.d. 6 oktober niet kon bevestigen, omdat deze “ontkend worden door Turkije en Azerbeidzjan”?

Vraag 3
Is het de Minister bekend dat inmiddels van verschillende oorspronkelijk Syrische verzetsgroepen in totaal duizenden jihadistische huurlingen via Turkije naar Azerbeidzjan zijn overgebracht en daar over een groot gebied verspreid zijn, met als taak zoveel mogelijk Armeniërs te doden , letterlijk tot er niemand meer over zou zijn; dat zij inmiddels reeds honderden Armeense soldaten en burgers hebben gedood , en dat uit bekentenissen van enkele krijgsgevangen genomen huurlingen, onder andere naar voren komt, dat hen bij hun rekrutering door Turkije boven hun salaris nog eens 100 dollar wordt geboden voor elke onthoofde Armeniër? Acht de Minister aanvaardbaar dat deze actieve inzet door Turkije tot onmenselijke daden als onthoofding tot op dit moment zonder enig gevolg hoegenaamd van de zijde van Nederland is gebleven.

Antwoord op vraag 1 en 3

Zoals medegedeeld in het verslag van de Europese Raad (Kamerstuk 2020Z19670), is het kabinet er inmiddels van op de hoogte dat Turkije inderdaad betrokken is bij de inzet van Syrische strijders aan Azerbeidzjaanse zijde.

Zoals gemeld in antwoord op eerdere Kamervragen (Kamerstuk 2020D43526) heeft mede op initiatief van Nederland de Europese Raad zich op 1 oktober jl. uitgesproken tegen elke externe inmenging en opgeroepen tot de-escalatie, staakt het vuren en de noodzaak om terug te keren naar de onderhandelingstafel. Daarnaast wijs ik op de diverse verklaringen van de EU Hoge Vertegenwoordiger waarin de EU zich uitspreekt tegen externe inmenging. Dit geldt ook voor EU verklaringen binnen de OVSE en de Raad van Europa. Nederland veroordeelt de inzet van Syrische strijders in het conflict in Nagorno-Karabach en blijft in contact met diverse internationale actoren om de zorgen daarover kenbaar te maken.

Vraag 2
Kan de minister bevestigen dat hij, gelet op hun ongeloofwaardigheid en de stelstelmatige ontkenning door hen van welk bericht dan ook, in het vervolg de uitlatingen van genoemde landen over de oorlog in Nagorno Karabach, zoals over wie de oorlog begon, wie als eerste het Staakt-Het-Vuren schond, alsmede dat huurlingen zijn ingezet enz. , niet langer zal laten meewegen resp. afwachten om tot een oordeel te komen en handelend op te treden, zoals vele bondgenoten dat reeds voor 6 oktober terecht hadden geconcludeerd?

Vraag 5

Kan de Minister inmiddels wel aangeven, dat in dit conflict Azerbeidzjan ook naar eigen aankondiging tevoren en verklaring nadien van dat land, de partij is die militair heeft aangevallen, de aanval wil voortzetten “tot het eind”, en geen onderhandelingen wil, en daarom 3x het staakt het vuren heeft geschonden, terwijl de Armeense kant zich hiertegen verdedigt en bereid is tot onderhandelingen, daar de laatste opvattingen hierover van de Minister van 5 oktober (Ruslandstrategie) en 6 oktober (AO RBZ) stammen en luiden dat hij niet kan beoordelen welke partij agressor was (en daarom alle moties die in zijn ogen naar een van de partijen (lees Azerbeidzjan) wijzen, ontraden zijn uit oogpunt van “even-handed-ness”. Wat zou nu oordeel zijn over bijv. motie op stuk 2215 van Voordewind, aangehouden, die om die reden was ontraden?

Antwoord op vraag 2 en 5

Beiden landen ontkennen de gevechten te zijn begonnen en beide partijen ontkennen het staakt-het-vuren als eerste te hebben geschonden. Er heerst veel desinformatie. Het kabinet heeft noch de capaciteit, noch de presentie ter plaatse, om vast te stellen wie de gevechten is begonnen, alsook wie het staakt-het-vuren als eerste schond. Op dit moment lijkt het vierde staakt-het-vuren stand te houden; het kabinet verwelkomt het feit dat de wapens zijn neergelegd. Het kabinet heeft in de voorbije weken alle partijen oproepen zich te weerhouden van acties en dergelijke uitspraken die het conflict verder doen escaleren. Ik heb op 29 september jl. met beide ministers van Buitenlandse Zaken gebeld en hen opgeroepen tot de-escalatie en terugkeer naar onderhandelingen.

Mede dankzij Nederlandse inzet heeft de Europese Raad op 1 oktober jl. ook opgeroepen tot de-escalatie en zich uitgesproken tegen elke inmenging van buitenaf. De EU heeft daarbij expliciet steun uitgesproken voor de co-voorzitters van de Minsk Groep. Deze boodschap van de EU is ook in OVSE-kader zeer regelmatig herhaald. Achter de schermen is er door de co-voorzitters hard gewerkt en er hebben verschillende bijeenkomsten en gesprekken plaatsgevonden op presidentieel dan wel ministerieel niveau. De internationaal politieke en diplomatieke druk is voortdurend hoog geweest. Beide partijen namen deel aan onderhandelingen, zoals op 30 oktober in Genève. Vredesbesprekingen hebben geleid tot het tekenen van de trilaterale verklaring tussen Poetin, Pashinyan en Aliyev in de nacht van 10 november. Wat betreft de vraag over motie 2215 verwijs ik u naar het antwoord op vraag 9.

Vraag 4
Hoe past in de ogen van de minister de militaire inzet, met oorlogsretoriek, met NAVO wapens en vliegtuigen, met inzet en financiering van huurlingen en eigen militairen in Azerbeidzjan in de rol van Turkije als NAVO bondgenoot? Erkent de minister dat door een en ander als NAVO toe te laten de huidige oorlog reeds aan naar schatting vijfduizend militairen en burgers het leven heeft gekost, zonder dat een einde zelfs maar in zicht is? Welke sancties worden overwogen, bijv. gerichte sancties tegen verantwoordelijken voor mensenrechtenschendingen cq. gericht tegen de entourage van President Erdogan, zoals bevriezing van tegoeden?

Vraag 8

Wat is het oordeel van de Minister dat Azerbeidzjan op grote schaal en al 5 weken lang oorlogsmisdaden pleegt, o.a. door onophoudelijke clusterbommen op woongebieden, zoals in de rapporten van o.a. Human Right Watch staat vermeld, maar ook zichtbaar is in talloze video’s? Dat tevens oorlogsmisdaden plaatsvinden o.a. door gebruik van chemische middelen zoals witte fosfor, behandeling krijgsgevangenen met executies en verminkingen etc. Klopt het dat er fosfor-wapens worden ingezet? Hoe beoordeelt de minister het gebruik van fosfor in de strijd?

Is de minister niet van mening dat Nederland, zelf en in EU verband thans alle middelen behoort in te zetten die effectief kunnen zijn om Azerbeidzjan, dat keer op keer aangeeft, “tot het einde te zullen doorgaan” te stoppen, zoals door economische sancties en sancties tegen de omgeving van president Aliyev? Kan de minister aangeven waarom deze sancties nog niet zijn ingesteld?

Vraag 9

Is de minister bereid stappen te initiëren om sancties op Turkije en Azerbeidzjan op te leggen door alle vormen van samenwerking met deze landen op te schorten, de onderhandelingen tussen de EU en over economische samenwerking op te schorten evenals de steun die aan Azerbeidzjan verstrekt wordt vanuit het Oostelijk Partnerschap?

Antwoord op vraag 4, 8 en 9

Zes weken lang conflict heeft enorme humanitaire gevolgen teweeggebracht. Het is daarom positief dat vooralsnog het vierde staakt-het-vuren stand lijkt te houden. Nederland, alsook de Europese Unie, hebben in de afgelopen weken de beide partijen meermaals opgeroepen om de wapens neer te leggen. Nederland hecht waarde aan het eensgezinde EU optreden in dezen. Sancties zijn op dit moment niet aan de orde. Het kabinet was bezig, ook in reactie op de tweede paragraaf van motie van Helvert (35373, nr. 18 gewijzigd), te onderzoeken welke aanknopingspunten de OP-samenwerking biedt om de beide partijen te beïnvloeden ten einde de vijandelijkheden te staken en te werken aan een duurzame oplossing voor het geschil. Gezien de recente ontwikkelingen en in het bijzonder het feit dat het huidige staakt-het-vuren gehonoreerd lijkt te worden, is het van belang dit prille akkoord eerst een kans te geven.

Het kabinet heeft conform de moties Karabulut (22501-02 nr. 2218), Voordewind cs. (35373 nr. 8) en Van Helvert cs. (22501-02 nr. 2216) de oorlogsretoriek van alle landen, waaronder Turkije, in EU verband veroordeeld, en zowel in EU als NAVO verband zorgen geuit over contraproductieve buitenlandse inmenging. Daarbij zijn alle landen, waaronder NAVO bondgenoot Turkije, opgeroepen om zich in te zetten voor het handhaven van het staakt-het-vuren en een terugkeer naar de onderhandelingstafel onder auspiciën van de OVSE Minsk Groep.

De VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten, Michelle Bachelet, bracht op 2 november jl. een verklaring uit waarin zij waarschuwde voor willekeurig geweld tegen de burgerbevolking – wat een schending is van het internationaal recht en een oorlogsmisdrijf kan zijn. Zij riep de strijdende partijen op om verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht na te komen en burgers en civiele infrastructuur te beschermen. De EU heeft de aanvallen op burgers veroordeeld en beide landen meermalen opgeroepen de burgerbevolking te beschermen.

Het kabinet is bekend met de rapporten van Human Rights Watch over het gebruik van clustermunitie door beide partijen. Armenië en Azerbeidzjan zijn geen partij bij het Verdrag inzake clustermunitie, dat het gebruik van clustermunitie verbiedt vanwege de humanitaire consequenties en schade die deze soort munitie vaak toebrengt aan de burgerbevolking. Partijen dienen bij gewapende conflicten hun verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht te eerbiedigen, in het bijzonder de verplichtingen over het maken van onderscheid tussen militaire doelen en burgerobjecten, het nemen van voorzorgsmaatregelen bij de keuze van hun methoden en middelen van oorlogvoering teneinde de burgerbevolking zoveel mogelijk te beschermen.

Het kabinet is eveneens bekend met de berichten over het gebruik van fosfor. Beide partijen beschuldigen elkaar hiervan. Fosfor is geen chemisch wapen. Derhalve zou een OPCW onderzoek in beginsel niet aan de orde zijn. Het gebruik van fosfor voor het creëren van een rookgordijn of om het slagveld te verlichten is niet verboden. Het gebruik van fosfor als brandwapen tijdens gewapend conflict is gereguleerd in Protocol III bij het CCW-verdrag (Certain Conventional Weapons). Het kabinet keurt het gebruik van fosfor als brandwapen af. Omdat Armenië noch Azerbeidzjan partij is bij het CCW verdrag, gelden deze verdragsregels niet voor hen. Wel gelden de algemene regels van het humanitair oorlogsrecht voor het voeren van vijandelijkheden, zoals de beginselen van onderscheid en voorzorgsmaatregelen, die dienen om de burgerbevolking te beschermen.

Vraag 6

Is de Minister bereid op de kortst mogelijk termijn in de EU, te bevorderen dat er een moratorium komt op de levering van wapens resp. onderdelen van wapens aan de bij het conflict betrokken partijen in de strijd in Nagorno Karabach? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Sinds 1992 geldt een OVSE-embargo op levering van militaire goederen aan partijen betrokken bij het conflict in Nagorno-Karabach. Alle EU lidstaten hebben zich daarmee al verplicht tot het niet leveren van militaire goederen die in dit conflict kunnen worden ingezet. Alle EU-landen hebben zich gecommitteerd aan zorgvuldige toetsing van vergunningaanvragen voor de export van militair materieel aan de acht EU-wapenexportcriteria. Daarbij wordt onder meer getoetst of een transactie in strijd is met internationale verplichtingen, zoals de wapenembargo’s op Nagorno-Karabach (criterium 1). Ook wordt er getoetst op het risico dat goederen die worden geleverd aan derde landen worden omgeleid naar bestemmingen waarvoor een wapenembargo geldt zoals Nagorno-Karabach (criterium 7). Een EU-breed moratorium voegt daar weinig aan toe. Wel ben ik graag bereid om in de EU Raadswerkgroep COARM een uniforme toepassing van dit embargo te bepleiten.

Vraag 7

Kan de Minister bevestigen dat vanuit Nederland geen wapens resp. onderdelen worden geleverd aan de bij het conflict betrokken partijen, zulks gelet op het sinds 1992 van kracht zijnde OVSE-embargo m.b.t. “forces engaged in combat in Nagorno-Karabach” 

Antwoord

Ja, Nederland geeft gevolg aan dit embargo en geeft geen vergunningen af voor militaire goederen die in dit conflict kunnen worden ingezet.

Vraag 10

Hoe reageert de Minister op de rapporten van Genocide Watch en van de International Association of Genocide Scholars over de genocidale bedoelingen van Azerbeidzjan en Turkije?

Antwoord

Nederland volgt de ontwikkelingen nauwlettend. Aan beide zijden zijn veel burgerslachtoffers gevallen. Het kabinet is op de hoogte van het alert van Genocide Watch. Deze waarschuwing bevestigt het belang dat internationale organisaties zoals OHCHR en OVSE de situatie in Nagorno-Karabach goed moeten kunnen blijven volgen. De waarschuwing onderstreepte tevens de noodzaak van het bereiken van een staakt-het-vuren. Volgens het trilaterale akkoord van 10 november tussen Armenië, Azerbeidzjan en Rusland, zal er een vredeshandhavingsmissie komen in de regio om het staakt-het-vuren te monitoren.

Vraag 11

Wat is uw positie ten aanzien van het idee om in de gegeven omstandigheden, en door de uitgesproken onwil van Azerbeidzjan, hierin gesteund door Turkije, om de agressie te beëindigen, thans - gelet op het principe van Responsibilty to Protect, op basis van het principe van “remedial secession”, derhalve als laatste redmiddel, de onafhankelijkheid van Nagorno Karabach (Artsach) te erkennen? Kan de minister zijn standpunt onderbouwen?

Antwoord

Het Nederlandse standpunt is bekend en ongewijzigd. Nederland ondersteunt het streven naar een duurzame en vreedzame oplossing voor het conflict. De gevechten zijn inmiddels beëindigd en het staakt-het-vuren wordt vooralsnog gehonoreerd. Het idee van erkenning van de onafhankelijkheid van Nagorno-Karabach (Artsach) staat haaks op de inspanningen van de internationale gemeenschap om tot een vreedzame oplossing van het conflict te komen en is dan ook niet aan de orde.

Vraag 12

Kan de minister deze vragen beantwoorden voor de aanvang van de plenaire behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken?

Antwoord

Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.

Indiener(s)

Stef  Blok