Antwoord op vragen van het lid Ploumen over het verbieden van intimidatie van vrouwen buiten abortusklinieken

AH 4078

2020Z14350

Antwoord van minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 10 september 2020)

Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019-2020, nr. 3738

1

Heeft u kennisgenomen van het bericht ‘Gemeente mag posten bij abortuskliniek verbieden’? 1)

Antwoord vraag 1

Ja

2

Deelt u de mening dat het rechterlijke oordeel waarmee het intimideren van vrouwen buiten abortusklinieken wordt geclassificeerd als een wanordelijkheid en niet langer valt binnen het demonstratierecht, betekent dat alle gemeenten dergelijke bufferzones moeten instellen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 2

In mijn eerdere commissiebrief en beantwoording van Kamervragen gaf ik al aan dat het op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) primair aan gemeenten (de burgemeester) is om demonstraties bij abortusklinieken in goede banen te leiden.[1],[2],[3],[4]Tot dusverre hebben gemeenten waar abortusklinieken zijn gevestigd steeds aangegeven dat zij over genoeg bevoegdheden beschikken om de demonstraties in goede banen te leiden.

Anti-abortus acties bij abortusklinieken in het hele land kunnen juridisch gezien niet allemaal op één lijn worden gesteld. Of maatregelen noodzakelijk en gerechtvaardigd zijn, is afhankelijk van alle relevante feiten en (plaatselijke) omstandigheden, en daarmee een beoordeling die alleen lokaal door de burgemeester kan worden gemaakt. De uitkomst van die afweging kan per geval verschillen. In dit concrete geval heeft de gemeente Heemstede beperkingen opgelegd en is zij door de voorzieningenrechter in het gelijk gesteld. Het oordeel van een voorzieningenrechter heeft overigens een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Het is niet aan mij om (verdere) consequenties te verbinden aan de uitspraak van de voorzieningenrechter of om gemeenten op te dragen beperkingen mee te geven aan een anti-abortus acties, zoals het op afstand van de kliniek plaatsen.

3

Bent u bereid wederom in contact te treden met de relevante gemeenten om te bespreken hoe zij zo snel mogelijk bufferzones gaan creëren aangezien dit rechterlijke precedent de situatie heeft veranderd? Zo ja, binnen welk tijdspad wordt dit gedaan?

Antwoord vraag 3

Zoals ik eerder aan uw Kamer heb gemeld, ben ik over de situatie bij abortusklinieken en de actuele ontwikkelingen op dat terrein op regelmatige basis in gesprek met gemeenten en abortusklinieken. De uitspraak van de voorzieningenrechter is in dat kader ook gedeeld. Ik ben van mening dat gemeenten genoeg mogelijkheden hebben om maatregelen te treffen indien de lokale situatie dat vraagt. Dit is ook wat ik hoor van de gemeenten zelf en wat de ontwikkelingen in de gemeente Heemstede laten zien.

4

Bent u van mening dat deze uitspraak van de rechters u een handvat biedt om op nationaal niveau een einde te maken aan het intimideren van vrouwen buiten abortusklinieken?

Antwoord vraag 4

Zie het antwoord op de vragen 2 en 3.

5

Wilt u zich hierbij uitspreken over de noodzaak bij elke abortuskliniek per direct een bufferzone te creëren, zodat vrouwen ongestoord de keuze kunnen maken die voor hen het beste is?

Antwoord vraag 5

Vrouwen moeten in alle vrijheid een zwangerschapsafbreking kunnen overwegen en toegang hebben tot abortuszorg. In mijn eerdere antwoorden op Kamervragen en commissieverzoeken over anti-abortus demonstraties bij abortusklinieken heb ik aangegeven het zeer kwalijk te vinden als vrouwen die op het punt staan een abortuskliniek te bezoeken worden lastiggevallen [5],[6],[7]. Het is echter aan de burgemeester om anti-abortus acties in goede banen te leiden.

1) Nederlands Dagblad, 24 juli 2020

[1] Kamerstuk 32 279, nr. 150.

[2] Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018/2019, nr. 1651.

[3] Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018/2019, nr. 3198.

[4] Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019/2020, nr. 2752.

[5] Kamerstukken II 2018/2019, 32279, nr. 150.

[6] Aanhangsel Handelingen 2018/2019, nr. 1651.

[7] Aanhangsel Handelingen 2019/2020, nr. 2752.

Indiener(s)