Antwoord op vragen van het lid Baudet over de gang van zaken rondom de demonstratie d.d. 21 juni 2020 op het Malieveld tegen de anderhalvemetersamenleving

In antwoord op uw brief van 24 juni 2020 deel ik u mee, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, dat de schriftelijke vragen van het lid Baudet (FvD) over de gang van zaken rondom de demonstratie d.d. 21 juni 2020 op het Malieveld tegen de anderhalvemetersamenleving, worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,




drs. K.H. Ollongren

Vragen van het lid Baudet (FvD) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid over de gang van zaken rondom de demonstratie d.d. 21 juni 2020 op het Malieveld tegen de anderhalvemetersamenleving

2020Z12032 (ingezonden 24 juni 2020)


Vraag 1

Bevatten de noodverordeningen inzake corona die van kracht zijn, een beperking van het grondwettelijk recht om te demonstreren? In welke mate is het toegestaan om middels noodverordeningen het recht om te demonstreren in te perken?

Antwoord:

De huidige noodverordeningen ter bestrijding van covid-19 bevatten geen beperking van het recht om te demonstreren. De Wet openbare manifestaties (Wom) is daarop van toepassing gebleven.

Voor de regulering van demonstraties geldt derhalve de normale procedure op grond van de Wom. Bij toepassing van artikel 39 Wet veiligheidsregio’s is in crisissituaties niet de burgemeester, maar de voorzitter van de veiligheidsregio het bevoegde gezag om toepassing te geven aan de Wom. Bij demonstraties moet de in de noodverordeningen voorgeschreven veilige afstand van 1,5 meter worden aangehouden. Dit wordt niet beschouwd als een beperking van het demonstratierecht, omdat een redelijk gebruik van dit grondrecht mogelijk blijft.

Er zijn situaties denkbaar waarin verdergaande regels en bevelen inzake demonstraties vereist zijn dan de Wom mogelijk maakt. De toepassing van noodbevoegdheden op grond van de Gemeentewet, zoals het uitvaardigen van een noodverordening, behoort in dergelijke - uitzonderlijke - omstandigheden tot de mogelijkheden.[1]

Vraag 2

Kent u de kennisgeving d.d. 10 juni 2020 die is gedaan ten aanzien van de demonstratie d.d. 21 juni 2020 op het Malieveld tegen de anderhalvemetersamenleving?

Antwoord:
Van een demonstratie moet op grond van de Wom worden kennisgegeven aan het lokale gezag, dat verantwoordelijk is voor het in goede banen leiden van demonstraties. Bewindspersonen komen terzake geen bevoegdheden toe, om die reden wordt door ons niet beschikt over een kennisgeving.

Vraag 3

Hoe verklaart u dat de Gemeente Den Haag naar buiten heeft gebracht dat de organisatie 100 demonstranten had aangemeld, terwijl op grond van de kennisgeving van meet af aan rekening werd gehouden met 50.000 demonstranten?

Antwoord:

Het lokale gezag, in dit geval plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio Haaglanden, legt desgevraagd verantwoording af over de uitoefening van zijn bevoegdheden aan de gemeenteraad en eventueel aan de rechter. Het is niet aan mij een oordeel te geven over de wijze waarop het lokale gezag in dit geval is omgegaan met zijn verantwoordelijkheid en een kennisgeving van een demonstratie heeft beoordeeld.

Vraag 4

Heeft u op enig moment op enige wijze contact gehad met de burgemeester van Den Haag omtrent de demonstratie? Zo ja, wilt u een chronologisch overzicht verstrekken van de aard en inhoud van deze contacten? Heeft u op enig moment contact gehad met de burgemeesters van Maastricht, Utrecht, Amsterdam omtrent (voorgenomen) demonstraties van de organisatie Viruswaanzin? Zo ja, wilt u een chronologisch overzicht verstrekken van de aard en inhoud van deze contacten?

Antwoord:

Zoals aangegeven is het lokaal gezag verantwoordelijk voor de besluitvorming rondom demonstraties. Bewindspersonen hebben daarbij geen rol. Er is geen sprake van dat zij maatregelen goedkeuren of richting geven.

Vraag 5

Is het toegestaan om een demonstratie in het geheel te verbieden, indien er ook minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn?

Antwoord:
Op grond van de Wom is het lokale gezag bevoegd om voorschriften of beperkingen te stellen aan een demonstratie en deze in het uiterste geval te verbieden of te beëindigen. Dit mag uitsluitend als dit noodzakelijk is in verband met de bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Een verbod is dus een ultimum remedium en pas aan de orde als minder ingrijpende (geschikte) maatregelen niet mogelijk zijn.

Vraag 6

Gegeven de grootte van het Malieveld, wat is uw inschatting van het aantal demonstranten dat zou kunnen deelnemen aan een protest, met inachtneming van de anderhalve meter?

Vraag 7

Waarom is de demonstratie op voorhand in het geheel verboden? Waarom gebeurde dit pas op het allerlaatste moment? Is er met de organisatie overlegd over bepaalde aanpassingen aan de plannen om de demonstratie wel te kunnen toestaan?

Antwoord vragen 6 en 7:
Het faciliteren en reguleren van demonstraties is een bevoegdheid van het lokale gezag. Het is dan ook aan het lokale gezag om de (on)mogelijkheden voor het houden van een demonstratie aan de hand van de plaatselijke omstandigheden te beoordelen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de kennis van de lokale situatie. Het lokale gezag legt over die beslissing verantwoording af aan de gemeenteraad en eventueel aan de rechter. Het is niet aan mij om hierover een oordeel te geven.

Ik verwijs naar de brief d.d. 23 juni jl.[2] die het college van burgemeester en wethouders over de demonstraties op 20 en 21 juni aan de Haagse gemeenteraad heeft gestuurd.


Vraag 8

Is de bewering van de organisatie juist dat de NOS eerder op de hoogte was van de uitspraak van de rechter op vrijdag 19 juni dan de organisatie zelf? Zo ja, hoe verklaart u dat?

Antwoord:

Deze bewering is mij niet bekend en ik ben ook niet op de hoogte van de juistheid hiervan.

Vraag 9

Heeft de organisatie zich bereid getoond aanpassingen aan de aard of de inhoud van de demonstratie door te voeren, zoals bijvoorbeeld het maximeren van het aantal bezoekers, het schrappen van sprekers of programma-onderdelen, zoals muziek, of het inkorten van het programma?

Vraag 10

Is het correct dat het contact van de organisatie met de burgemeester verliep via de politie en staatsbosbeheer? Zo ja, heeft de gemeente de moeite genomen om zelf in contact te treden met de organisatie? Zo nee, gegeven de grote bezwaren die de gemeente had, die volgens de organisatie niet gedeeld werden door de politie, waarom is de gemeente dan niet direct in contact getreden met de organisatie? Begrijpt u dat dit de indruk wekt dat de gemeente nooit van zins is geweest om mee te werken aan het protest?

Vraag 11

Is het waar dat contact met de organisatie al die tijd via één contactpersoon bij de politie verliep en dat de organisatie pas op 19 juni, de dag van de uitspraak van de rechter, voor het eerst met de politie om tafel gingen? Zo ja, waarom is niet eerder met de organisatie om tafel gegaan?

Vraag 12

Heeft de politie een positief advies gegeven aan de gemeente over het protest? Zo ja, wat zijn dan de overwegingen geweest om dat advies niet over te nemen? Is bij het advies van de politie aan de gemeente überhaupt sprake geweest van een maximumaantal bezoekers? Zo ja, hoe hoog lag dat aantal?

Antwoord vragen 9, 10, 11 en 12:

Zoals hiervoor vermeld betreft het een lokale aangelegenheid. Desgevraagd legt het lokale gezag verantwoording af aan de gemeenteraad over de uitoefening van zijn bevoegdheden. Het is niet aan mij om daarin te treden.

Vraag 13

Mag de verwachting dat ‘harde kern’-voetbalsupporters aan een demonstratie wensen deel te nemen, bepalend zijn voor het besluit om een demonstratie te verbieden? Zo ja, betekent dit dat ‘harde kern’-voetbalsupporters een beperkt recht hebben om te demonstreren tegen beleid van de overheid?


Antwoord:

Het recht om te demonstreren is een fundamenteel grondrecht en geldt voor iedereen gelijkelijk. Een demonstratie mag in het uiterste geval worden verboden, maar uitsluitend als dit noodzakelijk is in verband met de bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. De achtergrond van een demonstrant zal op zichzelf niet bepalend zijn voor het verbieden van een demonstratie door het lokale gezag, maar kan wel een factor zijn die meeweegt bij een goede risico-inschatting.

Vraag 14

Erkent u dat het grondwettelijk recht om te demonstreren ook inhoudt dat vreedzame demonstranten niet mogen worden aangehouden wegens het enkele feit dat een demonstratie verboden was? Zo ja, hoe heeft het kunnen gebeuren dat de burgemeester van Den Haag opdracht heeft gegeven om vreedzame demonstranten wegens dit enkele feit aan te houden?

Antwoord:
Op grond van artikel 11 van de Wom is het strafbaar om deel te nemen aan betogingen waarvoor een verbod is gegeven. Indien demonstranten in weerwil van een verbod (blijven) demonstreren kan onder gezag van de officier van justitie daartegen strafrechtelijk worden opgetreden. Hierover vindt afstemming plaats binnen de driehoek. Zie verder het antwoord op de vragen 6, 7, 9,10,11 en 12.

Vraag 15

Waarom gaf de burgemeester op 21 juni 2020 rond 13.00 uur ineens toch toestemming voor een demonstratie? Aan wie en op welke wijze is die toestemming verleend? Hoe is het mogelijk dat de organisatie dit uit de media heeft moeten vernemen? Wat betekent dit voor de mensen die voor die tijd al waren aangehouden wegens het enkele feit dat zij demonstreerden terwijl dit verboden was? Betekent dit dat zijn eerdere beslissing om de demonstratie in het geheel te verbieden, bij nader inzien onnodig ver ging? Waarom gold de uiteindelijke toestemming voor slechts 30 minuten?

Antwoord:

Zie het antwoord op de vragen 6 en 7 en 9, 10,11 en 12.

Vraag 16

Heeft u kennisgenomen van de beelden van de demonstratie, waarop te zien is dat door de politie geweld wordt gebruikt tegen vreedzame demonstranten? Op grond van welke instructies of aanwijzingen handelden deze agenten? Hoe beoordeelt u dit politieoptreden?

Antwoord:

De driehoek stelt, op basis van vooraf geformuleerde beleidsuitgangspunten, tolerantiegrenzen vast. Deze vormen de basis voor het politieoptreden tijdens een demonstratie. Het gebruik van geweld door de politie is aan strenge randvoorwaarden gebonden. In bovengenoemde brief van 23 juni jl. is aan de gemeenteraad van Den Haag verantwoording afgelegd over het politieoptreden.

Vraag 17

Bent u bekend met de beelden waaruit blijkt dat personen die eruitzien als demonstranten, zich ophouden in en rondom een politievoertuig? Kunt u bevestigen dat dit agenten in burgerkleding (‘stillen’) zijn? Zo ja, welke instructies en aanwijzingen hebben deze ‘stillen’ gekregen? Welke regels gelden er omtrent de inzet van ‘stillen’ rondom demonstraties? Kunt u uitsluiten dat ‘stillen’ op enige wijze de demonstranten hebben opgeruid?

Antwoord:
Over de eventuele inzet van agenten in burger doe ik in beginsel geen mededelingen.

In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat leden van de aanhoudingseenheid deel uitmaken van de ME. De aanhoudingseenheid is geoefend en uitgerust om bij (grootschalige) ordeverstoringen waarnemingen te verrichten en daarbij ordeverstoorders aan te houden.

Vraag 18

Welke aanwijzingen of instructies heeft de burgemeester van Den Haag direct of indirect aan de politie gegeven rondom de demonstraties van 20 en 21 juni op het Malieveld? Wilt u hiervan voor beide dagen afzonderlijk een chronologisch overzicht verstrekken? Hoe verhouden deze instructies zich tot de coulance-instructies van de Eindhovense burgemeester Jorritsma aan de politie bij een Black Lives Matter (BLM)-demonstratie begin juni?

Antwoord:

De politie handelt bij het handhaven van de openbare orde onder de verantwoordelijkheid van het lokaal gezag, in genoemde gevallen de (plaatsvervangend) voorzitters van de veiligheidsregio. Zoals in de antwoorden hiervoor geschetst betreft het een (boven)lokale verantwoordelijkheid en is het niet aan mij om een oordeel te geven over de wijze waarop het lokale gezag met zijn bevoegdheden is omgegaan.

Vraag 19

Gezien het gegeven dat het handhaven van de anderhalve meter één van de redenen was om het protest te verbieden, hoe verhoudt dat zich tot het bij elkaar drijven van de demonstranten? Welke gevaren voor de volksgezondheid ziet u daarin?

Antwoord:

Ik verwijs naar de brief d.d. 23 juni jl. die het college van burgemeester en wethouders over de demonstraties op 20 en 21 juni aan de Haagse gemeenteraad heeft gestuurd.

Vraag 20

Hoe verklaart u dat de afgelopen weken alle protesten tegen vermeend racisme doorgang mochten vinden, zelfs die van een dag eerder tevens op het Malieveld, vaak zelfs indien daarbij de anderhalvemeternorm niet werd nageleefd, terwijl vrijwel alle protesten tegen de anderhalvemetersamenleving in mindere of meerdere mate zijn verboden? Begrijpt u dat dit de schijn wekt dat er anders wordt opgetreden rondom demonstraties die de overheid welgevallig zijn, dan bij demonstraties die zich tegen het overheidsbeleid richten?


Vraag 21

Hoe verklaart u dat op maandag 1 juni, een moment in de tijd dat de Corona-maatregelen strenger waren dan zondag 21 juni, ruim 10 .000 mensen, waaronder burgemeester Femke Halsema, zich op de Dam in Amsterdam mochten verzamelen voor een protest? Begrijpt u dat dit de indruk wekt dat sommige demonstraties worden toegestaan omdat ze een voor de overheid welgevallig geluid laten horen? Begrijpt u dat dit de indruk wekt dat toestemming wordt verleend op basis van politieke intentie?

Antwoord vragen 20 en 21:
Het lokale gezag maakt een inschatting van een (voorgenomen) demonstratie of manifestatie. Het lokale gezag dient zich altijd actief op te stellen om demonstreren te faciliteren, zodat het demonstratierecht zo goed mogelijk kan worden uitgeoefend. Het zal er bij iedere demonstratie van afhangen hoe een situatie zich ontwikkelt en hoe het lokale gezag de bevoegdheden - gelet ook op de vastgestelde tolerantiegrenzen - gebruikt. Juist de afwegingen die per afzonderlijke demonstratie moeten worden gemaakt maken dat situaties verschillen en niet goed met elkaar te vergelijken zijn.

Vraag 22

Weet u dat de politie bij één of meerdere demonstraties tegen vermeend racisme in uniform heeft deelgenomen aan de demonstratie door samen met de andere demonstranten te knielen en de rechtervuist gebald in de lucht te houden? Zo ja, bij welke demonstraties is dit gebeurd? Waren deze agenten op dat moment aan het werk? Zo nee, waarom droegen zij dan hun uniform? Hoe beoordeelt u deze actie van de agenten?

Vraag 23

Is het agenten toegestaan om onder werktijd in de hoedanigheid van demonstrant deel te nemen aan demonstraties? Wat betekent dit voor de neutraliteit die de politie uit zou moeten stralen? Wat betekent dit voor de mate waarin zij hun werk op dat moment kunnen doen?

Antwoord op vragen 22 en 23:

De politie is er in de uitvoering van haar taken voor iedereen. Dat vergt een hoge mate van professionaliteit en dus van inzicht en voorzichtigheid. De politie tracht demonstraties altijd zo goed mogelijk te accommoderen.

Uitgangspunt is dat politiemensen zich onder werktijd neutraal opstellen en zich in beginsel onthouden van steunbetuigingen en standpunten bij een demonstratie, in welke vorm dan ook.

[1] Zie ook Kamerstukken II 1985/86, 19427, nr. 3, p. 10, en Kamerstukken II 1988/89, 19410, nr. 10, p. 96 e.v.

[2] https://denhaag.raadsinformatie.nl/document/8912803/4#search=%22demonstratie malieveld%22