Antwoord op vragen van de leden Ellemeet en Van den Berge over het bericht ‘Ook kunstenaars in Oost-Nederland hekelen scheve verdeling kunstsubsidies

AH 0003

2020Z14876

Antwoord van minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 15 september 2020)

Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019-2020, nr. 4076

1) Heeft u kennisgenomen van het artikel ‘Ook kunstenaars in Oost-Nederland hekelen scheve verdeling kunstsubsidies’? 

Ja.

2) Hoe beoordeelt u de geografische spreiding van de subsidieverdeling van het Fonds Podiumkunsten voor de periode 2021-2024?


3) Bent u het met de mening eens dat niet of nauwelijks sprake is van regionale spreiding nu 54% van de subsidies in Amsterdam terecht is gekomen, terwijl slechts 4% van de subsidies in de regio’s Noord, Midden, Oost en Zeeland samen terecht is gekomen?

4) Wat gaat u doen om verschraling van het cultuurlandschap in de regio Oost-Nederland en de provincie Gelderland te voorkomen nu daar nul aanvragen van gezelschappen gehonoreerd zijn, ondanks positieve beoordelingen van het Fonds Podiumkunsten?

5) Heeft u in beeld wat deze verdeling doet voor het culturele middensegment in de regio en hoe schat de minister het risico in dat dit belangrijke middendeel - met onder andere de functies aanjagen en het kweken van talent - in de culturele keten hierdoor verdwijnt?

6) Hoe kijkt u naar het gevaar dat talent hierdoor vertrekt uit de regio naar de randstad, waardoor het gunstige makersklimaat nog verder verschuift naar de randstad? Wat gaat u doen om dit te voorkomen?

7) Heeft u voorzien dat, toen u de financieringsmethode wijzigde, het Fonds Podiumkunsten minder grote nadruk zou gaan leggen op regionale spreiding, omdat de financieringsmethode is gewijzigd en er meer geld naar de BIS is gegaan en daar een bredere spreiding is ontstaan, zoals Fonds Podiumkunsten in een reactie zegt? Zo ja, is dit een bewuste keuze geweest en waarom? Is een uitgebalanceerde geografische spreiding bij de verdeling van beide subsidiestromen niet wenselijker?

Beantwoording vraag 2 t/m 7.

In mijn brief van 15 september 2020 (2020Z16366) heb ik aangekondigd dat ik in de periode 2021-2024 extra investeer in het podiumkunstenaanbod. Dat doe ik door de 71 instellingen die van het Fonds Podiumkunsten een positief advies hebben ontvangen, maar waar het budget ontoereikend voor was, alsnog meerjarig te subsidiëren. Via het Fonds Podiumkunsten is jaarlijks € 15 miljoen extra beschikbaar voor deze instellingen. Daarnaast volg ik het advies van de Raad voor Cultuur, om een extra impuls te geven aan de culturele infrastructuur in de provincies Flevoland, Friesland, Drenthe, Zeeland en Limburg. Daar voeg ik de provincie Overijssel aan toe. Ik zet hiervoor de jaarlijks beschikbare € 2 miljoen van de matchingsregeling ‘Verbreding en Vernieuwing’ in. Op deze manier wordt de culturele infrastructuur, op plekken waar die nu minder stevig is, versterkt. De basisinfrastructuur kent in de periode 2021-2024 meer geografische spreiding dan ooit. Per saldo gaat er ruim € 25 miljoen meer naar instellingen in de regio dan in de periode 2017-2020.

___________________________________________________________

1) Dagblad van het Noorden, 16 augustus 2020, 'Ook kunstenaars in Oost-Nederland hekelen scheve verdeling cultuursubsidies', https://www.dvhn.nl/cultuur/Ook-kunstenaars-in-Oost-Nederland-hekelen-scheve-verdeling-cultuursubsidies-25933689.html

2) Fonds Podiumkunsten, 7 augustus 2020, 'Spreiding binnen de meerjarige subsidies van het Fonds Podiumkunsten', https://fondspodiumkunsten.nl/nl/actueel/nieuws/spreiding_binnen_de_meerjarige_subsidies_van_het_fonds_podiumkunsten/

Indiener(s)