Antwoord op vragen van het lid Sjoerdsma over het bericht “Dreiging extreemrechts 'grote blinde vlek'” en het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 52

In antwoord op uw brief van 29 mei 2020 deel ik u mee dat de schriftelijke vragen van het lid Sjoerdsma (D66) over het bericht “Dreiging extreemrechts 'grote blinde vlek'” en het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 52 worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage van deze brief.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Ferd Grapperhaus

   

Antwoorden van de minister van Justitie en Veiligheid op schriftelijke vragen van het lid Sjoerdsma (D66) over het bericht “Dreiging extreemrechts 'grote blinde vlek'” en het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 52.

(Ingezonden 29 mei 2020, 2020Z09767)

Vraag 1.

  1. Bent u bekend met het artikel “Dreiging extreemrechts is een 'grote blinde vlek’?[1]

Antwoord op vraag 1.

Ja.

Vraag 2.

Hoe duidt u de zorgen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), tevens weergegeven in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN), dat rechtsextremisme wereldwijd een opleving kent? Deelt u de stelling dat de toenemende populariteit van rechtsextremisme in Nederland een ‘blinde vlek’ is? Zo ja, hoe duidt u dit? Zo nee, waarom niet??

Antwoord op vraag 2.

De zorgen die zijn weergegeven in het jaarverslag van de AIVD en het DTN zijn herkenbaar en worden onderschreven door de toename van rechts-extremistisch geweld in landen als Duitsland, Groot-Brittannië en de VS. Ook in Nederland zijn we scherp op de ontwikkeling en de mogelijke dreiging vanuit de rechts-extremistische hoek. De AIVD en de NCTV hebben de afgelopen jaren extra aandacht besteed aan het fenomeen en hun bevindingen in verschillende openbare publicaties over rechts-extremisme gedeeld. Ook in het DTN 52 is veel aandacht besteed aan rechts-extremisme[2]. Hoewel de Nederlandse rechts-extremistische offline scene wordt gekenmerkt door fragmentatie, zwak leiderschap, persoonlijke animositeit en het ontbreken van een consistente organisatievorm, wordt het risico dat rechts-extremistische eenlingen of kleine groepen naar geweld grijpen, al dan niet door copy-cat gedrag, groter geacht dan in het verleden.

Het fenomeen is al jaren een punt van aandacht en dat zal het naar verwachting de komende jaren ook blijven.

Vraag 3.

In hoeverre bent u het eens met de uitspraak “rechtsextremisme (…) is absoluut mainstream geworden”, ten opzichte van, zoals in het artikel gesteld, ongeveer 20 jaar geleden?

Antwoord op vraag 3.

In Nederland komt, in vergelijking met veel van de ons omliggende landen, rechts-extremistisch geweld weinig voor. In de afgelopen jaren zijn er groepen in de samenleving opgekomen die trachten zeer rechts-extremistisch gedachtegoed tot gemeengoed te maken. Deze bewegingen worden vaak geïnspireerd door het uit Amerika overgewaaide Alt-right gedachtegoed en zij proberen dit op niet-gewelddadige wijze te bewerkstellingen. Bijvoorbeeld door systematisch haat zaaien, het demoniseren van bevolkingsgroepen of het creëren van een sfeer van angst. Online (internationaal) leeft er op verschillende rechts-extremistische fora wel een sfeer van aanzetten tot geweld. Dat betreft individuen of groepen die via chaos en met gebruik van geweld het afzetten van de overheid willen bespoedigen en streven naar een blanke etnostaat. Ook is sprake van het verspreiden van nepnieuws en samenzweringstheorieën op rechts-extremistische fora.

Vraag 4.

Welke factoren zijn volgens u aan te wijzen als oorzaken voor de opleving van rechts-extremisme in Nederland?

Antwoord op vraag 4.

De aanwezige rechts-extremistische groepen in Nederland zijn marginaal en niet-gewelddadig. Factoren voor de verhoogde dreiging zijn eenlingen die mogelijk online en onder de radar radicaliseren en copy cat gedrag geïnspireerd door eerdere aanslagen. In het DTN 52 wordt een genuanceerd beeld geschetst over de online en offlineontwikkelingen in het rechts-extremistische Nederlandse landschap. De NCTV en de AIVD waarschuwen voor het accelerationistische discours online dat eenlingen in Nederland kan radicaliseren en activeren. Onder accelerationisme verstaan we het systematisch en willekeurig veroorzaken, of versnellen, van chaos en onrust. Het doel van rechts-extremistische groepen die dit discours aanhangen is het veroorzaken van een rassenoorlog, resulterend in een omwenteling van een democratische samenleving naar een blanke etnostaat.

Vraag 5.

In hoeverre heeft u in beeld hoe het landschap van verschillende rechtsextremistische netwerken in Nederland eruit ziet? Kunt u aangeven hoe groot deze groepen zijn en hoe actief deze zijn, zowel offline als online?

Antwoord op vraag 5.

In Nederland valt het op dat het rechts-extremistische offline landschap zeer gefragmenteerd is. Er zijn kleine rechts-extremistische groepjes die samen de vijfhonderd aanhangers niet overstijgen. Van grote offline netwerken is geen sprake, omdat deze groepjes vaak met elkaar overhoop liggen en er geen aansprekende leiders zijn. Manifestaties van rechts-extremisme in Nederland zijn gering in het straatbeeld, in de omvang van geweldsincidenten, in organisatie, in financiering en in geweldsbereidheid.

Wereldwijd is er sprake van een gestage groei van online activiteiten op fora en kanalen die anti-LHBTQ, anti-vrouw, anti-semitisch en anti-overheid zijn. De rechtsextremistische ideologie anticipeert bovendien op een rassenoorlog binnen afzienbare termijn en staat extreem geweld voor tegen de overheid om de ondergang van de democratie te bespoedigen. Het doel is het creëren van een blanke etnostaat. Ook is de groep Nederlandse rechts-extremisten die internationaal online actief is beperkt. In Nederland gaat de rechts-extremistische dreiging vooral uit van eenlingen en niet van groepen. Online rechts-extremistische aanjagers kunnen op de internationale webfora kwetsbare mensen inspireren en radicaliseren.

Vraag 6.

Op welke wijze wordt actief beleid gevoerd op het in beeld krijgen van de rechtsextremistische stroming in Nederland? Hoe wordt deze opleving tegengegaan?

Antwoord op vraag 6.

Het kabinet zet zich in om de rechts-extremistische dreiging tegen te gaan en te voorkomen dat mensen radicaliseren. Zowel nationaal als lokaal is er blijvende aandacht voor het in beeld brengen en houden van risicogroepen en extremistische netwerken. De lokale, persoonsgerichte aanpak wordt ingezet wanneer sprake is van radicalisering of rechts-extremistische uitingen door individuen, met als doel de dreiging die van een persoon uitgaat te onderkennen en daarop te interveniëren. Wanneer sprake is van extremistische gedragingen die een vermoeden van een strafbaar feit opleveren, kan het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek instellen en indien opportuun overgaan tot vervolging.

De NCTV en de Expertise unit Sociale Stabiliteit (SZW) ondersteunen gemeenten met advies over beleid en (lokale) aanpak. De afgelopen jaren is geïnvesteerd in het opbouwen van kennis en kunde bij professionals landelijk en lokaal die met dit fenomeen te maken krijgen. Het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR) biedt trainingen aan voor professionals om rechts-extremisme te herkennen en handelingsvaardigheid te bevorderen. Veel gemeenten zijn de afgelopen jaren al actief geweest in het informeren en trainen van professionals in de bewustwording en het signaleren van rechts-extremisme binnen de eigen werkomgeving en praktijk.

Nederland werkt op zowel nationaal als internationaal niveau met het bedrijfsleven en andere overheden samen aan het tegengaan van de verspreiding van terroristische content en activiteiten online. Ook worden er doorlopend gesprekken gevoerd met internetbedrijven zoals Google en Facebook, maar ook bedrijven uit het MKB met het doel om onze informatiepositie op deze markt te versterken en samenwerking in de aanpak terrorisme op het internet te bewerkstelligen. Mede door inzet van de overheid en aanscherping van gebruikersvoorwaarden van de tech bedrijven is de hoeveelheid terroristische propaganda op het internet afgenomen. Op internationaal niveau is Nederland actief in het EU Internetforum. Hierbij werken overheden en het bedrijfsleven op vrijwillige basis samen om de toegang van terroristische content op het internet te bemoeilijken. De ontwikkelingen op het internet gaan zo snel dat het van cruciaal belang is om dit nauwgezet te volgen en deze kennis onderling te delen met andere EU-lidstaten en like-minded landen.

Vraag 7.

Hoe duidt u de uiting dat er weinig internationale samenwerking tegen de rechtsextremistische dreiging bestaat? Kunt u aangeven op welke manier dit in Europees verband wordt aangepakt? Ziet u ruimte voor Nederland om zich in EU-verband in te spannen om te komen tot een meer integrale Europese aanpak van rechtsextremistisch gedachtegoed?

Antwoord op vraag 7.

In het algemeen geldt dat het Europees beleid gericht op generiek terrorisme (waaronder de verbetering van informatie-uitwisseling, preventie van radicalisering en grenscontroles) ook van belang is bij het tegengaan van specifiek rechts-extremisme.

Internationaal is er aandacht en samenwerking op dit onderwerp. Zo stond het onderwerp rechts-extremisme geagendeerd tijdens de bijeenkomst van de Vendôme-groep, bestaande uit de ministers van justitie van België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg, Spanje en Nederland. Aldaar is door verschillende landen gepleit voor het versterken van de aanpak van rechts-extremistische content online. Ook tijdens de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-raad) in oktober 2019 stond het onderwerp rechts-extremisme prominent op de agenda, onder leiding van het Fins voorzitterschap. Afgesproken is dat wordt ingezet op vier verschillende sporen: het verwerven van meer inzicht in rechts-extremisme en -terrorisme, uitwisselen van best-practices op het gebied van preventie en detectie, het voorkomen van de verspreiding van rechtsextremistische content off- en online, en de samenwerking met derde landen en het opbrengen van dit onderwerp tijdens contraterrorisme-dialogen. Dit zal naar verwachting de komende tijd verder uitgewerkt worden door de Europese Commissie. Ook het aankomend Duits voorzitterschap heeft reeds aangekondigd de bestrijding van rechts-extremisme als een speerpunt te zien.

Tenslotte heeft ook het EU Internet Forum, een samenwerkingsverband van overheden en grote private partijen, in toenemende mate aandacht voor rechts-extremistische content online. Ook het Radicalisation Awareness Network (RAN), dat onder de Europese Commissie valt, brengt professionals uit EU lidstaten bij elkaar om kennis en ervaringen ten aanzien van de preventie van radicalisering en gewelddadig extremisme uit te wisselen. De rechts-extremistische dreiging maakt hier onderdeel van uit. Nederland zal uiteraard waar mogelijk aansluiten en actief blijven samenwerken met onze buren en bondgenoten.

Vraag 8.

Zou u het risico op een aanslag uit rechts-extremistische hoek inmiddels groter beschouwen dan een aanslag uit jihadistische hoek? Waarom wel of waarom niet?

Antwoord op vraag 8.

Nee. Zoals het DTN 52 beschrijft is de jihadistische beweging nog steeds de belangrijkste factor voor de terroristische dreiging in Nederland. Een terroristische aanslag uit die hoek is nog altijd voorstelbaar.

Een rechts-terroristische aanslag door een eenling is zoals het DTN stelt eveneens voorstelbaar. De Nederlandse rechts-extremistische scene wordt gekenmerkt door fragmentatie, zwak leiderschap, persoonlijke animositeit en het ontbreken van een consistente organisatievorm. Dat maakt dat een (grootschalige) georganiseerde aanslag door een groep minder waarschijnlijk, maar een aanslag door een online geradicaliseerde eenling is op dit moment voorstelbaar.

Vraag 9.

Kunt u, zoals in het meest recente DTN een opsomming wordt gegeven van jihadistische incidenten en arrestaties, tevens een opsomming bieden met incidenten en arrestaties gerelateerd aan extreemrechts?

Antwoord op vraag 9.

De politie en het Openbaar Ministerie houden geen registratie bij van motieven gekoppeld aan strafzaken. Het meest recente DTN van de NCTV noemt wel een tweetal rechtszaken die gedeeltelijk voortkomen uit extreemrechtse hoek. De man uit een van de rechtszaken wordt verdacht van verboden wapenbezit; bij hem zijn daarnaast teksten aangetroffen over de in rechts-extremistische kringen populaire ‘omvolkingstheorie’. De man in de andere zaak is op 13 mei veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf (acht voorwaardelijk) voor verboden wapenbezit en dreigen met een terroristisch misdrijf.

Vraag 10.

Kunt u, naar aanleiding van de stelling in het meest recente DTN dat veroordeelde jihadisten na hun vrijlating vaak weer terugkeren in jihadistische netwerken, toelichten hoe vaak dit is voorgekomen? Op welke wijze worden deze figuren gemonitord?

Antwoord op vraag 10.

In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat jihadisten vaak terugkeren in jihadistische netwerken. Op het aantal gevallen kan in de openbaarheid niet worden ingegaan.

Vanaf de start van detentie wordt ingezet op het losweken van jihadisten uit hun extremistische netwerk en gedachtegoed. Daartoe stelt DJI gezamenlijk met de reclassering en de verantwoordelijke gemeente een individueel resocialisatieplan op dat na detentie vanuit het lokale casusoverleg verder wordt vormgegeven. Een gespecialiseerd team van de reclassering levert begeleiding en houdt toezicht op de naleving van door de rechter opgelegde bijzondere voorwaarden, zoals contact- en locatieverboden. Een contact- of locatieverbod (al dan niet met elektronisch toezicht) kan ook op grond van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen Terrorismebestrijding worden opgelegd aan personen van wie nog een actuele dreiging uitgaat. Daar waar gedragsbeïnvloeding niet mogelijk blijkt, richten partijen uit het casusoverleg en waar nodig ook inlichtingen- en veiligheidsdiensten zich op het inschatten en mitigeren van de dreiging.

Vraag 11.

Hoe duidt u de volgens het DTN polarisatie voedende excessen rondom de boerenprotesten, zoals het Farmers Defence Force dat zich richt tegen boeren die zich laten uitkopen door de overheid en zelfs stelt dat er afgerekend moet worden met de ‘zwakke schakels’? Welke acties onderneemt u reeds om deze polarisatie tegen te gaan? In hoeverre zijn deze acties effectief en waarom??

Antwoord op vraag 11

De boerenprotesten die sinds het najaar 2019 plaatsvinden verlopen over het algemeen vreedzaam. Uitzonderingen zijn enerzijds enkele incidenten rondom deze demonstraties waarbij individuen over de schreef gingen, bijvoorbeeld door het inrijden van een deur van het provinciehuis in Groningen in oktober 2019, en anderzijds de wijze waarop Farmers Defence Force (FDF) zich manifesteert.

FDF onderscheidt zich van meer gematigde boerenbelangenorganisaties. In enkele uitlatingen richt het bestuur van FDF zich in ongenuanceerde bewoordingen tegen delen van het overheidsbeleid, maar ook tegen andersdenkende belangenorganisaties en -medeboeren. Bijvoorbeeld door te stellen dat afgerekend moet worden met ‘de zwakke schakels en de Judassen uit onze gelederen’ – ofwel: boeren die mede door overheidsinitiatieven overwegen hun bedrijf te verkopen. Dergelijke uitlatingen van het bestuur van FDF kunnen bijdragen aan een versterkte tegenstelling tussen boeren en overheid, maar ook aan zwart-wit denken tussen boeren onderling.

[1] https://copsincyberspace.wordpress.com/2020/05/08/dreiging-extreemrechts-grote-blinde-vlek/

[2] Kamerstukken II 2019-2020, 29754, nr. 546, p. 10

Indiener(s)