Antwoord op vragen van de leden Van der Molen, El Yassini, Sneller en Van der Graaf over het bericht 'Hoe Jeroen Pauw vertrok en toch een beetje kon blijven'

2020Z01861
Vragen van de leden Van der Molen (CDA), El Yassini (VVD), Sneller (D66) en Van der Graaf (ChristenUnie) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht 'Hoe Jeroen Pauw vertrok en toch een beetje kon blijven' (ingezonden 3 februari 2020)

Vraag 1
Heeft u kennis genomen van het bericht 'Hoe Jeroen Pauw vertrok en toch een beetje kon blijven' en het artikel met gelijke strekking 'BNNVARA brak met Pauw om salariseis'? 1) 2)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2
Klopt het dat het productiebedrijf TVBV rond de hernieuwing van het presentatiecontract van de heer Pauw aan BNNVARA het voorstel heeft gedaan de vergoeding voor TVBV te verhogen en een programmagarantie (afnamegarantie) ter grootte van een half miljoen euro af te spreken? Zo ja, heeft naar uw mening BNNVARA correct gehandeld door het voorstel af te wijzen omdat er sprake zou zijn van het omzeilen van het Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Vanuit de verantwoordelijkheidsverdeling die geldt past het mij niet om me te mengen in individuele contractonderhandelingen. Ik hecht er wel zeer aan dat het BPPO wordt gerespecteerd. BNNVARA heeft mij laten weten dat er in deze zaak is gehandeld op basis van de kaders van het Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep (hierna: BPPO).[1] Dat hebben zij correct gedaan.

Ik heb daarnaast, mede naar aanleiding van de berichtgeving in de NRC, laten navragen of bij de latere afspraken met TVBV inzake de productie van Op1, die worden genoemd in het antwoord op vraag 6, schending van de kaders van het BPPO of de Governancecode Publieke Omroep 2018 heeft plaatsgevonden. De NPO en WNL (de contract-houder voor Op1) hebben mij laten weten dat daarvan geen sprake is.

Los daarvan vind ik dat er meer transparantie en helderheid nodig is over de regels voor contractuele afspraken tussen omroepen en productiebedrijven, in relatie tot presentatoren. In de visiebrief van 14 juni 2019[2] heb ik daarom vorig jaar aangekondigd met de NPO en de omroepen in gesprek te gaan over mogelijke aanscherpingen van de regels in het BPPO. Over de uitkomsten hiervan wordt u in november geïnformeerd, bij de mediabegrotingsbrief 2021.

Vraag 3
Had TVBV op de hoogte kunnen zijn van de afspraken rond de matiging van de vergoeding van presentatoren? Kunt u aangeven op basis van welke huidige afspraken het verstrekken van programmagaranties uitgesloten is? Heeft BNNVARA in eerdere contracten met de heer Pauw en/of TVBV in het verleden afspraken gemaakt over programmagaranties (afnamegaranties)?

Antwoord 3

Ik ga er vanuit dat omroepen producenten waarmee zij samenwerken op de hoogte brengen van de relevante wet- en regelgeving, waaronder het BPPO. In bovenstaande situatie is door BNNVARA ook conform het BPPO gehandeld. Afspraken over het aantal afleveringen van een bepaalde titel zijn een gebruikelijk onderdeel van productiecontracten. Deze worden echter pas effectief als er ook door de NPO via een plaatsingsbesluit ruimte is voor uitzending. Dergelijke afspraken zijn ook nodig voor een voorspelbare en doelmatige planning van de programmaproductie.

Vraag 4
Kunt u zich herinneren dat de NPO, haar bestuur en medewerkers gehouden zijn aan de Governancecode Publieke Omroep 2018 waarin uitspraken worden gedaan over leiderschap en voorbeeldgedrag? 3) Hoe beschouwt u in deze context het besluit van de heer Klein als netmanager van NPO1, nadat BNNVARA een contract met Pauw/TVBV had afgewezen als omzeilings-constructie, over te gaan tot onderhandelingen met Pauw/TVBV?

Antwoord 4

De keuze voor een producent is onderdeel van het tot stand komen van de programmering van de publieke omroep. Zie mijn antwoord op vraag 6 over hoe de productie van het nieuwe programma Op1 uiteindelijk is vormgegeven.

Het daadwerkelijk verzorgen van media-aanbod is voorbehouden aan de landelijke publieke omroepen. De Governancecode Publieke Omroep 2018 zie ik als een uitermate belangrijk instrument voor zelfregulering dat op alle niveaus binnen de publieke omroep maatgevend moet zijn.

Vraag 5
Hoe verhoudt deze handelingswijze van de heer Klein zich tot de wettelijke bepaling dat alleen een uitzendgerechtigde omroep de opdracht tot het produceren van een programma mag gunnen? Is het naar uw mening passend, in de geest van de Mediawet, dat de NPO via haar netmanager tot afspraken komt met een producent en presentator om tot het produceren van een programma over te gaan en daarna een uitzendgerechtigde omroep opvoert als opdrachtgever?

Antwoord 5

Zie mijn antwoord op vraag 4.

Vraag 6
Klopt het dat het de actuele stand van zaken is dat op het moment van de beantwoording van deze schriftelijke vragen, er nog geen contract gesloten is met TVBV inzake de productie van de avondshow Op1, zoals het artikel van 17 januari 2020 aangeeft? Zo nee, bevat het gesloten contract afspraken over de betrokkenheid van de heer Pauw bij het programma en een eventuele rol als presentator tegen vergoeding? Is er in het contract sprake van een hogere vergoeding aan TVBV voor de productie van de avondshow Op1? Zo ja, wat zijn daarvoor de kostenverhogende factoren geweest? Maakt een programmagarantie onderdeel uit van het contract? Welke afspraken zijn er tussen de opdrachtnemer WNL en de NPO voorafgaande aan het afsluiten van het contract gemaakt over de inhoud van het contract?

Antwoord 6

Het programma ‘Op1’ wordt sinds de start geproduceerd door TVBV in opdracht van de vier betrokken omroepen WNL, BNNVARA, EO en Omroep Max. Voor de productie van dit programma is door WNL als penvoerder namens de omroepen een opdrachtovereenkomst met TVBV afgesloten. De heer Pauw was gedurende de afgelopen maanden tijdelijk betrokken als presentator bij het programma ‘Op1’. Sinds zijn vertrek bij BNNVARA had hij geen overeenkomst meer met een publieke omroep. Beide partijen hebben zich de afgelopen periode beraden op eventuele hernieuwde samenwerking. Dat heeft ertoe geleid dat de heer Pauw het komende seizoen in opdracht van BNNVARA een programma gaat maken.

Inhoudelijke afspraken over een programma en de productie zijn een zaak van de NPO, TVBV en de omroepen. Daar ga ik niet over.

Wel heb ik bij zowel de NPO als de omroepen geïnformeerd of de salarisafspraken binnen de geldende wet- en regelgeving, zoals het BPPO, passen. Dat is het geval. Bovendien is er bij het programma ‘Op1’ geen sprake van een situatie waarin een presentator tegelijk bij een omroep onder contract staat en zich via een (eigen) productiebedrijf laat inhuren.

Vraag 7
Herinnert u zich dat de Rekenkamer in haar rapport 'Hilversum in beeld' concludeert: ‘door diverse constructies bestaat er slecht zicht op het honorarium van presentatoren. Ondoorzichtige constructies vergroten het risico op ondoelmatigheid.’? Bent u het eens met deze conclusies van de Algemene Rekenkamer? Zo ja, hoe bent u van plan een einde te maken aan het beperkte zicht op het honorarium van presentatoren en ondoorzichtige constructies? Zo nee, waarom niet? 4)

Antwoord 7

Dit kabinet is zich ervan bewust dat de hoogte van de salarissen van topfunctionarissen en presentatoren bij de publieke omroep een voortdurende bron van discussie is. Hoewel dergelijke afspraken binnen de geldende regels vallen, vindt dit kabinet dit maatschappelijk onwenselijk. Daarom heb ik in de visiebrief maatregelen aangekondigd.

Contractuele afspraken tussen omroep en presentator zijn in eerste instantie een aangelegenheid van de werkgever en de werknemer. Daarom wil ik eerst met de NPO en de omroepen in gesprek over de aanscherping van regels in het BPPO die gaan over constructies waarbij presentatoren zich – via een bedrijf - laten inhuren. Indien dat niet tot een gewenst resultaat leidt, zal ik onderzoeken of er mediawettelijke maatregelen mogelijk zijn om dit te beperken. In deze gesprekken wil ik ook gaan bekijken welke type contracten onder de nieuwe afspraken kunnen gaan vallen. Ik zal uw Kamer in de mediabegrotingsbrief van 2021 op de hoogte brengen van de resultaten van deze gesprekken.

Parallel aan deze gesprekken werkt dit kabinet aan een, met de sector afgestemd, voorstel voor lagere bezoldigingsmaxima voor het media-domein. Doel is het WNT-bezoldigingsmaximum in lijn te brengen met de omvang van de organisaties. De maximering is van toepassing op de hoogst leidinggevenden (topfunctionarissen) van de instellingen en interne toezichthouders (leden raad van toezicht of raad van commissarissen). Dit moet er voor zorgen dat de salarissen binnen de publieke omroep beter aansluiten bij de huidige tijdsgeest.

De regeling waarin de lagere bezoldigingsmaxima voor het media-domein worden vastgesteld wordt na de zomer geconsulteerd. De regeling zal naar verwachting in het najaar van 2020 in werking kunnen treden.

Vraag 8
Kunt u aangeven in hoeveel gevallen, met vermelding van programma, presentator en productiebedrijf, er bij de NPO, leden- en niet-ledenomroepen sprake is van constructies waarbij presentatoren programma’s laten maken door productiebedrijven waarbij zij zelf betrokken zijn? 

Antwoord 8

Vooropgesteld: het zijn de omroepen die de programma’s (laten) maken en niet presentatoren. Navraag bij de omroepen leert dat er op dit moment zes van de vele presentatoren binnen de publieke omroep tevens eigenaar zijn van het betreffende productiebedrijf. Deze presentatoren zijn op één na niet in dienst bij een omroep, ze zijn ondernemer. Daarbij gaat het vaak om kortlopende of kleinschalige producties. Deze producties worden door deze bedrijven gemaakt “voor eigen rekening en risico”, met alle onzekerheden van dien.

Vraag 9
Kunt u zich herinneren dat u in de visiebrief toekomst mediabeleid voorgesteld heeft nadere afspraken met de NPO te maken over “hoe om te gaan met constructies waarbij presentatoren zich – via een bedrijf – laten inhuren”? Bent u bereid al voor het eind van februari 2020 tot afspraken met de NPO te komen op dit vlak en de Kamer over de uitkomst daarvan schriftelijk te informeren? Zo ja, welke en kunt u preciseren welke constructies u voornemens bent onder de afspraken van het publieke salarisplafond te brengen? Zo nee, waarom niet? 5)

Antwoord 9

Zie mijn antwoord op vraag 7.

Vraag 10
Kunt u bovenstaande vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?

Antwoord 10

Gezien de inhoudelijke overlap van deze vragen met de recente schriftelijke Kamervragen over het bericht 'Hoe Jeroen Pauw vertrok en toch een beetje kon blijven' (kenmerk 2020Z01861) en de feitelijke vragen van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar aanleiding van het rapport "Hilversum in beeld' van de Algemene Rekenkamer, beantwoord ik deze vragen gezamenlijk.

---

1) NRC, 17 januari 2020, https://www.nrc.nl/nieuws/2020/01/17/hoe-jeroen-pauw-vertrok-en-toch-een-beetje-kon-blijven-a3987244
2) Nrc.nl, 17 januari 2020, https://www.nrc.nl/nieuws/2020/01/17/bnnvara-brak-met-pauw-om-salariseis-a3987249

3) Governancecode Publieke Omroep 2018, artikel 6.3
4) Algemene Rekenkamer, 10 december 2019, 'Hilversum in beeld; Doelmatigheid bij de publieke omroep', pagina 45
5) Kamerstuk 32827, nr. 157 (onderdeel g. Matiging bezoldiging)

[1] Zie voor het BPPO: https://over.npo.nl/download/nl/303

[2] Kamerstukken II 2018/19, 32827, nr. 157.

Indiener(s)