Antwoord op vragen van het lid Kuiken over Jehova’s getuigen

Antwoorden van de minister voor Rechtsbescherming op de vragen van het lid Kuiken (PvdA) over Jehova’s getuigen(ingezonden 16 juni 2020, nr. 2020Z11197)

 

Vraag 1

Kent u het bericht 'Geoliede machine van manipulatie'? 1)

Antwoord vraag 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat de gesloten cultuur bij Jehova’s getuigen en de wijze waarop met kritiek van binnen en buiten wordt omgegaan weinig vertrouwen biedt dat misstanden binnen deze geloofsgemeenschap serieus genomen worden? Zo ja, waarom en wat zegt dat over de aanpak van die misstanden door de geloofsgemeenschap zelf? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 2

Er is onderzoek uitgevoerd naar seksueel misbruik en aangiftebereidheid binnen de gemeenschap van Jehova´s Getuigen.[1] Daarin is onderzocht hoe de geloofsgemeenschap omgaat met deze misstand. Voor de antwoorden van uw vragen die betrekking hebben op seksueel misbruik verwijs ik u naar de brief aan uw Kamer van 23 januari jl. en de inhoudelijke beleidsreactie op dit onderzoek die ik uw Kamer later deze zomer zal sturen.[2] Ik heb geen zicht op hoe de gemeenschap van Jehova´s Getuigen omgaat met andere misstanden. Ik hecht eraan te benadrukken dat bij strafbare feiten het altijd mogelijk is om aangifte te doen bij de politie.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het ongewenst is als een geloofsgemeenschap leden, die kritiek hebben, uitsluit? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Deelt u de mening dat als een geloofsgemeenschap leden die een legitiem burgerlijk huwelijk aangaan uitsluit, en het echtpaar van contact met hun kinderen afhoudt, dat dat ongewenst is? Zo ja, waarom? Kan dat zelfs strafbaar zijn en op grond van welke delicten? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?

Vraag 5

Deelt u de mening dat er meer wettelijke mogelijkheden moeten komen om binnen de vrijheid van godsdienst toch te kunnen ingrijpen in geloofsgemeenschappen waar leden worden geïntimideerd, geïsoleerd of verstoten? Zo ja, aan welke wettelijke mogelijkheden denkt u? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 3, 4 en 5

Wie lid mag zijn en blijven van een kerkelijke gemeenschap betreft een interne aangelegenheid van een kerkgemeenschap. De vrijheid van godsdienst, zoals we die in Nederland kennen, houdt onder andere in dat de overheid zich zoveel mogelijk onthoudt van ingrijpen in de interne organisatie van een kerkgenootschap. Kerkelijke besluiten mogen niet strijdig zijn met fundamentele normen van dwingend recht. Wanneer een (ex-)lid van een gemeenschap door andere leden ertoe wordt aangezet om iets te doen of na te laten, kan sprake zijn van uitoefening van strafbare dwang (artikel 284 Sr) of - in extremere gevallen - bedreiging (artikel 285 Sr). Bij het weghouden van een minderjarig kind bij (een van) de ouders of het faciliteren daarvan, zou zelfs sprake kunnen zijn van onttrekking van een kind aan het wettelijk gezag of opzicht, hetgeen strafbaar is gesteld in artikel 279 Sr. Wanneer hiervan sprake is kan aangifte worden gedaan bij de politie. Er zijn daarmee voldoende wettelijke mogelijkheden om te kunnen ingrijpen.

1) Volkskrant, 16 juni 2020, 'Geoliede machine van manipulatie'

[1] https://www.wodc.nl/wodc-nieuws-2020/seksueel-misbruik-binnen-gemeenschap-jehovas-getuigen.aspx

[2] Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 34 843, nr. 39

Indiener(s)