Antwoord op vragen van de leden Geluk-Poortvliet, Van den Berg en Omtzigt over de toekenningen van het Fonds voor de Podiumkunsten

AH 0002

2020Z14555

Antwoord van minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 15 september 2020)

Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019-2020, nr. 3766

Vraag 1

Herinnert u zich dat het fonds voor de podiumkunsten een “deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds Podiumkunsten 2017-2020” gepubliceerd heeft?

Ja.

Vraag 2

Herinnert u zich dat een van criteria was: ‘geografische spreiding in Nederland” (artikel 4.5 lid e van de deelregeling)?

Ja.

Vraag 3

Hoe komt het dat er op 22 november 2019 -een paar dagen na het notaoverleg cultuur - een “deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds Podiumkunsten 2021-2024” gepubliceerd wordt, waaruit het criterium geografische spreiding verwijderd is?

Begin november heb ik de betreffende deelregeling goedgekeurd, waarna het Fonds Podiumkunsten de regeling heeft laten publiceren in de Staatscourant. In de regeling is het criterium geografische spreiding niet afzonderlijk opgenomen. Het fonds heeft wel voorwaarden gesteld aan het spelen van voorstellingen buiten Amsterdam. Gezelschappen en makers die een aanvraag hebben ingediend voor categorie II dienen een derde van het totale aantal uitvoeringen buiten Amsterdam uit te voeren. Bij gezelschappen en makers die een aanvraag hebben ingediend voor categorie III gaat het om de helft van het totaal aantal uitvoeringen dat buiten de hoofdstad opgevoerd moet worden.

Vraag 4

Heeft u overleg gehad met het fonds podiumkunsten over het schrappen van het criterium ‘geografische spreiding’?

Het fonds heeft mij de regeling in zijn geheel voorgelegd. Ik heb geen overleg gevoerd over specifieke criteria. De regeling heb ik in zijn geheel goedgekeurd.

Vraag 5

Heeft u ingestemd het schrappen van het criterium ‘geografische spreiding?

Zie mijn antwoord op vraag 4.

Vraag 6

Hoe heeft u de Kamer op de hoogte gesteld van het schrappen van het criterium ‘geografische spreiding’?

Het is niet gebruikelijk om (deel)regelingen van de zes cultuurfondsen aan de Kamer voor te leggen.

Vraag 7

Hoe beoordeelt u het feit dat alle aanvragers moeten voldoen aan de code ‘diversiteit en inclusie’, die echt alle vormen van diversiteit lijkt te omvatten, maar dat er in twee landsdelen, 5 provincies (Noord en Oost) samen zegge en schrijve slechts een van de meer dan 50 toegekende subsidies wordt toegekend?

Vraag 8

En hoe beoordeelt u het dat meer dan de helft van de toekenningen in Amsterdam plaatsvindt?

Vraag 9

Kunt u een manier vinden om in overleg met het fonds toch echt betekenis aan het criterium ‘geografische spreiding’ te geven en de Kamer daarover voor 23 augustus te informeren?

Beantwoording vragen 7, 8 en 9

In mijn brief van 15 september 2020 (2020Z16366) heb ik aangekondigd dat ik in de periode 2021-2024 extra investeer in het podiumkunstenaanbod. Dat doe ik door de 71 instellingen die van het Fonds Podiumkunsten een positief advies hebben ontvangen, maar waar het budget ontoereikend voor was, alsnog meerjarig te subsidiëren. Via het Fonds Podiumkunsten is jaarlijks € 15 miljoen extra beschikbaar voor deze instellingen. Daarnaast volg ik het advies van de Raad voor Cultuur, om een extra impuls te geven aan de culturele infrastructuur in de provincies Flevoland, Friesland, Drenthe, Zeeland en Limburg. Daar voeg ik de provincie Overijssel aan toe. Ik zet hiervoor de jaarlijks beschikbare € 2 miljoen van de matchingsregeling ‘Verbreding en Vernieuwing’ in. Op deze manier wordt de culturele infrastructuur, op plekken waar die nu minder stevig is, versterkt. De basisinfrastructuur kent in de periode 2021-2024 meer geografische spreiding dan ooit. Per saldo gaat er ruim € 25 miljoen meer naar instellingen in de regio dan in de periode 2017-2020.

Vraag 10

Kunt u deze vragen een voor een en voor 23 augustus beantwoorden?
Nee, dat is niet gelukt. Zie ook mijn brief van 26 augustus 2020.

Indiener(s)