Antwoord op vragen van de leden Geluk-Poortvliet en Van Dam over het bericht ‘Brutale roof Congolees beeld als protest in Afrika Museum’

Antwoorden van de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op de schriftelijke vragen van de leden Geluk-Poortvliet en Van Dam (beiden CDA) over het bericht ‘Brutale roof Congolees beeld als protest in Afrika Museum’.

(ingezonden 22 september 2020, 2020Z16844)

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het bericht ‘Brutale roof Congolees beeld als protest in Afrika Museum’? 1)

Antwoord op vraag 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het, dat het aantal politiek gemotiveerde diefstallen, vernielingen en dreigementen richting musea en andere publieke instellingen in Nederland toeneemt?

Antwoord op vraag 2

Er zijn in de sector onvoldoende gegevens voorhanden om op basis van een gedegen analyse een concrete uitspraak te doen over aard en aantal van de dreigingen richting collecties in musea en andere publieke instellingen in Nederland.

Vraag 3

Deelt u de mening, dat de aanpak van kunstcriminaliteit door politie en justitie specifieke kennis en ervaring vereist?

Vraag 4

Op welke wijze wordt de kennis en ervaring die nodig is voor de aanpak van kunstcriminaliteit geborgd binnen de Nationale Politie?

Vraag 6
Wat is de status van het Team Kunst- en Antiekcriminaliteit bij de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie?

Antwoord op vragen 3, 4 en 6

De schade die de maatschappij lijdt door kunstcriminaliteit is niet alleen van financiële aard, maar ook van cultuurhistorische aard. Op beide fronten betekent het een verarming van de Nederlandse samenleving. De aanpak van kunstcriminaliteit verdient derhalve de aandacht van alle instanties die bij toezicht, handhaving en opsporing zijn betrokken. De uitgangspunten voor de inrichting van toezicht, handhaving en opsporing van kunstcriminaliteit zijn in 2012 vastgelegd. In een brief aan uw Kamer bent u daarover door onze voorgangers geïnformeerd (Kamerstuk 31255, nr. 13). Wij staan nog steeds achter deze uitgangspunten.

Kunst- en antiekcriminaliteit is als herkenbaar proces ingebed binnen de dienst Landelijke Informatie Organisatie van de Landelijke Eenheid. Bij een groep medewerkers zijn taken belegd op het terrein van het bestrijden van kunstcriminaliteit en het informatie- en coördinatieproces. Ook een expertise en intelligence-functie is bij deze groep beschikbaar. Daarnaast zijn er in de eenheden taakaccenthouders aangewezen, die als schakel dienen met de collega’s uit de intake, noodhulp en opsporing. Tot slot zijn zes inspecteurs van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA, domein 6).

Voor wat betreft specifieke deskundigheid kan de politie terugvallen op specialisten van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed, de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, musea en andere erfgoed beherende instellingen en gerenommeerde deskundigen.

Vraag 5

Hoe is de samenwerking georganiseerd tussen de Nationale Politie en Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed op het gebied van kunst- en antiekcriminaliteit?

Antwoord op vraag 5

Politie en de Inspectie werken samen in uiteenlopende gremia, waaronder bijvoorbeeld de Coördinatiegroep bestrijding illegale handel in cultuurgoederen en de Trendgroep Kunst en Witwassen. Omdat de inspecteurs van de Inspectie ook opsporingsbevoegdheden hebben, wordt de reguliere samenwerking tussen beide partijen, in afstemming met het openbaar ministerie, verder uitgebouwd.

1) Algemeen Dagblad, 12 september 2020