Antwoord op vragen van de leden Bergkamp Van Eijs, Beckerman, Laan-Geselschap, Dik-Faber, Nijboer Geluk-Poortvliet en Terpstra over de noodzaak tot investeren in wonen voor senioren

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Bergkamp (D66), Van Eijs (D66), Beckerman (SP), Laan-Geselschap (VVD), Dik-Faber (CU), Nijboer (PvdA), Geluk-Poortvliet (CDA) en Terpstra (CDA) over de noodzaak tot investeren in wonen voor senioren (2020Z15795).

Hoogachtend,

de minister van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport,

Hugo de Jonge

Antwoorden op Kamervragen van de Kamerleden Bergkamp (D66), Van Eijs (D66), Beckerman (SP), Laan-Geselschap (VVD), Dik-Faber (CU), Nijboer (PvdA), Geluk-Poortvliet (CDA) en Terpstra (CDA) over de noodzaak tot investeren in wonen voor senioren. (2020Z15795)

Vraag 1
Bent u bekend met de bijeenkomst van 1 september jl. over de inzet op seniorenhuisvesting en woonvormen, georganiseerd door de ledenvereniging voor ouderen ANBO, de branchevereniging voor zorgorganisaties ActiZ en Stichting Knarrenhof?

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Klopt het dat er nu al een tekort is van 80.000 seniorenwoningen en hoe ontwikkelt dat tekort zich tot en met 2040?

Antwoord 2
Om de opgave beter in beeld te krijgen hebben wij de opdracht gegeven een monitor ouderenhuisvesting te ontwikkelen waarin op landelijk niveau zowel het aanbod, de vraag en het mogelijke tekort wordt aangegeven. Tevens zal de monitor informatie bevatten voor het lokale niveau omdat op dat niveau de opgave het beste in kaart gebracht kan worden. Wij zenden de monitor ouderenhuisvesting aan het einde van dit jaar aan Uw Kamer.

Daarbij dient al wel te worden aangegeven dat het vaststellen van zowel het aanbod als van de vraag naar seniorenwoningen zeer lastig is, zeker voor de toekomst. Voor de aanbodzijde geldt dat er veel soorten woningen voor senioren bestaan en daardoor geen eenduidige definitie bestaat van een ‘senioren- of ouderenwoning’. Bovendien wonen de meeste ouderen in een reguliere woning. Voor de vraagzijde geldt eveneens dat het lastig is deze vast te stellen omdat de groep zeer divers is en de woonwensen daardoor ook.

Het tekort van 80.000 seniorenwoningen wordt in verschillende publicaties genoemd. Het is ons, ook na navraag, niet duidelijk wat de bron is van dit aantal.

Vraag 3
Bent u bereid om in gesprek te gaan met ANBO, ActiZ en Stichting Knarrenhof over dit tekort aan seniorenwoningen en hun 5-puntenplan om dit op te lossen [1] en de Kamer te informeren over de resultaten daarvan voor het einde van 2020?

Antwoord 3
Ja.

Vraag 4
Wat zijn de concrete resultaten van de gesprekken die de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met de taskforce Wonen en Zorg heeft gevoerd en komt er een meerjarige agenda voor wonen en zorg?

Antwoord 4
Met het programma Langer thuis hebben wij een meerjarig programma opgestart de woon- en zorgopgave voor ouderen op te pakken. De Taskforce Wonen en Zorg, die door de VNG, Aedes, Actiz en de ministeries van VWS en BZK is opgericht, heeft zich tot doel gesteld dat in 2021 alle gemeenten hun opgave ouderenhuisvesting in kaart hebben gebracht en daarover prestatieafspraken maken met woningcorporaties en zorgaanbieders.

De minister van VWS en de voorzitter van de Taskforce hebben in maart 2020 onder meer gesproken over de werkzaamheden van de Taskforce en de verbinding van de opgave met betrekking tot zelfstandig wonen met de opgave van de verpleeghuiszorg. Tijdens het overleg is besloten te streven naar een bestuurlijk overleg met alle partijen die bij de opgave van wonen en zorg voor zelfstandig wonende ouderen en verpleeghuiszorg zijn betrokken.

Vraag 5
Hoeveel gemeenten hebben inzicht in de kwantitatieve opgave op het gebied van huisvesting van senioren?

Antwoord 5
De Taskforce heeft in het voorjaar een nulmeting gedaan om in kaart te brengen waar gemeenten samen met woningcorporaties en zorgorganisaties staan in het maken van een woonzorganalyse, een woonzorgvisie en prestatieafspraken over wonen, welzijn en zorg. Aan de nulmeting hebben 218 gemeenten (respons 61%) en 152 (respons 55%) woningcorporaties deelgenomen. Een woonzorganalyse is volgens de definitie van de Taskforce een document dat kwantitatief en kwalitatief inzicht geeft in de huidige situatie (demografie, zorg, ondersteuning, woningmarkt, voorzieningen), behoeften, trends en ontwikkelingen. Daarbij gaat de Taskforce uit van een bredere opgave dan alleen huisvesting. Bijna de helft van de gemeenten die hebben gereageerd op de nulmeting beschikt over een woonzorganalyse (109 gemeenten). Eén op de zes gemeenten (39 in totaal) werkt aan de totstandkoming van zo’n analyse.

Vraag 6
Hoeveel gemeenten hebben op dit moment een kwalitatieve woonvisie en hoeveel daarvan hebben ook een leefvisie die ingaat op de organisatie van welzijn binnen de woonopgave?

Antwoord 6
In tweederde van de gemeenten die deelnamen aan de nulmeting van de Taskforce (150 in totaal) zijn tussen de gemeenten en de woningcorporaties afspraken gemaakt over wonen, welzijn en zorg. In minder dan de helft van deze gemeenten ligt aan deze prestatieafspraken een woonzorgvisie ten grondslag. Een derde van de gemeenten (76 in totaal) maakt (nog) geen specifieke prestatieafspraken over wonen, welzijn en zorg met de woningcorporaties.

Vraag 7
Bent u bereid te stimuleren of op te leggen dat alle gemeenten inzicht verwerven in de hoeveelheid en de soort woningen die voor de groeiende groep senioren moet worden gebouwd?

Vraag 8
Bent u van mening dat er een taakstellende opdracht voor gemeenten moet komen ten aanzien van het aantal seniorenwoningen?

Antwoord op de vragen 7 en 8

Er bestaat een zeer grote diversiteit aan soorten woningen die specifiek geschikt zijn voor senioren. Sommige richten zich op fysieke beperkingen, zoals rolstoeltoegankelijk woningen. Andere hebben extra functies die gericht zijn op sociale interactie, zoals bij de Knarrenhof het geval is. Niet alleen een geschikte woning is belangrijk voor ouderen. Ook de woon- en leefomgeving en de (bereikbaarheid van) voorzieningen bepalen of iemand tot op hoge leeftijd zelfstandig kan blijven wonen. De diversiteit en het daarmee samenhangende maatwerk maakt het lastig om vanuit de landelijke overheid verplichtingen op te leggen.

Vanuit het Rijk zetten wij in op:

  1. De lokale opgave in beeld brengen
  2. Een toename van het aanbod van (geclusterde) woonzorgvormen
  3. Minder mensen die in een ongeschikte woning wonen

We ondersteunen en stimuleren het lokale niveau door de inzet van het ondersteuningsteam Wonen en Zorg, het Innovatieprogramma Inclusieve Wijk Langer Thuis en de stimuleringsregeling Wonen en Zorg. Daarnaast nemen onze ministeries samen met de VNG, Ades en Actiz deel aan de Taskforce Wonen en Zorg. De Taskforce streeft ernaar dat alle gemeenten hun opgave medio 2021 kaart hebben gebracht en in 2021 hiertoe prestatieafspraken met woningcorporaties en zorgaanbieders maken. Daarbij hebben we in de brief “Stand van zaken programma langer thuis” van juni 2020 aangegeven te streven naar een bestuurlijke afspraak begin 2021 met VNG, IPO, Aedes, Actiz, ZN en de Rijksoverheid. De kern van de beoogde afspraken zal zijn hoe de opgaven lokaal en in de regio in samenhang worden vertaald in lokale prestatieafspraken voor wonen, welzijn en zorg. Deze bestuurlijke afspraken volgen op de werkzaamheden die hiervoor reeds zijn verricht door de Taskforce Wonen en Zorg en de zorgkantoren.

Vraag 9
Bent u bereid een onderzoek te starten naar de relatie tussen welzijn, wonen en zorgkosten? Zo ja, hoe en wanneer? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9
De relatie tussen welzijn, wonen en zorgkosten is een erg breed onderwerp voor een gedegen onderzoek. Zowel de maatschappelijke kosten als de baten van zowel welzijn als wonen is van zoveel factoren afhankelijk dat het zeer lastig is dit in harde betrouwbare cijfers weer te geven. Het is echter aannemelijk dat woningen of woonvormen voor ouderen, de kwaliteit van leven van de ouderen zal verhogen en dat dit invloed kan hebben op de ondersteunings- en/of zorgvraag. Wij focussen in de onderzoeksactiviteiten die we financieren daarom op praktische kennis die kan worden gebruikt door de verschillende partijen die bezig zijn met woonvormen of met de opgave van wonen en zorg, zoals in het innovatieprogramma Inclusieve wijk en het kennisprogramma Woonvormen voor senioren.

Vraag 10
Bent u bereid de noodzaak tot samenhang tussen het ruimtelijk en het sociaal domein onder de aandacht te brengen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)? Zo ja, hoe en wanneer? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10
De VNG is zich volgens ons zeer bewust van de samenhang van het ruimtelijk en het sociaal domein. Zij is samen met Actiz, Aedes en de ministeries van BZK en VWS één van de initiatiefnemers van de Taskforce Wonen en zorg. De voorzitter van de Taskforce, de heer Adriani, is lid van de VNG commissie Wonen, ruimte en mobiliteit.

Vraag 11
Gaat u in gesprek met gemeenten over de vraag hoe zij geclusterde woonvormen gaan faciliteren, gelet op het feit dat de Monitor Geclusterd Wonen laat zien dat in een derde van de gemeenten nog geen geclusterde woonvormen aanwezig zijn?

Antwoord 11
De Taskforce gaat de komende periode in alle regio’s bijeenkomsten organiseren over het belang van het maken van de woonzorganalyse en een woonzorgvisie om daarmee te komen tot afspraken om de woonzorgopgave in te vullen. De opgave zal daarbij deels bestaan uit de vraag naar geclusterde woonvormen. Daarbij ondersteunen we op verschillende wijzen de realisatie van meer geclusterde woonvormen, waaronder de stimuleringsregeling Wonen en Zorg, het Innovatieprogramma Inclusieve wijk, het kennisprogramma Woonvarianten senioren en het ondersteuningsteam wonen en zorg.

Vraag 12
Welke gevolgen voor uw beleid heeft de verwachte vraagstijging naar Wlz-zorg (Wet langdurige zorg) van 30.000 personen in 2025 en 100.000 personen in 2040 ten aanzien van voldoende seniorenwoningen? [2]

Antwoord 12
De verwachte vraagstijging betekent dat het aantal plaatsen voor ouderen met een zorgbehoefte moet worden uitgebreid. Dit kan via een toename van het aantal verpleeghuisplaatsen en deels via toename van het aantal plekken in seniorenwoningen. Zorgkantoren zijn nu bezig met het opstellen van en regionale woonzorgvisie. Zij betrekken daar vaak gemeenten en andere lokale partners bij. Beide activiteiten worden op elkaar afgestemd. Wij willen over dit onderwerp begin 2021 bestuurlijke afspraken over maken met de VNG, IPO, Aedes, ActiZ en ZN.

Vraag 13
Heeft de verbreding van de Stimuleringsregeling Wonen en Zorg per 4 april jl. daadwerkelijk geleid tot een hoger gebruik van de regeling?

Antwoord 13
Ja. In 2019 zijn 19 aanvragen voor de initiatieffase ingediend, waarvan er 12 zijn toegekend. In 2020 zijn tot 1 september 38 aanvragen ingediend voor de initiatieffase, waarvan 27 zijn toegekend en nog 8 in behandeling zijn. Er is in 2020 totaal voor een bedrag van 478.000 euro aan subsidie verleend. Er zijn daarnaast 3 leningen voor de planontwikkelfase ingediend. Hiervan is één afgewezen en zijn twee leningen voor een bedrag van in totaal 286.000 euro nog in behandeling. Daarnaast is een lening van bijna 600.000 euro geborgd. We gaan ervan uit dat de komende tijd meerdere aanvragen zullen worden ingediend.

[1] Het 5-puntenplan bestaat in het kort uit: 1) Er moet vanuit het Rijk een visie komen op vergrijzing en de vele effecten op het gebied van inkomen, wonen, welzijn, zorg en de arbeidsmarkt in de zorg; 2) Een verplichte gemeentelijke woonvisie gevat in prestatieafspraken met taakstellend percentage seniorenwoningen; 3) Start onderzoek naar relatie tussen welzijn, wonen en zorgkosten; 4) Samenhang tussen ruimtelijk en sociaal domein, dat ontbreekt maar nodig is; 5) Regionaal inzetten op geclusterde woonvormen.

[2] Kamerstuk 31765 nr. 515, bijlage. Deze cijfers volgen uit het recente rapport van TNO.

Indiener(s)