Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk en Karabulut over "het verdringen van reguliere arbeid"

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Vergaderjaar 2019–2020

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3711

Vragen van de leden Jasper van Dijk en Karabulut (beiden SP) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het verdringen van reguliere arbeid (ingezonden 1 juli 2020).

Antwoord van Staatssecretaris Van ’t Wout (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 12 augustus 2020).

Vraag 1
Waarom wordt in de Participatiewetfactsheet van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geen informatie gegeven over toetsing op verdringing van reguliere arbeid?1

Antwoord 1
De Factsheet Participatiewet geeft een cijfermatig beeld van de uitvoering van de Participatiewet op basis van openbare statistische gegevens van het CBS, UWV en Panteia. De toetsing op verdringing is een decentrale verantwoorde- lijkheid van gemeenten en daarover wordt (centraal) geen statistische informatie verzameld.

Vraag 2
Waaruit bestaan de «overige werkplekken» precies die in de factsheet genoemd worden?

Antwoord 2
In de Statistiek Re-integratie door Gemeenten (SRG), die de basis vormt voor de beschrijving van ingezette re-integratievoorzieningen door gemeenten in de Factsheet Participatiewet, worden onder de hoofdcategorie werkplekken, alleen die werkplekken gespecificeerd met een eigen wettelijk kader en voorwaarden, zoals een proefplaatsing ten behoeve van een loonwaardebe- paling, een beschutte werkplek of een participatieplaats. Onder de noemer «overige werkplekken» valt een brede schakering van andersoortige werkplekken die door gemeenten aangeboden worden in het kader van re-integratie waarbij de persoon werkt, of tegelijkertijd werkt en leert. Het kan daarbij zijn dat de persoon werkt met behoud van uitkering. Ook kan er sprake zijn van een arbeidscontract voor de persoon die nog niet is uitge- stroomd naar een reguliere functie, waarbij de gemeente nog betrokken is.

1 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mei 2020 «Factsheet Participatiewet»

Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, Aanhangsel 1

ah-tk-20192020-3711 ISSN 0921 - 7398 ’s-Gravenhage 2020

Voorbeelden van «overige werkplekken» zijn leerwerktrajecten, orièˆntatie- plaatsen, werkervaringsplaatsen, werkstages, en dergelijke.

Vraag 3
Kunt u ervoor zorgen dat er in een volgende editie in ieder geval onderscheid wordt gemaakt tussen de tegenprestatie trajecten en de «overige werkplek- ken»?

Antwoord 3
De tegenprestatie is geen re-integratievoorziening en wordt derhalve niet in de SRG geregistreerd en maakt geen deel uit van de «overige werkplekken».

Vraag 4, 5, 6, 9
Hebben gemeenten altijd een toets uitgevoerd bij de participatieplaatsen (7120) en de tegenprestatie (onderdeel van de 15.130 overige werkplekken), gezien het feit dat met betrekking tot de participatieplaats en de tegenpresta- tie in de Participatiewet is vastgelegd dat de werkzaamheden additioneel moeten zijn en niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt? Zo nee, hoe vaak hebben gemeenten in 2019 een verdringingstoets dan wel uitgevoerd?
Welke gemeenten hebben geen verdringingstoets uitgevoerd?
Wat gaat u richting deze gemeenten ondernemen?
Welke cijfers zijn beschikbaar over het uitvoeren van de verdringingstoets door gemeenten?

Antwoord 4, 5, 6, 9
Uit de Participatiewet volgt dat het bij werkzaamheden in het kader van een tegenprestatie of een participatieplaats moet gaan om onbeloonde additio- nele werkzaamheden die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. De Participatiewet en jurisprudentie bieden kaders en houvast. Het is aan gemeenten de instrumenten binnen de kaders van de wet toe te passen. De wijze waarop gemeenten borgen dat er geen verdringing plaatsvindt, valt binnen de decentrale verantwoordelijkheid van gemeenten en wordt niet als zodanig door mij gemonitord. De verantwoordelijkheid voor de juiste uitvoering van de Participatiewet ligt bij het college van burgemeester en wethouders en de controle bij de gemeenteraad.

Vraag 7, 8
Hoe vaak is in 2019 verdringing geconstateerd? Tot welke vervolgacties heeft dit geleid?

Antwoord 7, 8
Ik beschik niet over cijfers waaruit blijkt hoe vaak door gemeenten verdrin- ging is geconstateerd en tot welke acties dit heeft geleid. Het is een verant- woordelijkheid van gemeenten om te borgen dat bij het inzetten van instrumenten in het kader van de Participatiewet geen verdringing plaatsvindt en de gemeenteraad om hierop toe te zien.

Vraag 10
Welke cijfers en onderzoeken zijn beschikbaar over verdringing van reguliere arbeid?

Antwoord vraag 10
Er zijn twee uitgebreide recente grotendeels kwalitatieve onderzoeken2 over verdringing beschikbaar. In het onderzoek van CPB en SCP worden de voor de Participatiewet kenmerkende instrumenten niet afzonderlijk onderzocht op mogelijke verdringingseffecten. SEO besteedt wel expliciet aandacht aan instrumenten van de Participatiewet, zoals loonkostensubsidie en de tegenprestatie, en de omstandigheden waaronder het gebruik van deze instrumenten zou kunnen leiden tot verdringing. Dit onderzoek vindt geen verband tussen loonkostensubsidie en de tegenprestatie en verdringing.

2 CPB & SCP (2018) «Verdringing op de arbeidsmarkt, beschrijving en beleving» en SEO (2019) «Verschuivingen, concurrentie en verdringing»

Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, Aanhangsel 2

Vraag 11, 12
Welke inspanningen pleegt u om verdringing van reguliere arbeid tegen te gaan?
Welke inspanning pleegt u om het inzetten van de verdringingstoets te bevorderen?

Antwoord 11, 12
Ik vind het belangrijk dat gemeenten borgen dat bij het inzetten van instrumenten geen verdringing plaatsvindt. Naar mijn mening zijn de wettelijke kaders om verdringing te voorkomen helder en toereikend. Die moeten goed worden toegepast. Divosa heeft in 2018 op verzoek van mijn voorganger een handreiking voor gemeenten gemaakt. In deze handreiking «Verdringing voorkomen bij het bevorderen van arbeidsparticipatie» wordt voor de meest voorkomende instrumenten beschreven hoe gemeenten in hun uitvoeringsproces kunnen borgen dat verdringing wordt voorkomen. Mijn voorganger heeft via het gemeentenieuws aandacht gevraagd bij gemeenten voor deze handreiking.
Als u doelt op het bevorderen van een verdringingstoets zoals beschreven in het initiatiefvoorstel-Karabulut Wet verdringingstoets onderschrijf ik het standpunt van mijn ambtsvoorganger. Een dergelijk toets maakt dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt minder goed ondersteund worden doordat effectieve re-integratie instrumenten door de voorgestelde vorm van de uitvoeringstoets worden belemmerd. Door de extra bewijslast worden werkgevers ontmoedigd om moeilijk bemiddelbare mensen met ondersteu- ning toegang tot de arbeidsmarkt te bieden. De voorgestelde uitvoeringstoets past niet in de decentrale verantwoordelijkheid en ik vind het niet wenselijk om de beleidsvrijheid van gemeenten te beperken door dwingender regels op te leggen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, Aanhangsel 3

Indiener(s)