Antwoord op vragen van het lid Van Brenk over de brief van Pensioenfonds PFZW aan de voormalige deelnemers van de Accent-regeling

2020Z06373

(ingezonden 8 april 2020)

 

Vragen van het lid Van Brenk (50PLUS) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van Pensioenfonds PFZW aan de voormalige deelnemers van de Accent-regeling.

 

Vraag 1

Bent u bekend met de brief van 25 maart 2020, die door Pensioenfonds Zorg & Welzijn (PFZW) is verstuurd aan de voormalige deelnemers van de pensioenregeling Accent? 1)

 

Antwoord 1

Ik ben bekend met de brief inzake de pensioenregeling Accent die aan tenminste één deelnemer van Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) is verzonden. Ik heb van PFZW begrepen dat dit geen algemene brief betrof en deze niet aan alle voormalig deelnemers van de pensioenregeling Accent is verstuurd.

 

Vraag 2

Kunt u bevestigen dat PFZW de pensioenen die in dit verband tot 1 januari 2014 zijn opgebouwd met een rekenleeftijd van 65 jaar, opnieuw heeft berekend met een rekenleeftijd van 67 jaar, hetgeen leidt tot een korting van het pensioen?

 

Vraag 3

Wat vindt u ervan dat de regeling met terugwerkende kracht wordt berekend, hetgeen leidt tot een lager pensioen voor de deelnemers?

 

Antwoord 2 en 3

1 januari 2014 is de wettelijke, fiscale pensioenrichtleeftijd gewijzigd van 65 naar 67 jaar. Ik heb begrepen dat PFZW de bestaande opbouw van alle deelnemers (zowel in de basisregeling als in de pensioenregeling Accent) opnieuw heeft berekend met de pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Dit heeft PFZW collectief actuarieel neutraal gedaan. Het actuarieel neutraal herrekenen van de opbouw naar een hogere pensioenrichtleeftijd leidt niet tot een verlaging, maar tot een verhoging van de pensioenuitkering vanaf pensioendatum.  

 

Ik heb overigens van PFZW begrepen dat de in de deelnemersbrief genoemde correctie ook niet voortvloeit uit de herrekening van de pensioenrichtleeftijd. Deze brief ziet op het volgende. In 2010 is pensioenfonds FNV geliquideerd en zijn de pensioenen ondergebracht bij PFZW. De pensioenregeling Accent gold voor de periode van 2010-2020 voor de overgekomen (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Vanaf 2020 liep de regeling af en zijn de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden conform afspraak ingestroomd in de basisregeling van PFZW. Hierbij zijn de aanspraken en rechten nogmaals gecontroleerd. Indien bij deze controle is gebleken dat aanspraken/rechten eerder foutief berekend waren, hebben deelnemers hiervan bericht ontvangen.

 

Ik vind het op orde hebben van pensioenadministratie en het hiertoe uitoefenen van controles belangrijk. Dit borgt dat deelnemers de pensioenuitkering ontvangen waar zij op grond van de pensioenovereenkomst recht op hebben en niet ten onrechte een te lage of te hoge pensioenuitkering ontvangen. Een te lage uitkering benadeelt de deelnemer, een te hoge deelnemer het collectief. Voor het geval bij de controles fouten aan het licht komen, is het van belang dat pensioenuitvoerders een redelijk en billijk correctiebeleid hebben dat redelijk is in verhouding tot de pensioenregeling en recht doet aan de omstandigheden van het geval.

 

Overigens heb ik inmiddels begrepen dat de in de brief genoemde correctie onjuist was en dat PFZW deze ongedaan maakt en dat de desbetreffende deelnemer hierover is geïnformeerd.

 

Vraag 4

Hoe verhoudt zich dit tot de harde toezegging van voormalig staatssecretaris Klijnsma dat, bij herrekening van pensioenverplichtingen van 65 jaar naar 67 jaar, bestaande rechten niet mogen worden aangetast?

 

Antwoord 4

Bij het collectief actuarieel herrekenen van bestaande aanspraken naar een hogere pensioenrichtleeftijd (67 jaar) wordt de omvang van de pensioenuitkering vanaf die nieuwe pensioenleeftijd hoger. Er is in zoverre derhalve geen sprake van een aantasting van pensioenaanspraken. Dit is ook beschreven in de brief die staatssecretaris Klijnsma hierover in januari 2013 aan de Eerste Kamer heeft verstuurd[1]. De correctie die in de brief wordt genoemd, vloeide niet voort uit deze herrekening (zie het antwoord op vraag 2 en 3).

 

Vraag 5

Wat vindt u ervan dat deze herberekening plaatsvindt zonder toestemming van de deelnemers?

 

Vraag 6

Acht u de herberekening en de bijbehorende financiële gevolgen voor de deelnemers juridisch houdbaar in het licht van de Pensioenwet? Kunt u het antwoord toelichten?

 

Antwoord 5 en 6

Bij het collectief actuarieel herrekenen van bestaande aanspraken naar een hogere pensioenrichtleeftijd wordt de omvang van de pensioenuitkering vanaf die nieuwe pensioenleeftijd hoger. Er is in zoverre derhalve geen sprake van een aantasting van pensioenaanspraken. Als het pensioenreglement er hiernaast in voorziet dat betrokkene de pensioen-ingangsdatum individueel weer naar de oorspronkelijke pensioenleeftijd terug kan zetten, zonder dat dit op voorhand de rechten aantast, leidt dit op voorhand niet tot nadeel voor de deelnemer. Individuele instemming is om deze reden niet nodig. Dit is in 2014 door mijn voorganger aangegeven aan de Eerste Kamer[2] en per 2019 met de Wet Waardeoverdracht Klein Pensioen[3] geëxpliciteerd in de wet.

 

Vraag 7

Bent u bekend met het bericht “deelnemers winnen rechtszaak tegen verhoging pensioenleeftijd naar 67” van 10 november 2017? 2)

 

Antwoord 7

Ja.

 

Vraag 8

Deelt u het standpunt, dat deze uitspraak ook van toepassing is op de bovengenoemde actuele kwestie bij Pensioenfonds PFZW? 3) Kunt u het antwoord toelichten?

 

Antwoord 8

De rechterlijke uitspraak gaat over de herrekening met betrekking tot de wijziging van de pensioenrichtleeftijd. Ik heb van PFZW begrepen dat de in de brief genoemde correctie niet voortvloeit uit een dergelijke herrekening, maar uit een controle van de bestaande aanspraken/rechten (zie het antwoord op vraag 2 en 3).

 

Vraag 9

Deelt u de mening dat een gang naar de rechter in deze kwestie voorkomen kan worden? Bent u bereid contact op te nemen met PFZW om te trachten deze kwestie te beslechten? Kunt u het antwoord toelichten?

 

Antwoord 9

Ik vind het van belang dat deelnemers, die twijfels hebben over de juistheid van verstrekte informatie, altijd verhaal kunnen halen. Het eerste aanspreekpunt voor deelnemers is hierbij het pensioenfonds, bijvoorbeeld via een verzoek om toelichting of via de interne klachtenprocedure. Mocht er een geschil blijven bestaan kan een deelnemer terecht bij de Ombudsman Pensioenen of de rechter. Het is niet aan mij om hier te interveniëren.

 

Vraag 10

Wat vindt u ervan dat PFZW “heeft gerekend met onjuiste AOW-tabellen” en de deelnemers pas na het beëindiging van de (Accent)regeling hierover informeert en met aanpassingen aan het pensioen confronteert?

 

Antwoord 10

Zoals hiervoor bij het antwoord op vraag 2 en 3 aangegeven vind ik het belangrijk dat pensioenadministraties op orde zijn. Hierbij hoort tevens het hanteren van de juiste gegevens en berekeningswijzen. Ook het regelmatig uitoefenen van controles op de pensioenadministraties is in dit kader belangrijk, om fouten die desondanks bestaan zo snel mogelijk op te sporen. Dit borgt dat deelnemers de pensioenuitkering ontvangen, waarop zij op grond van de pensioenovereenkomst recht hebben en niet ten onrechte een te lage of te hoge pensioenuitkering ontvangen. Een te lage uitkering benadeelt de deelnemer, een te hoge deelnemer het collectief. Voor het geval bij de controles fouten aan het licht komen is het van belang dat deelnemers hier zo spoedig mogelijk over worden geïnformeerd. Naar ik van PFZW heb begrepen is de deelnemer hierover geïnformeerd toen de fout aan het licht kwam. Daarnaast vind ik het van belang dat pensioenuitvoerders een redelijk en billijk correctiebeleid hebben dat redelijk is in verhouding tot de pensioenregeling en recht doet aan de omstandigheden van het geval.

 

Vraag 11

Is het volgens de Pensioenwet toegestaan voor pensioenfondsen om bij fouten in de eigen administratie, het pensioen opnieuw te berekenen, ook na het aflopen van de regeling in kwestie? Wanneer zijn de risico’s van administratieve fouten door het pensioenfonds voor rekening van het pensioenfonds zelf en wanneer voor rekening van de deelnemer? Vindt u dat er in dit verband sprake is van een “grijs gebied”? Kunt u het antwoord toelichten?

 

Antwoord 11

De pensioenuitkering die iemand ontvangt betreft een arbeidsvoorwaarde die is afgesproken tussen werkgever en werknemer en is vastgelegd in de pensioenovereenkomst. Deze overeenkomst is primair bepalend voor waarop de deelnemer recht heeft en niet de informatie uit hoofde van die overeenkomst.

 

Het in stand houden van administratieve fouten door het pensioenfonds zou zich uiten in gevolgen voor de overige deelnemers van het collectief. Indien een pensioenfonds een pensioen uitkeert dat hoger is dan waar de pensioengerechtigde recht op heeft, dan behoort dat te veel uitgekeerde pensioen niet aan deze toe. Het ongewijzigd laten van de administratieve fout zou ten koste gaan van het vermogen dat is bestemd voor alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van het pensioenfonds. In het omgekeerde geval geldt hetzelfde, wanneer een pensioengerechtigde een pensioenuitkering ontvangt die lager is dan waar deze recht op heeft. Ook dan herstelt de pensioenuitvoerder de administratieve fout en betaalt het te weinig uitgekeerde alsnog na. Het collectief hoeft geen voordeel te genieten van te weinig uitgekeerd pensioen.

 

Fouten kunnen grote gevolgen hebben voor het inkomen van de pensioengerechtigde: de pensioenuitvoerder vordert het te veel uitbetaalde pensioen terug, of verrekent het te veel uitbetaalde pensioen. Daarom vind ik het van groot belang dat pensioenuitvoerders er alles aan doen om risico’s van fouten zoveel mogelijk te beperken en beheersmaatregelen hiervoor te treffen. Daarnaast vind ik het belangrijk dat pensioenuitvoerders ook de gevolgen van fouten zoveel mogelijk beheersen. Als onderdeel hiervan is het van belang dat pensioenuitvoerders een redelijk en billijk terugvorderings- en correctiebeleid hebben, dat redelijk is in verhouding tot de pensioenregeling en recht doet aan de omstandigheden van het geval.

 

 

1) Onderhands meegezonden aan het ministerie

2) Het Financieele Dagbald, 10 november 2017

(https://fd.nl/economie-politiek/1226767/deelnemers-winnen-rechtszaak-tegen-verhoging-pensioenleeftijdnaar-

67)

3) Uitspraak Rechtbank Limburg, 10 november 2017

(https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLIM:2017:10722&pk_campaign=rss&pk_

medium=rss&pk_keyword=uitspraken)

Powered by

 

[1] Kamerstukken I, 2012-2013, 33290, nr. N.

[2] Zie ook Kamerstukken I, 2012-2013, 33290, nr. N.

[3] Stbl 2017, nr. 505

Indiener(s)