Antwoord op vragen van het lid Azarkan over het bericht 'Landelijk coördinator nodig om discriminatie aan te pakken'

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door het lid Azarkan (DENK) over het bericht landelijk coördinator discriminatie nodig om discriminatie aan te pakken. Deze vragen werden ingezonden op 11 juni 2020, met kenmerk 2020Z10746.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,




drs. K.H. Ollongren

2020Z10746

Vragen van het lid Azarkan (DENK) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht ‘Landelijk coördinator nodig om discriminatie aan te pakken’ (ingezonden 11 juni 2020)

1. Kent u het bericht ‘Landelijk coördinator nodig om discriminatie aan te pakken’? [1]

Antwoord:
Ja.

2. Kent u de ondervindingen van het College voor de Rechten van de Mens, dat in het jaarverslag van 2019 de overheid oproept een coördinator aan te stellen om de situatie rondom discriminatie te verbeteren?

Antwoord:
Ja.

3. Deelt u de mening dat het aanstellen van een coördinator de situatie zal verbeteren? Zo nee, waarom niet?

4. Deelt u de mening dat een dergelijke coördinator er voor kan zorgen dat de overheid een overkoepelende, integrale en structurele aanpak van alle vormen van discriminerend gedrag ontwikkelt? Zo nee, waarom niet?

5. Bent u bereid zo snel mogelijk een dergelijke coördinator aan te wijzen, om zo ook gehoor te geven aan de mensen in onze samenleving, die dagelijks worden geconfronteerd met discriminatie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vragen 3, 4 en 5:

Tijdens het plenaire debat over institutioneel racisme van 1 juli 2020 zijn er door de leden Azarkan en Jetten, en Jetten c.s. moties ingediend over het aanstellen van een nationaal coördinator discriminatie [2, 3]. Tevens is er door leden Asscher en Pieter Heerma een motie ingediend over het instellen van een Staatscommissie Discriminatie en Racisme [4]. Deze moties zijn aangenomen.

Tijdens het debat heb ik in reactie op deze moties aangegeven dat er dit najaar een brief zal verschijnen waarin ik zal ingaan op de staatscommissie en de verzoeken om een nationaal coördinator discriminatie.

6. Bent u bekend met de ondervinding dat tweederde van de mensen met een discriminatie-ervaring op straat, online of in het openbaar vervoer, aanpassings- en mijdingsgedrag vertoont? Zo ja, bent u bereid om meer middelen en meer inzet vrij te maken om discriminatie te bestrijden?

7. Bent u bekend met de ondervinding dat discriminerend gedrag voorkomt in de gehele samenleving, van het onderwijs en de werkvloer tot aan de openbare ruimte, zoals in de horeca, online en in de woonomgeving? Zo ja, bent u bereid om per sector specifiek antidiscriminatiebeleid te voeren?

Antwoord op vragen 6 en 7:
Ja, daarmee ben ik bekend. Zoals ik in mijn brief van 15 juni 2020 aan uw Kamer heb geschetst, bestaat de kabinetsaanpak van discriminatie uit een generieke infrastructuur en aanpak die effect heeft op alle gronden en terreinen, aangevuld met maatregelen op bepaalde terreinen en specifieke maatregelen die tot doel hebben om discriminatie te bestrijden of een bepaalde doelgroep te bereiken. In deze brief wordt stilgestaan bij het terrein van de arbeidsmarkt, in het onderwijs, op de woningmarkt en bij de aanpak van kwetsende content op het internet. Er is dus ook thans al sprake van een sectorspecifiek beleid om discriminatie tegen te gaan.

Tijdens het plenaire debat van 1 juli 2020 is er aandacht geweest voor verschillende specifieke sectoren in de maatschappij. Er zijn moties aangenomen op het terrein van de arbeid (in het bijzonder uitzendbureaus), het onderwijs en de woningmarkt [5, 6, 7]. De sector specifieke aanpak van het kabinet zal bij de uitvoering van deze moties verder worden ingevuld.

[1] https://www.metronieuws.nl/in-het-nieuws/binnenland/2020/06/landelijk-coordinator-nodig-omdiscriminatie-aan-te-pakken/ Metro 10 juni 2020

[2] Kamerstukken II 2019/20, 30 950, nr. 195.

[3] Kamerstukken II 2019/20, 30 950, nr. 203.

[4] Kamerstukken II 2019/20, 30 950, nr. 186.

[5] Kamerstukken II 2019/20, 30 950, nr. 189 en 204.

[6] Kamerstukken II 2019/20, 30 950, nr. 187, 196.

[7] Kamerstukken II 2019/20, 30 950, nr. 204.

Indiener(s)