Antwoord op vragen van de leden Van der Graaf, Dik-Faber en Bruins over het bericht ‘Verbreden snelwegen kan ondanks stikstofverbindingen doorgaan dankzij ‘rekentruc’ kabinet’

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de aanvullende vragen van de Kamerleden Van der Graaf, Dik-Faber en Bruins (allen ChristenUnie) met het kenmerk 2020Z14248 aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht ‘Verbreden snelwegen kan ondanks stikstofverbindingen doorgaan dankzij ‘rekentruc’ kabinet’. Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Schonis (D66), ingezonden 16 juli 2020 (vraagnummer 2020Z14090) en van het lid Kröger (GroenLinks), ingezonden 16 juli 2020 (vraagnummer 2020Z14093)

Vraag 1

Wanneer vindt besluitvorming over de zeven projecten in het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) plaats?

Antwoord 1

Op 7 oktober jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de planning van de zeven MIRT-projecten A27/Al2 Ring Utrecht, A1/A28 knooppunt Hoevelaken, A6 Almere Buiten-Oost-Lelystad, A4 Haaglanden-N14, Innova 58 Tilburg-Eindhoven, A27 Houten-Hooipolder en Innova 58 Annabosch-Galder[1].

Ik liet u hierbij weten dat het MIRT-overzicht 2021, dat onlangs naar uw Kamer is gestuurd, de planning weergeeft voor de projecten A4 Haaglanden-N14 en A27 Houten-Hooipolder en dat voor de overige vijf projecten de planning nog nader bepaald moet worden. Een nadere toelichting per project vindt u in de genoemde brief van 7 oktober. Via de reguliere lijnen zal ik uw Kamer blijven informeren over de planning van de MIRT-projecten, inclusief deze zeven.

Vraag 2

Hoeveel stikstofruimte is benodigd voor deze projecten als het advies van de commissie-Hordijk wordt opgevolgd? Kunt u uw antwoord toespitsen op elk afzonderlijk project?

Antwoord 2

Mijn collega Schouten van LNV heeft op 13 oktober jl. de kabinetsreactie op het advies van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof (Commissie Hordijk) aan uw Kamer gestuurd.

Met deze brief geeft het kabinet aan dat AERIUS Calculator het beste en wetenschappelijk onderbouwde instrument is en deze de basis blijft voor de vergunningverlening door bevoegde gezagen. Voor wegverkeer geldt dat de Standaard Rekenmethode 2 (SRM2) het meest geschikt is; de modellering in SRM2 is specifiek voor de emissiebron wegverkeer ontwikkeld en houdt rekening met de invloed van specifieke wegkenmerken op de verspreiding van emissies, zoals de hoogte en diepteligging van de weg en de aanwezigheid van geluidsschermen. Voor de Tracébesluiten van genoemde projecten wordt de depositiebijdrage berekend op basis van de op dat moment in de Regeling natuurbescherming voorgeschreven versie van AERIUS.

Vraag 3

Bent u bereid geen onomkeerbare stappen te zetten en eerst met de Kamer te debatteren over het rapport van de commissie-Hordijk alvorens definitief wordt besloten over deze (en andere) MIRT-projecten?

Antwoord 3

In de brief van 13 oktober jl. naar aanleiding van het advies van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof (Commissie Hordijk) geeft het kabinet aan dat AERIUS Calculator de basis blijft voor de vergunningverlening. Over de doorontwikkeling van AERIUS wordt de Kamer voor de zomer van volgend jaar geïnformeerd.

Uw Kamer heeft mij door middel van de motie van het lid Van Aalst[2] verzocht om de zeven MIRT-projecten zo snel als mogelijk te realiseren en te voorkomen dat er nog meer vertraging ontstaat. Ik span mij in om deze motie uit te voeren. De Kamer wordt daarbij vanzelfsprekend op gezette momenten over het MIRT-proces en de verschillende projecten geïnformeerd.

Vraag 4

Wilt u deze vragen per ommegaande beantwoorden?

Antwoord 4

Het antwoord op de vragen heeft op zich laten wachten als gevolg van de reactie op het advies van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,

drs. C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

[1] Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 35570-A-6

[2] Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 35300-A-92