Antwoord op vragen van de leden Palland en Von Martels over (vakantie)verhuurplatforms en toeristenbelasting

Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de leden Palland en Von Martels (beiden CDA) over (vakantie)verhuurplatforms en toeristenbelasting in Nederland. Deze vragen werden ingezonden op 28 augustus 2020 met kenmerk 2020Z15150.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,




drs. K.H. Ollongren

2020Z15150

(ingezonden 28 augustus 2020)

Vragen van de leden Palland en Von Martels (beiden CDA) aan de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over (vakantie)verhuurplatforms en toeristenbelasting in Nederland.

Vraag 1:

In welke mate wijkt de wijze waarop in Nederland de toeristenbelasting wordt geïnd, via een belastingaanslag aan de eigenaar van een verblijfsplaats en doorberekening aan de gast, af van die in andere Europese landen?

Antwoord op vraag 1:

Een overzicht van de (wijze van de) eventuele heffing van (lokale) toeristenbelasting in andere Europese landen is niet beschikbaar, dus er kan geen vergelijking met Nederland worden gemaakt.

Vraag 2:

Klopt het dat in Frankrijk sinds 1 januari 2019 (vakantie)verhuurplatforms, zoals Booking.com en Belvilla, verantwoordelijk zijn voor het berekenen, innen en afdragen van toeristenbelasting? Welke voor- en nadelen ziet u aan deze systematiek?

Vraag 3:

Wat is de reden dat inning van lokale toeristenbelastingen via (vakantie)verhuurplatforms in Frankrijk wel mogelijk is en in Nederland vooralsnog niet, blijkens de uitvoering van de motie-Paternotte c.s.(Kamerstuk 34775-XIII, nr. 89) over het innen van toeristenbelasting (Kamerstuk 27926, nr. 282)? Wat maakt de Franse situatie anders dan de Nederlandse?

Vraag 4:

In hoeverre zou het uws inziens mogelijk zijn om – al dan niet via nadere regelgeving – bij (vakantie)verhuurplatforms waar de toerist betaalt via het platform (en dus niet rechtstreeks aan de aanbieder) de inning van toeristenbelasting via het platform daarbij mee te nemen?

Antwoord op vraag 2, 3 en 4:

Het is alleen wenselijk om voor de overheidstaak van het innen van toeristenbelasting wettelijk een rol bij de platformbedrijven te beleggen als dit een noodzakelijke en proportionele maatregel is om het doel te bereiken. De noodzaak voor de inning middels de verhuurplatforms is in Nederland niet aanwezig, gezien de eenmalige registratieverplichting die met het wetsvoorstel toeristische verhuur van woonruimte mogelijk wordt gemaakt. Door dit wetsvoorstel kunnen de gemeenten de heffing van de toeristenbelasting beter adresseren bij de verhuurder. De gegevens van de eenmalige registratie kunnen namelijk ook gebruikt worden voor de inning van toeristenbelasting. Hiervoor biedt het wetsvoorstel de noodzakelijke grondslag. Het wetsvoorstel biedt gemeenten derhalve de mogelijkheid om conform de huidige wetgeving de toeristenbelasting te innen bij de verhuurder.

Frankrijk hanteert landelijk grotendeels een eenduidig systeem van heffing, terwijl in Nederland de grondslag voor de heffing van de toeristenbelasting alsmede de hoogte van het tarief verschilt per gemeente. Dit maakt het dan ook mogelijk eenvoudiger voor een platform om in Frankrijk de inning vorm te geven dan in Nederland. Op dit moment ontbreekt het inzicht in de wijze waarop afrekening tussen toerist en verhuurder, en de rol daarbinnen van de diverse platforms, in Frankrijk plaatsvindt.

Tot slot stel ik vast dat, op de onlangs met algemene stemmen aangenomen wet toeristische verhuur van woonruimte, een amendement was ingediend dat strekte tot het innen van de toeristenbelasting via de platforms, maar dat dit amendement niet is aangenomen.

Vraag 5:

Is u bekend of partijen, gemeenten en platforms, een overkoepelende overeenkomst met betrekking tot de inning van toeristenbelasting door de platforms nog steeds ‘niet haalbaar’ achten, zoals gemeld in Kamerstuk 27926, nr. 282? Hoezeer is de situatie sindsdien veranderd?

Antwoord op vraag 5:

Mij is geen signaal bekend dat partijen het inmiddels wél haalbaar zouden achten.

Indiener(s)