Antwoord op vragen van de leden Van Helvert en Van der Molen over de naamswijziging van het Confucius instituut en het samenwerkingscontract Stichting Confucius Instituut Groningen

AH 4096

2020Z14424

Antwoord van minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 11 september 2020)

Vraag 1.

Bent u bekend met het bericht ‘China’s Confucius Institute renamed amid global backlash?’ 1)

Antwoord:

Ja.

Vraag 2.

Duidt de nieuwe naam voor het Confucius Instituut (“Ministry of Education Centre for Language Education and Cooperation”) op meer controle en directer toezicht door de Chinese overheid bij Confucius-samenwerkingen?

Antwoord:

Het lijkt erop dat de intentie van de Chinese autoriteiten is in juridische zin meer afstand te creëren tussen het Confucius Institute Headquarters, ‘Hanban’, enerzijds en de Confucius Instituten anderzijds.[1] Er wordt een nieuwe niet-gouvernementele stichting in het leven geroepen, de Chinese International Education Foundation, die verantwoordelijk wordt voor de financiering en positionering van de Confucius Instituten. Om de nieuwe rol van Hanban te onderstrepen, zal deze organisatie voortaan als Center for Language Education and Cooperation door het leven gaan.

Vraag 3.

Gaat deze naamswijziging naar uw weten gepaard met een nieuwe Chinese overheidsstrategie omtrent Confucius-samenwerkingen?

Antwoord:

Het ziet ernaar uit dat de naamswijziging gezien moet worden als een reactie op de negatieve publiciteit rond en kritiek op de Confucius Instituten, met name in de VS waar tientallen (van in totaal bijna 100) Confucius Instituten inmiddels zijn gesloten.

Vraag 4.

Deelt u de mening dat de veranderingen bij dit Chinese instituut moeten zorgen voor extra alertheid bij zowel de Nederlandse contractpartijen als ook bij de Nederlandse Rijksoverheid bij het verlengen of aangaan van contracten omtrent Confucius-samenwerkingen?

Antwoord:

Op 3 juli jl. stuurde ik uw Kamer het Clingendael rapport “China’s invloed op onderwijs in Nederland: een verkenning”.[2] De onderzoekers concluderen daarin dat er geen aanwijzingen zijn dat er politieke beïnvloeding plaatsvindt via de Confucius Instituten in het hoger onderwijs in Nederland. Zij voegen daar aan toe dat een voortdurende alertheid op en actieve preventie van politieke beïnvloeding door Confucius Instituten niettemin wenselijk is. Zoals aangegeven in de aanbiedingsbrief bij dit rapport, zal ik uw Kamer dit najaar verder informeren over de positie van Nederland ten opzichte van China op het terrein van onderwijs en wetenschap, in lijn met de kabinetsnotitie “Nederland-China: een nieuwe balans” uit mei 2019.

Vraag 5.

Deelt u de mening dat samenwerkingscontracten gesloten tussen Chinese en Nederlandse partijen omtrent de werking van Confucius Instituten transparantie behoeven om Chinese politieke beïnvloeding te vermijden? Zo ja, bent u van mening dat deze transparantie wordt verzekerd bij de huidige Nederlandse Confucius Instituten?

Antwoord:

Zoals ik bij eerdere vragen van uw Kamer over dit onderwerp al heb aangegeven[3] hebben de instellingen van hoger onderwijs in Nederland een hoge mate van autonomie, waarbinnen zij zelf verantwoordelijk zijn voor afspraken die zij maken met andere, ook buitenlandse instellingen. Voor overeenkomsten die instellingen sluiten met derden geldt als uitgangspunt dat deze niet vertrouwelijk zijn. Op dit uitgangspunt zijn uitzonderingen mogelijk, indien de wederpartij daar zwaarwegende redenen voor heeft. De Rijksuniversiteit Groningen liet mij desgevraagd weten dat de overeenkomst m.b.t. het Confucius Instituut Groningen geen vertrouwelijkheidsclausule bevat.

Vraag 6.

Bestaat op dit moment de mogelijkheid Nederlandse kennisinstituten die een contract sluiten met Confucius Instituten te verplichten deze contracten openbaar te maken, zodat voor eenieder duidelijk is wat de voorwaarden voor samenwerking zijn? Zo nee, kan deze maatregel worden onderzocht en uitgewerkt? 

Antwoord:

Uitgangspunt is dat overeenkomsten die de betrokken instellingen sluiten met derden niet vertrouwelijk zijn. Indien de wederpartij zwaarwegende argumenten heeft om (onderdelen van de) overeenkomst niet met derden te delen, dan kan dat onder bepaalde omstandigheden in de overeenkomst worden opgenomen. In het geval van de Rijksuniversiteit Groningen is dit niet aan de orde.

Vraag 7.

Wanneer wordt het samenwerkingscontract tussen de Communication University of China (Beijing), de Stichting Confucius Instituut Groningen (bestaande uit Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool en de gemeente Groningen) en de Chinese overheidspartij Hanban verlengd of heronderhandeld?

Antwoord:

Van de Rijksuniversiteit Groningen begrijp ik dat er sprake is van een stilzwijgende verlenging en dat het volgende verlengmoment in december 2020 is.

Vraag 8.

Heeft u de Stichting Confucius Instituut Groningen op de hoogte gesteld van de grote risico’s die gepaard gaan met samenwerking met Hanban?

Antwoord:

In het eerdergenoemde Clingendael rapport merken de onderzoekers op dat hun gesprekspartners aangeven dat “het publieke debat rondom Confucius Instituten alle betrokken partijen zeer alert heeft gemaakt”. Dat beeld deel ik, afgaand op de reguliere contacten die er over internationalisering met de kennisinstellingen zijn.

Vraag 9.

Deelt u de mening dat ook de Rijksoverheid moet toezien op dit contract en de onderhandelde voorwaarden, en zo ja, welke maatregelen zal u treffen om dit te verzekeren?

Antwoord:

Op voorhand zie ik geen reden om vanwege deze naamswijziging extra maatregelen te treffen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 zal ik uw Kamer in het najaar nader informeren.

1) Taiwan News, 6 juli 2020, https://www.taiwannews.com.tw/en/news/3960842

[1] Zie bijv. https://www.ciuscenter.org/clarity-around-name-change/

[2] Kamerstuk 35 207, nr. 35

[3] Beantwoordingsbrief Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018-2019, nr. 2160 d.d. 04.04.2019

Indiener(s)


Stef  Blok