Antwoord op vragen van het lid Van Eijs over het gebruik van data door middel van de Leefbaarheidseffectrapportage, bewonersparticipatie en de Omgevingswet

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door het lid Van Eijs (D66) over het gebruik van data door middel van de Leefbaarheidseffectrapportage, bewonersparticipatie en de Omgevingswet.
Deze vragen werden ingezonden op 2 juni 2020, met kenmerk 2020Z09898.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,



drs. K.H. Ollongren

2020Z09898

Vragen van het lid Van Eijs (D66) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties over het gebruik van data door middel van de Leefbaarheidseffectrapportage, bewonersparticipatie en de Omgevingswet (ingezonden 2 juni 2020)

Vraag 1:
Kent u de berichten 'Deze wijk weet álles over zichzelf' [1] en 'Met data wordt bewonersparticipatie wél een succes'? [2]

Antwoord 1:

Ja.

Vraag 2:

Kent u het daarin besproken instrument: de Leefbaarheidseffectrapportage (LER)?

Antwoord 2:
Ja. De LER toont de cijfermatige uitkomsten en mogelijke effecten van ontwikkelingen voor een gebied. Dat deze aan de hand van open data ook op wijk- en buurtniveau inzichtelijk kan worden gemaakt, maakt het een aansprekend communicatiemiddel in de participatie rond voorgenomen activiteiten.

Vraag 3:
Bent u van mening dat bij het verdichten van wijken of grote bouwplannen het goed is om, naast het voldoen aan de normen per bouwproject, ook het effect op de leefbaarheid mee te wegen?

Antwoord 3:

Het is belangrijk om bij het overwegen van activiteiten het effect op de leefbaarheid ook in ogenschouw te nemen. Dat gebeurt op veel manieren. Overheden en bureaus zetten daarvoor bijvoorbeeld 3D-modellen, risicoberekeningen, scenariostudies of impact-analyses in. Vaak met ondersteuning van bedrijven die hierin zijn gespecialiseerd. Dat vindt ook plaats in participatietrajecten met bewoners, zoals bijvoorbeeld met de Landelijke Signaleringskaart[1] of met de omgevingsscan[2] in Brabant. Soms doen bewoners het zelf of komen bedrijven met initiatieven, bijvoorbeeld met de Leefbaarheidseffectrapportage, maar ook met de Social Impact Assessment[3] of via eigen metingen[4].

Vraag 4:

Hoe ziet u de plaats van de LER of een dergelijk instrument binnen de werkwijze van de Omgevingswet?

Antwoord 4:

Bij het maken van plannen is het belangrijk dat de omgeving in een vroeg stadium betrokken wordt. Alle initiatieven die de betrokkenheid van bewoners vergroten zijn zeer welkom. Instrumenten als de LER bieden een manier om organisaties en mensen te betrekken bij plannen die hen raken. Ze versterken de informatiepositie van burgers. De informatie die nodig is, verschilt per geval. Het is daarom goed dat er verschillende instrumenten bestaan en er vanuit de maatschappij en markt steeds nieuwe initiatieven komen om naar behoefte van gebruikers de informatie te ontsluiten.

Vraag 5:

Denkt u dat hiermee een bijdrage kan worden geleverd aan het doel van de omgevingswet, namelijk het bereiken van een balans tussen een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en goede omgevingskwaliteit en het vervullen van maatschappelijke behoeften?

Antwoord 5:

Vraag 6:

Bent u bereid om te onderzoeken hoe de LER of dergelijke instrumenten op meer plekken kunnen worden ingezet?

Antwoord 6:

De uitkomsten van een LER of soortgelijke instrumenten bieden een goede basis om samen in gesprek te gaan. Verschillende locaties vragen om verschillende aanpakken. Het is aan de verantwoordelijke(n) om daarin een weloverwogen keuze te maken, maar goed voorbeeld doet volgen. Ik zal de ervaringen met de LER in het Haagse Bezuidenhout als voorbeeld opnemen in de Inspiratiegids Participatie Omgevingswet.

Vraag 7:
Bent u bereid om te onderzoeken hoe de LER verbeterd kan worden en zo tegemoetkomen aan zorgen over het onvoldoende meewegen van bovenwijkse aspecten en NIMBY-gedrag?

Antwoord 7:

Uit de berichtgeving maak ik op dat de LER al breder ingezet en getoetst wordt, zoals ook in de gemeente Gooise Meren[5]. Kennelijk weet het instrument net als soortgelijke instrumenten zijn eigen weg te vinden. Ik zie geen aanleiding om dit specifieke (commerciële) instrument op mogelijke verbeteringen te onderzoeken.

Vraag 8:

Zo nee, bent u bereid om te kijken hoe op andere wijze informatie, op het gebied van bijvoorbeeld parkeerplaatsen, voorzieningen, groen, luchtkwaliteit en geluid, breder en makkelijker toegankelijk kan worden gemaakt voor bewoners?


Antwoord 8:
Instrumenten zoals bijvoorbeeld de LER worden mogelijk gemaakt door het stelsel van basisregistraties, afspraken over het ontsluiten van data en aanvullend beleid dat is gericht op het zo goed mogelijk ontsluiten van overheidsinformatie voor burgers en bedrijven. De wijze waarop dit gebeurt is uiteen gezet in de Data Agenda Overheid: NL DIGITAAL[6]. De rijksoverheid en de decentrale overheden voeren deze agenda gezamenlijk uit. Het voor burgers en bedrijven vrij ontsluiten van bijvoorbeeld informatie over de fysieke leefomgeving is onderdeel van deze agenda. Tegen die achtergrond streeft de rijksoverheid samen met de decentrale overheden naar het zoveel mogelijk voor iedereen toegankelijk maken van data en stimuleert het toepassen daarvan.

De Atlas Leefomgeving[7], die tot stand komt onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in samenwerking met provincies, gemeenten en diverse kennisinstituten, bevat zowel regionale als landsdekkende kaarten die continu worden aangevuld en geactualiseerd. Via het onderdeel Check je plek bekijkt men met één klik hoe zijn of haar leefomgeving scoort op onder andere luchtkwaliteit, geluidsoverlast en groen in de omgeving.


Verder is er het dataplatform Waarstaatjegemeente[8] van de VNG. Het platform bundelt, bewerkt en presenteert data van en over gemeenten voor iedereen. Op de site zijn cijfers te vinden over alle 355 Nederlandse gemeenten op alle belangrijke beleidsterreinen.


Tot slot is er de Publieke dienstverlening op de Kaart (PDOK). Via PDOK worden 192 datasets over de fysieke leefomgeving vrij ontsloten. Momenteel vinden daarop meer dan 29 miljoen bevragingen per dag plaats. Bijvoorbeeld als iemand zich voor de aankoop van een woning via een grote landelijke makelaarswebsite oriënteert op de omgeving van die woning.

Op de website van PDOK[9] wordt ter inspiratie ook casuïstiek getoond hoe datasets gecombineerd kunnen worden met Virtual Reality technieken om bewoners zo te tonen hoe de versterking van de dijken in hun omgeving er uit kan gaan zien. Dit draagt bij aan hun informatiepositie en het draagvlak voor dit soort ruimtelijke beslissingen.

[1]https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/implementatie/ervaringen/praktijkverhalen/praktijkverhalen/landelijke-signaleringskaart/

[2]https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/implementatie/ervaringen/praktijkverhalen/praktijkverhalen/brabantse-omgevingsscan/

[3]https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/implementatie/ervaringen/praktijkverhalen/praktijkverhalen/social-impact/

[4]https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/implementatie/ervaringen/praktijkverhalen/praktijkverhalen/luchtmeetnet/

[5]https://bestuur.gooisemeren.nl/fileadmin/user_upload/1804056_Raadsmededeling_Evaluatie_instrument_LER.pdf

[6] https://www.digitaleoverheid.nl/document/nl-digitaal-data-agenda-overheid/

[7]https://www.atlasleefomgeving.nl/

[8]https://www.waarstaatjegemeente.nl/

[9] https://www.pdok.nl/

Indiener(s)