Foltering en honger in vrouwenkampen in Noord-Korea na gedwongen terugkeer vanuit China

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Staaij (SGP), Van Helvert (CDA) en Voordewind (ChristenUnie) over foltering en honger in vrouwenkampen in Noord-Korea na gedwongen terugkeer vanuit China. Deze vragen werden ingezonden op 7 augustus 2020 met kenmerk 2020Z14549.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Stef Blok

[Ondertekenaar 2]

[Ondertekenaar 3]

[Ondertekenaar 4]

Antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Van der Staaij (SGP), Van Helvert (CDA) en Voordewind (ChristenUnie) over foltering en honger in vrouwenkampen in Noord-Korea na gedwongen terugkeer vanuit China

Vraag 1

Kent u het bericht “Foltering en honger in vrouwenkampen N-Korea”?

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Heeft u eveneens kennisgenomen van het recente rapport over Noord-Korea van het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties? 2)

Antwoord

Ja.

Vraag 3

Kunt u toelichten op welke schaal en welke wijze Noord-Koreaanse vrouwen die tijdens een verblijf in China worden opgepakt en teruggestuurd, in detentiecentra te maken krijgen met onder meer foltering, belediging, verkrachting, ondervoeding, dwangarbeid en gedwongen abortus?

Antwoord
Het is lastig om betrouwbare informatie uit Noord-Korea te verkrijgen. Dit geldt zeker voor de situatie in detentiekampen. Het recente rapport van het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten van de VN is een goed onderbouwde publicatie over de verschrikkelijke situatie in de detentiecentra. Uit het rapport komt een zeer verontrustend beeld naar voren, dat helaas de zorgen bevestigt die het kabinet al langer heeft.

Het rapport is onder andere gebaseerd op gedetailleerde verklaringen van 100 Noord-Koreaanse vrouwen die in de periode 2009–2019 in Noord-Koreaanse detentiecentra hebben gezeten na door China te zijn gedeporteerd. Het kabinet acht de bevindingen van het rapport betrouwbaar en gaat er, mede op basis van het rapport, vanuit dat genoemde mensenrechtenschendingen in de detentiecentra op grote schaal plaatsvinden.

Vraag 4

Deelt u de mening van de VN-onderzoekscommissie dat de grote schaal waarop dit type geweld wordt toegepast de conclusie rechtvaardigt dat in Noord-Korea sprake is van ‘misdaden tegen de menselijkheid’ – zeker bezien in samenhang met andere vormen van systematisch geweld en onderdrukking, bijvoorbeeld tegen christelijke minderheden?

Antwoord
Ja, het kabinet is van mening dat in Noord-Korea sprake is van misdaden tegen de menselijkheid. Het rapport van het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten van de VN bevestigt dit. Uit de gedetailleerde verklaringen van de Noord-Koreaanse vrouwen blijkt onder andere dat het onderhouden van contacten met christelijke groepen in het buitenland door Noord-Korea wordt beschouwd als een vorm van verraad. Dit kan leiden tot strenge straffen waarbij sprake is van ernstige mensenrechtenschendingen.

Vraag 5

Ondersteunt u de oproep aan China en andere landen om Noord-Koreaanse migranten nooit terug te sturen naar hun land van herkomst vanwege de mensenrechtenschendingen aldaar? Hoe geeft u dit concreet vorm in de dialoog met China en andere relevante landen?

Antwoord

Ja. Het kabinet is bezorgd over het lot van Noord-Koreanen die door China en andere landen worden teruggestuurd. Landen worden in de jaarlijkse, door de EU geïnitieerde, resoluties van de Mensenrechtenraad en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN), over de mensenrechtensituatie in Noord-Korea, nadrukkelijk opgeroepen zich aan het principe van non-refoulement te houden en Noord-Koreaanse vluchtelingen humaan te behandelen. Deze zorgen worden ook in de (beperkte) contacten tussen Nederland en Noord-Korea gemeld. Zowel Nederland als de EU hebben China in bilaterale contacten aangesproken op het principe van non-refoulement en toegang van UNHCR bepleit. De problematiek wordt door Chinese autoriteiten ontkend.

Vraag 6

Hoe bevordert Nederland in internationaal verband de bescherming van Noord-Koreaanse vrouwen tegen overbevolking van gevangenissen, uithongering, fysiek geweld (verkrachting en gedwongen abortussen) en op welke wijze komt Nederland op voor betere gezondheidszorg en toegang tot eerlijke rechtspraak?


Antwoord

Het kabinet besteedt in EU- en VN-verband en bilateraal aandacht aan de mensenrechtensituatie in Noord-Korea.

Tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) en de VN-Mensenrechtenraad vragen diverse landen, waaronder Nederland, ieder jaar aandacht voor de mensenrechtensituatie in Noord-Korea. In 2019 riep Nederland in het kader van de Universal Periodic Review Noord-Korea op om een einde te maken aan foltering en slechte behandeling in gevangenkampen en detentiecentra, maar het land heeft de aanbeveling afgewezen.

In 2017 en 2018 steunde Nederland met een bescheiden financiële bijdrage een VN-project gericht op de bescherming van seksuele en reproductieve rechten van vrouwen in Noord-Korea. Nederland roept Noord-Korea ook bilateraal op de mensenrechtensituatie te verbeteren. De mensenrechtenproblematiek wordt echter ontkend door het Noord-Koreaanse regime en vormt voor hen dus nauwelijks onderwerp van gesprek. Dit maakt het aangaan van een betekenisvolle dialoog uiterst lastig.

Vraag 7

Ziet u de noodzaak en mogelijkheden tot het (verder) intensiveren van de Nederlandse inspanningen om deze misstanden en misdaden tegen te gaan, onder meer in samenwerking met bondgenoten als de Verenigde Staten en Zuid-Korea, en tevens in EU- en VN-verband?

Antwoord

Het kabinet constateert dat de mensenrechtensituatie in Noord-Korea de laatste jaren aanhoudend zorgelijk is. De internationale gemeenschap zal zich uit moeten blijven spreken tegen misstanden in Noord-Korea en voor de universaliteit van mensenrechten.

Er is reeds een scala aan maatregelen ingezet, zoals een Onderzoekscommissie, Accountability-commissie en de oprichting van een kantoor van de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten voor Noord-Korea in Seoul, Zuid-Korea. Daarmee is het land de laatste jaren onderwerp geworden van sterke internationale aandacht. Niettemin blijft er altijd noodzaak te kijken naar andere mogelijkheden. Dit zal het kabinet ook actief blijven doen.

Zie ook het antwoord op vraag 6.

Vraag 8

Wilt u toelichten in hoeverre en onder welke voorwaarden binnen de kaders van het internationale recht genoemde en soortgelijke mensenrechtenschendingen, die te kwalificeren zijn als ‘misdaden tegen de menselijkheid’, grond en legitimatie kunnen zijn voor een internationale (gewapende) interventie tegen Noord-Korea, ook wanneer een mandaat van de VN-Veiligheidsraad (VNVR) zou ontbreken omdat bepaalde (permanente) leden van de VNVR een dergelijke interventie vetoën?

Antwoord

Binnen het internationaal recht is het verbod op interstatelijk geweldgebruik, zoals neergelegd in artikel 2, lid 4, van het Handvest van de Verenigde Naties, het uitgangspunt. Erkende uitzonderingen op dit verbod zijn een autorisatie van de VN Veiligheidsraad op basis van hoofdstuk 7 van het VN-Handvest, en nationale zelfverdediging conform artikel 51 van het VN-Handvest. Het plegen van mensenrechtenschendingen, ook wanneer deze kunnen worden gekwalificeerd als misdrijven tegen de menselijkheid, vormen onder het bestaande internationaal recht geen rechtsgrond voor militaire interventie zonder autorisatie van de VN-Veiligheidsraad. Voor een nadere toelichting zij verwezen naar de kamerbrief over “alternatieve volkenrechtelijke mandaten” (kamerstuk 32623, nr. 110).

1) Reformatorisch Dagblad, 4 augustus 2020, Foltering en honger in vrouwenkampen N-Korea

2) Online toegankelijk via https://news.un.org/en/story/2020/07/1069131

Indiener(s)

Stef  Blok