Antwoord op vragen van het lid Palland over 'De uitzending 'Vermalen door instanties' van het televisieprogramma Hollandse Zaken'

AH 0010

2020Z15008

Antwoord van minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 16 september 2020)

Vraag 1: Bent u bekend met de uitzending 'Vermalen door instanties' van het televisieprogramma Hollandse Zaken? 1)

Antwoord: Ja.

Vraag 2: Wat is uw reactie op het commentaar dat het 'Claimbeoordelings- en Borgingssysteem' (CBBS-), de computerdatabase waarmee het UWV vaststelt voor welke functie(s) een client geschikt is, niet verifieerbaar is waardoor clienten moeilijk (of niet) kunnen nagaan of er terechte conclusies aan de uitkomst van het CBBS-systeem worden verbonden?

Antwoord:

Ik ben bekend met het signaal dat het CBBS door uitkeringsgerechtigden en hun vertegenwoordigers soms als ondoorzichtig en moeilijk controleerbaar wordt ervaren.

In het gesprek dat een verzekerde bij de WIA-beoordeling heeft met een arbeidsdeskundige van het UWV geeft de arbeidsdeskundige uitleg bij het resultaat van de beoordeling. De arbeidsdeskundige legt de verzekerde uit hoe de matching tussen de vastgestelde beperkingen en de functiebeschrijvingen van de door het CBBS geduide functies heeft plaatsgevonden. Zo kan de verzekerde verifieren of de matching op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. Op verzoek van betrokkenen verstrekt UWV ook uitdraaien uit het CBBS, met daarin uitgebreide informatie over de geduide functies en de belastbaarheid die daarbij hoort. Een verzekerde heeft uiteraard altijd de mogelijkheid om in bezwaar en eventueel beroep te gaan bij twijfel aan de juistheid van deze matching en de uitkomst van de beoordeling.

De Stichting van de Arbeid heeft mij op 8 juli 2020 haar advies aangeboden over het vergroten van de arbeidsparticipatie van mensen met een verminderde arbeidsgeschiktheid. Hierin stellen zij onder andere voor het proces van de claimbeoordeling transparanter te maken voor betrokkenen. Ik zal hierover in gesprek gaan met de sociale partners en UWV. Over de uitkomst van deze gesprekken zal ik u voor het einde van dit jaar informeren.

Vraag 3: Kunt u aangeven wat het begrip 'kapdatum', waarvan clienten van het UWV aangeven dat dit op diverse brieven van het UWV vermeld staat, inhoudt, en waarom en in welke gevallen dit gebruikt wordt? Welke gevolgen heeft het wanneer in een dossier een datum als ‘kapdatum' wordt gehanteerd?

Vraag 4: Wat is de rol/functie van een kapdatum in de werkprocessen van het UWV? Hoezeer is een kapdatum een wettelijk gedefinieerde term?

Antwoord:

UWV heeft mij desgevraagd aangegeven dat in het UWV-systeem dat de uitkeringen op grond van de arbeidsongeschiktheidswetten verzorgt maandelijks op een bepaald moment (meestal de tweede zondag van de maand) alle uitkeringen worden klaargezet voor verdere afhandeling en uitbetaling. Alle mutaties tot aan dat moment hebben nog effect op de uitkering van die maand. Mutaties na dat moment werken door in de uitkering van de maand daarop. Het moment dat bepalend is voor de vraag of mutaties nog meegenomen kunnen worden in de lopende maand wordt bij UWV intern de kapdatum genoemd. In de brieven van UWV wordt deze interne term niet meer gebruikt.

De kapdatum is geen wettelijk gedefinieerde term.

Vraag 5: Wat kunnen clienten doen wanneer zij in hun correspondentie met het UWV onjuiste gegevens, zoals een verkeerde (kap)datum (bijv. 30 februari), tegenkomen? Is bekend hoeveel meldingen over dergelijke fouten het UWV jaarlijks krijgt?

Antwoord:

Mensen die correspondentie van UWV ontvangen met daarin onjuiste gegevens kunnen daarover contact opnemen met UWV. Als het om een verschrijving gaat, dan Iegt UWV dit aan de verzekerde uit. Indien gewenst kan UWV een correctiebrief verzenden.

Als het gaat om onjuiste feitelijke informatie in de rapportages van de verzekeringsarts of arbeidsdeskundige, dan kan de verzekerde een beroep doen op het 'inzage- en correctierecht' om de onjuistheid in de rapportage(s) te corrigeren.

Als het geen verschrijving betreft, maar de verzekerde is het oneens met de inhoud van de beslissing van UWV, bijvoorbeeld over het recht, hoogte, of de duur van de uitkering, dan kan hij of zij bezwaar ma ken tegen deze beslissing.

Het is niet bekend hoeveel meldingen over fouten in correspondentie UWV jaarlijks krijgt. In het jaarverslag van UWV staat wel vermeld hoeveel klachten en

bezwaar- en beroepszaken zijn afgehandeld in het verslagjaar.

Vraag 6:

Kunt u aangeven of, en zo ja waarom, het UWV clienten adviseert om in plaats van een WW- een ZW-uitkering aan te vragen, zoals aan de orde komt in de betreffende uitzending van Hollandse Zaken? Is dit wettelijk toegestaan? Wat kunnen hiervan de gevolgen zijn voor clienten?

Antwoord:

Het is mogelijk dat in de uitvoeringspraktijk een WW-gerechtigde aangeeft dat hij niet aan zijn re-integratieverplichtingen kan voldoen vanwege medische problemen. De verzekerde kan dan door een UWV-medewerker worden geadviseerd om een ZW-uitkering aan te vragen om langs die weg meer duidelijkheid te verkrijgen over zijn situatie en belastbaarheid. Bij de beoordeling van een eventueel recht op ZW wordt onderzoek gedaan naar de vraag of de verzekerde mogelijk in staat is om arbeid te verrichten. Is dat het geval, dan blijft het WW-recht van kracht. Is dat niet het geval, dan ontstaat - na een wachttijd van 13 weken - een ZW-recht.

In het algemeen geldt dat de WW- en ZW-uitkering verschillende toelatingscriteria hebben. Ook verschillen de verplichtingen tijdens de uitkering. Als iemand de 'verkeerde' uitkering aanvraagt kan dat betekenen dat hij of zij niet aan de criteria of de verplichtingen voldoet. Het is mogelijk dat de verzekerde daardoor geen uitkering toegekend krijgt of een maatregel opgelegd krijgt wegens het niet voldoen aan de voorwaarden.

Vraag 7:

In hoeverre ontvangt u, net als de Kamer, signalen dat (sociaal) advocaten moeilijkheden ondervinden bij het vaststellen van het zogenaamde 'maatmanloon' als vertrekpunt voor de berekening van uitkeringen, met name bij langlopende dossiers waarbij er bijvoorbeeld sprake is van samenloop van WAO en ZW? Vindt overleg plaats tussen het UWV en (vertegenwoordigers van) de sociale advocatuur om tot heldere uitgangspunten en het oplossen van knelpunten te komen ten aanzien van de herleidbaarheid van uitkeringsberekeningen? Zo nee, bent u bereid dit overleg te initieren?

Antwoord:

De vaststelling van het maatmanloon wordt in de rapportage van de arbeidsdeskundige toegelicht. UWV zendt deze rapportage aan de verzekerde toe. Als de verzekerde vragen heeft of twijfelt aan de juistheid van de vaststelling kan hij of zij contact opnemen met UWV en om nadere uitleg vragen. Indien de verzekerde het hierna oneens is met de vaststelling, kan hij of zij via bezwaar en eventueel beroep, al dan niet bijgestaan door een (sociaal) advocaat, specifiek ingaan op vragen over dit onderwerp.

Signalen dat (sociaal) advocaten moeilijkheden ondervinden bij het controleren van het maatmanloon hebben mij tot nu toe niet bereikt.

UWV heeft mij laten weten dat er bijeenkomsten plaatsvinden tussen de UWV-stafdirectie Bezwaar en Beroep en de sociale advocatuur, om thema's zoals het CBBS te bespreken. Zowel UWV als vertegenwoordigers van de sociale advocatuur kunnen voor dit overleg gespreksonderwerpen aandragen.

Vraag 8:

Kunt u verduidelijken waarnaar het nummer/kenmerk verwijst dat onderaan in brieven van het UWV, in langlopende dossiers, staat vermeld en dat vooraf wordt gegaan door de letters -exe- (voorbeeld: exe.94)?

Antwoord:

Uit navraag bij UWV blijkt dat het hier vermoedelijk gaat om het briefnummer dat binnen UWV wordt gebruikt om binnen het 'brievenboek' een brief op basis van een passend format op te stellen.

Vraag 9:

Hoe krijgt het uitgangspunt dat de uiteindelijke beslissing over een sociaal-medische (her)keuring, en eventueel functiebeperking, altijd door een verzekeringsarts moet worden genomen in de praktijk vorm? Betekent dit bijvoorbeeld dat een dergelijk besluit de handtekening van een arts moet bevatten? In hoeverre is dit voor een UWV-client inzichtelijk?

Antwoord:

De beslissing bij een sociaal-medische beoordeling komt tot stand op basis van de wet en het Schattingsbesluit. Bij een WIA-beoordeling beoordelen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige de belastbaarheid en de restverdiencapaciteit van de verzekerde die beschikt over functionele mogelijkheden. Beide beoordelaars stellen ieder een rapportage op, voorzien van een digitale handtekening.

Het definitieve recht op uitkering wordt vastgesteld door een juridisch-administratief medewerker. Bij de beslissing over het uitkeringsrecht zendt UWV de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige aan de verzekerde toe.

Het besluit over het recht op uitkering bevat geen handtekening van de verzekeringsarts of de arbeidsdeskundige. Dit is niet wettelijk vereist.

1) Omroep MAX, Hollandse Zaken, https://www.npostart.nl/hollandse-zaken/08-08-2020/POW_04678915, 8 augustus 2020.

Indiener(s)