Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over het advies van de Gezondheidsraad betreffende de gezondheidsrisico’s van landbouwgif en de kabinetsreactie hierop

Geachte Voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op vragen van het lid Wassenberg (PvdD) over het advies van de Gezondheidsraad betreffende de gezondheidsrisico’s van landbouwgif en de kabinetsreactie hierop mede namens de minister van Medische Zorg en Sport en de minister en de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (ingezonden op 2 juli 2020 met het kenmerk 2020Z13252).

Carola Schouten

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

2020Z13252

1

Kunt u bevestigen dat de Gezondheidsraad in het Vervolgadvies gewasbescherming en omwonenden onder andere adviseert dat “overheid en agrarische sector de plannen om de landbouw te verduurzamen, zoals recent nog beschreven in de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030, met kracht ter hand nemen en intensiveren”?

Antwoord

Ja.

2

Beaamt u dat dit betekent dat volgens de Gezondheidsraad de plannen die reeds bestonden, zoals de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030, geïntensiveerd, dus aangescherpt dienen te worden, en resoluut dienen te worden uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?

3

Waarom schrijft u in uw appreciatie van het advies van de Gezondheidsraad dat het advies in lijn is met de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030, terwijl de Gezondheidsraad juist adviseert dat de plannen geïntensiveerd dienen te worden?

4

Waarom geeft u in uw appreciatie nergens aan hoe u de huidige plannen zult intensiveren?

5

Kunt u bevestigen dat u dit belangrijke onderdeel van het Vervolgadvies van de Gezondheidsraad dus niet overneemt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom neemt u dit niet over?

Antwoord 2 tot en met 5

In de appreciatie staat dat de beoogde omslag in het landbouwsysteem naar weerbare planten en teelsystemen alleen kan worden bereikt als de huidige aanpak wordt herijkt en de inzet van alle partijen – zowel de overheid als de landbouwsector en het bedrijfsleven rond gewasbescherming – flink wordt geïntensiveerd. Hierin voorziet het uitvoeringsprogramma bij de “Toekomstvisie gewasbescherming 2030”, dat ik uw Kamer in september zal doen toekomen. Dit uitvoeringsprogramma voorziet in een jaarlijkse monitoring van de voortgang, waardoor het mogelijk is tijdig bij te sturen als dit nodig blijkt te zijn.

6

Waarom wijdt u in uw appreciatie van het advies van de Gezondheidsraad voornamelijk uit over de Toekomstvisie gewasbescherming 2030, terwijl er ook nog doelen staan voor 2023, namelijk uit de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst?

Antwoord

De “Toekomstvisie gewasbescherming 2030” schetst een perspectief en horizon die verder gaat dan het huidige beleid, dat is vastgelegd in de nota “Gezonde Groei, Duurzame Oogst”. Dit betekent uiteraard niet dat de doelen uit de nota “Gezonde Groei, Duurzame Oogst” komen te vervallen. Integendeel, bij de aanbieding van de “Toekomstvisie gewasbescherming 2030” aan uw Kamer heb ik aangegeven dat de Toekomstvisie aanvullend is op de voornemens en acties uit de nota “Gezonde Groei, Duurzame Oogst” en dat die onverkort worden uitgevoerd (Kamerstuk 27858, nr. 449).

7

Kunt u bevestigen dat in de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst in 2013 de volgende ambitie is geformuleerd: "Het kabinet wil dat vanaf 2014 alle professionele gebruikers van gewasbescherming geïntegreerde gewasbescherming toepassen"?

Antwoord

Ja.

8

Passen momenteel alle professionele gebruikers van landbouwgif geïntegreerde gewasbescherming toe? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, welke maatregelen neemt u momenteel om ervoor te zorgen dat dit zo snel mogelijk wel het geval is en uiterlijk in 2023?

Antwoord

In Nederland dienen alle agrarische ondernemers de beginselen van geïntegreerde gewasbescherming toe te passen conform artikel 14 van Richtlijn 2009/128/EG. Uit de tussenevaluatie van de nota “Gezonde Groei, Duurzame Oogst” is naar voren gekomen dat nog niet alle agrarische ondernemers op dit moment alle mogelijkheden benutten. Dit leidt tot de vraag hoe we kunnen bevorderen dat agrarische ondernemers wel alle mogelijkheden van geïntegreerde gewasbescherming gaan benutten. De “Toekomstvisie gewasbescherming 2030” voorziet hierin via onder meer het realiseren van weerbare planten en teeltsystemen. Geïntegreerde gewasbescherming is namelijk een wezenlijk onderdeel van weerbare teeltsystemen.

9

Is het juist dat het doel uit de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst om in 2018 50% minder overschrijdingen van de milieukwaliteitsnormen te realiseren t.a.v. 2013 niet is gehaald? Met welk percentage zijn de overschrijdingen van de milieukwaliteitsnormen momenteel afgenomen t.a.v. 2013?

Antwoord

Uit de tussenevaluatie van de nota “Gezonde Groei, Duurzame Oogst” kwam naar voren dat het aantal overschrijdingen van de ecologische waterkwaliteitsnormen in 2017 met 15% is afgenomen ten opzichte van de periode 2011 tot 2013. Aangezien dit nog geen volledig beeld schetste, is hierop een update uitgevoerd. Het rapport “Gewasbeschermingsmiddelen en de realisatie ecologische kwaliteit van oppervlaktewater 2018” – een update van de tussenevaluatie – toont aan dat het aantal overschrijdingen van de ecologische waterkwaliteitsnormen voor acute blootstelling is afgenomen met 50% en voor chronische blootstelling met 30% ten opzichte van de periode 2011 tot 2013[1].

10

Welke maatregelen neemt u om het doel om in 2023 90% minder overschrijdingen van de milieukwaliteitsnormen te realiseren, t.o.v. 2013 te bereiken?

Antwoord

Op 1 januari 2018 zijn emissiereducerende maatregelen van kracht geworden, die nog niet konden worden meegenomen in de tussenevaluatie van de nota “Gezonde Groei, Duurzame Oogst”. Denk hierbij aan: de verplichting voor de glastuinbouw om afvalwater met gewasbeschermingsmiddelen te zuiveren met een rendement van 95% en een verhoging van de verplichting om verwaaiing bij het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen met minste 75%.

Bovendien is eind 2017 het verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw volledig van kracht geworden en is het aantal uitzonderingen sindsdien gereduceerd.

Ik heb uw Kamer daarnaast vorig jaar het “pakket van maatregelen emissiereductie gewasbescherming open teelten” gestuurd, dat zich mede richt op het realiseren van het doel “nagenoeg zonder emissie naar het milieu” uit de “Toekomstvisie gewasbescherming 2030” (Kamerstuk 27858, nr. 449).

Het uitvoeringsprogramma bij de “Toekomstvisie gewasbescherming 2030” zal voorzien in een jaarlijkse monitoring van de voortgang, waardoor het mogelijk is tijdig bij te sturen als dit nodig blijkt te zijn.

11

Kunt u bevestigen dat het doel uit de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst om in 2018 50% minder overschrijdingen van de drinkwaternorm te realiseren t.o.v. 2013 niet is gehaald? Met welk percentage zijn de overschrijdingen van de drinkwaternorm momenteel afgenomen t.o.v. 2013?

Antwoord

Uit de tussenevaluatie van de nota “Gezonde Groei, Duurzame Oogst” blijkt dat het aantal knelpunten voor de drinkwaterwinning uit oppervlaktewater licht is gestegen ten opzichte van de periode 2011 tot 2013.

12

Welke maatregelen neemt u om het doel om in 2023 95% minder overschrijdingen van de drinkwaternorm te realiseren t.o.v. 2013 te bereiken?

Antwoord

Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 10.

Bovendien heeft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden vorig jaar het principebesluit genomen om het gebruik van glyfosaathoudende middelen binnen en buiten de landbouw op alle gesloten en halfopen verhardingen in het stroomgebied van de Maas te verbieden.

13

Kunt u bevestigen dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de Tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst constateert dat er tussen 2013 en 2018 een achteruitgang heeft plaatsgevonden in de ontwikkeling van functionele agrarische biodiversiteit (zoals bloemrijke akkerranden)? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Uit de tussenevaluatie van de nota “Gezonde Groei, Duurzame Oogst” blijkt dat het areaal akkerranden licht is gedaald. Hiervoor zijn volgens het PBL de volgende beweegredenen: de hoogte en de beschikbaarheid van subsidieregelingen en de keuzevrijheid bij de vergroeningsmaatregelen in kader van het GLB, waarbij agrariërs de voorkeur geven aan vanggewassen boven ecologische aandachtsgebieden zoals akkerranden.

14

Welke maatregelen neemt u momenteel om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van functionele agrarische biodiversiteit (zoals de aanleg van akkerranden) zo snel mogelijk gestimuleerd wordt en toe gaat nemen?

Antwoord

Het uitvoeringsprogramma bij de “Toekomstvisie gewasbescherming 2030” bevat verschillende acties om de doelstelling “verbinden land- en tuinbouw met natuur” te realiseren. Ik verwacht uw Kamer hierover in september te kunnen informeren. Dit is overigens niet het enige. Er lopen verschillende trajecten, zoals het ontwikkelen van strokenteelt op de Boerderij van de Toekomst, pilots waarin agrarische ondernemers aan de slag gaan met het stimuleren van de functionele agrarische biodiversiteit, het zaaien van kruidenrijk grasland en het gebruik van stalmest om de bodembiodiversiteit te verbeteren.15

Beaamt u dat het noodzakelijk is om eerst de doelen voor 2023 te halen, alvorens de aandacht te richten op verdere stappen richting 2030?

Antwoord

De relevante doelen uit de nota “Gezonde Groei, Duurzame Oogst” worden als tussendoelen opgenomen in het uitvoeringsprogramma bij de “Toekomstvisie gewasbescherming 2030”. Ik vind het belangrijk dat er een omslag plaatsvindt naar een andere manier van landbouw bedrijven, waarbij uitgegaan wordt van weerbare planten en teeltsystemen en de land- en tuinbouw beter is verbonden met de natuur. Deze omslag vergt tijd,waarmee de noodzaak om snel aan de slag te gaan groot is.

16

Deelt u de mening dat het advies van de Gezondheidsraad om de huidige plannen voor verduurzaming te intensiveren gelezen kan worden als een pleidooi om de doelen voor 2023 en 2030 eerder te realiseren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Dat is niet mijn interpretatie van hetgeen de Gezondheidsraad adviseert.

17

Kunt u bevestigen dat het PBL in de Tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst adviseert dat “het belangrijk is dat […] dwingende maatregelen als stok achter de deur beschikbaar zijn om te voorkomen dat vrijwilligheid overgaat in vrijblijvendheid”?

Antwoord

Ja.

18

Onderschrijft u de visie dat dwingende maatregelen noodzakelijk zijn voor een daadwerkelijke intensivering van de plannen voor verduurzaming, zoals de Gezondheidsraad adviseert? Zo ja, hoe gaat u daar uitvoering aan geven? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De benodigde verduurzaming van de landbouw is een fundamentele, langjarige transitie die diep ingrijpt op de manier waarop telers werken. Het uitvoeringsprogramma bij de “Toekomstvisie gewasbescherming 2030” zal vele acties bevatten om de omslag naar een andere manier van landbouw bedrijven te realiseren. Dit uitvoeringsprogramma voorziet in een jaarlijkse monitoring van de voortgang, waardoor het mogelijk is tijdig bij te sturen als dit nodig blijkt te zijn. Dit kunnen verschillende maatregelen zijn, waaronder wet- en regelgeving.

19

Kunt u bevestigen dat u in uw appreciatie van het advies van de Gezondheidsraad ingaat op het nog in ontwikkeling zijnde uitvoeringsprogramma voor de Toekomstvisie gewasbescherming 2030, waarin de nadruk lijkt te liggen op wetenschappelijk onderzoek, private research & development en pilotprojecten? Zo nee, waar ligt dan de nadruk op?

Antwoord

In de appreciatie worden enkele voorbeelden genoemd van acties die zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma bij de “Toekomstvisie gewasbescherming 2030”.

20

Erkent u dat biologische boeren al sinds jaar en dag laten zien hoe het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen te voorkomen is? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ook in de biologische landbouw worden op dit moment nog (chemische) gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Dit betekent dat ook daar de behoefte aan deze middelen vermindert kan worden. Hier zetten we op in via het uitvoeringsprogramma bij de Toekomstvisie gewasbescherming 2030.

21

Beaamt u dat de aanbeveling van de Gezondheidsraad om het voorzorgsbeginsel te laten prevaleren en dat de bestaande plannen geïntensiveerd en met kracht ter hand genomen dienen te worden, erop neerkomt dat met het nemen van (dwingende) maatregelen dus niet gewacht dient te worden op de uitkomsten van verder uitstelonderzoek?

Antwoord

Ik verwijs uw Kamer naar de antwoorden op de vragen 15 en 18.

22

Kunt u bevestigen dat de Gezondheidsraad stelt dat erkende problemen van de Europese toelatingsprocedure voor landbouwgif zijn dat de risico’s voor ongeboren en jonge kinderen onvoldoende zijn afgedekt, dat niet wordt getest op neurologische aandoeningen en dat de risico’s van blootstelling aan een stof uit verschillende bronnen of aan verschillende stoffen tegelijk niet worden meegenomen? Erkent u deze problemen ook? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het actualiseren van de Europese goedkeuringsprocedure op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten is een continu proces. Dit leidt tot een steeds strengere procedure. Ik vind het belangrijk dat dit gebeurt en schroom – zoals u weet – niet om de Europese Commissie proactief te verzoeken de procedure aan te passen. Een recent voorbeeld hiervan is het verzoek om de datavereisten op het gebied van neurologische aandoeningen te herzien, zodat studies gericht op de vroege ontwikkeling van neurotoxische effecten voortaan standaard worden opgenomen in het beoordelingsdossier voor de goedkeuring van werkzame stoffen.

23

Kunt u bevestigen dat van alle chemische bestrijdingsmiddelen die momenteel op de Europese markt zijn, het onbekend is wat de risico’s zijn voor ongeboren en jonge kinderen, voor neurologische aandoeningen en van cumulatieve effecten van de middelen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De Europese goedkeuringsprocedure voorziet in het beoordelen van de risico’s voor het ongeboren kind, (jonge) kinderen en neurologische aandoeningen. In de normen voor deze beoordeling zijn veiligheidsmarges ingebouwd, zodat rekening gehouden wordt met kwetsbare groepen zoals kinderen.

Onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) aan de cumulatieve blootstelling van residuen op voedsel liet geen combinatierisico’s zien en daaruit bleek dat de huidige beoordelingsmethodiek voor residuen in de dagelijkse voeding toereikend is (Kamerstuk 27858, nr. 433).

De “European Food Safety Autority” (EFSA) werkt momenteel aan een richtsnoer. Nederland – het RIVM en Wageningen UR - is actief betrokken bij de totstandkoming van dit richtsnoer voor de beoordeling van cumulatieve effecten van gewasbeschermingsmiddelen op de mens (Aanhangsel Handelingen II, 2018/19, nr. 2396).

24

Deelt u de mening dat vanuit het voorzorgsprincipe geen stoffen op de markt toegelaten dienen te worden totdat de bovengenoemde risico’s bekend zijn en uitgesloten kunnen worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Verordening (EG) 1107/2009 gaat uit van het voorzorgsprincipe. Dit betekent dat werkzame stoffen alleen goedgekeurd worden als uit de Europees geharmoniseerde beoordeling blijkt dat er geen onaanvaardbare risico’s zijn voor mens, dier en milieu.

25

Deelt u de mening dat de Europese toelatingsprocedure zo spoedig mogelijk aangevuld moet worden met de bovengenoemde criteria? Zo ja, hoe gaat u zich daarvoor inzetten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 22.

26

Deelt u de mening dat tot het moment dat de toelatingsprocedure aangevuld is, er geen nieuwe stoffen toegelaten dienen te worden en geen toelatingen vernieuwd dienen te worden? Zo ja, hoe gaat u zich daarvoor inzetten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 24.

27

Deelt u de mening dat zodra de toelatingsprocedure aangevuld is, alle huidige toelatingen opnieuw beoordeeld dienen te worden op de aangevulde criteria? Zo ja, hoe gaat u zich daarvoor inzetten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Verordening (EG) nr. 1107/2009 voorziet al in de goedkeuring van werkzame stoffen voor een bepaalde periode, het regelmatig herbeoordelen van zo’n werkzame stof en de mogelijkheid om in te grijpen in de goedkeuring van zo’n werkzame stof als uit nieuwe wetenschappelijke inzichten blijkt dat niet meer aan de goedkeuringsvoorwaarden wordt voldaan.

28

Kunt u bevestigen dat u in een Kamerbrief stelt dat u spuitvrije zones in kan stellen, zoals een Kamermeerderheid wenst, wanneer dat onderbouwd is met de resultaten van wetenschappelijk onderzoek?

Antwoord

Ik heb uw Kamer geïnformeerd dat het niet mogelijk is om in landelijke regelgeving spuit- of teeltvrije zones of andere gebiedsbeperkingen in te kunnen voeren. De effecten voor de omwonenden en de benodigde afstand tot de bewoning of andere maatregelen moeten worden onderbouwd met de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Deze onderbouwing is er echter op dit moment niet. Daarnaast concludeerde de landsadvocaat in het advies over het instellen van teeltvrije zones dat een verplichte teeltvrije zone pas ingevoerd kan worden als aangetoond is dat eventuele andere – minder vergaande maatregelen – geen of onvoldoende effect hebben om omwonenden te beschermen (Kamerstuk 27858, nrs. 311 en 484).

29

Geldt de internationale literatuur, zoals aangehaald door de Gezondheidsraad, waaruit verbanden blijken tussen blootstelling aan landbouwgif en ontwikkelingsstoornissen bij kinderen en de ziekte van Parkinson, alsmede het blootstellingsonderzoek (waarbij gifresten aangetroffen zijn in de urine van (kinderen van) omwonenden) als onderbouwing voor het instellen van spuitvrije zones? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat u hiermee uitvoering geven aan de motie van het lid Ouwehand c.s. (Kamerstuk 27858, nr. 464) voor spuitvrije zones?

Antwoord

De Gezondheidsraad stelt dat de bevindingen uit het buitenland zich niet eenvoudig laten extrapoleren naar de Nederlandse situatie, omdat rekening moet worden gehouden met de agrarische praktijken, landinrichting, huisvesting en klimaat. Deze kunnen sterk verschillen tussen landen en deze bepalen de risico’s voor omwonenden in grote mate. Daarnaast stelt de Gezondheidsraad dat er onderzoeken zijn die een verband met blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen vanuit de woonomgeving aantonen, maar dat ander onderzoek dit verband niet aantoont. Omdat de Nederlandse situatie niet vergelijkbaar is met de situatie in het buitenland kan deze literatuur niet zonder meer worden gebruikt voor het wetenschappelijk onderbouwen van het instellen een spuitvrije zone in Nederland. Uit de benodigde wetenschappelijke onderbouwing moet bovendien een benodigde “veilige’’ afstand volgen. Die volgt niet uit de beschikbare onderzoeken.

[1]https://www.pbl.nl/sites/default/files/downloads/pbl-2019-gewasbeschermingsmiddelen-en-de-realisatie-ecologische-kwaliteit-van-oppervlaktewater-2018-3878_0.pdf