Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over falend terugkeerbeleid

Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de antwoorden op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door het lid Jasper van Dijk (SP) over falend terugkeerbeleid.

Deze vragen werden in gezonden op 17 januari 2020 met kenmerk 2020Z00651.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Ankie Broekers Knol

Antwoorden Kamervragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over falend terugkeerbeleid.

(ingezonden 17 januari 2020, nr: 2020Z00651)

Vraag 1

Wat is uw reactie op de uitzending van Nieuwsuur: “Kabinet maakt eigen plannen terugsturen asielzoekers niet waar”? 1)

Antwoord vraag 1

Ik heb kennisgenomen van deze uitzending.

Vraag 2

Is het juist dat u nog geen maatregelen heeft genomen tegen landen die niet meewerken aan terugkeer?

Antwoord vraag 2

Nederland is met landen van herkomst en transit actief in gesprek over migratiesamenwerking. Per land bekijkt het kabinet wat de meest effectieve aanpak is en maakt het een afweging. Conform de motie Becker zal het kabinet uw Kamer dit voorjaar hierover schriftelijk informeren.[1]

Vraag 3

Klopt het dat een Kabinet slechts eenmaal maatregelen heeft genomen tegen een land dat niet meewerkte aan het terugnemen van uitgeprocedeerde asielzoekers, namelijk in 2012 tegen Ghana?

Antwoord vraag 3

Ja, dit klopt waar het gaat om het korten op ontwikkelingssamenwerking vanwege gebrekkige medewerking aan gedwongen terugkeer van onderdanen. Dat is sinds de maatregelen tegen Ghana in 2012 niet meer gebeurd. Genoemde korting heeft destijds niet geleid tot betere medewerking aan gedwongen terugkeer door Ghana.

Vraag 4

Waarom heeft u dit soort drukmiddelen niet vaker toegepast, aangezien dit ook in het Regeerakkoord staat?

Antwoord vraag 4

Het kabinet maakt per land van herkomst deze afweging, met inachtneming van alle relevante factoren. Met elk relevant land van herkomst is het kabinet in gesprek over terugkeersamenwerking.

Vraag 5

Klopt het dat economische belangen zwaarder wegen dan afspraken over terugkeer, zoals de landingsrechten van Transavia, KLM en Royal Air Maroc?

Antwoord vraag 5

Het intrekken van landingsrechten is geregeld in verdragen, die bilateraal of op EU-niveau gesloten kunnen zijn. Bij beëindiging van een verdrag geldt dat dit zowel voor alle luchtvaart uit het land van herkomst als voor Nederlandse luchtvaart geldt. Het kabinet maakt per land van herkomst deze afweging, met inachtneming van alle relevante factoren.

Vraag 6

Deelt u de mening van de voorzitter van de Adviescommissie voor Migratie dat “miljoenencontracten voor het bedrijfsleven” belangrijker zijn dan terugkeer?

Antwoord vraag 6

Migratie s een belangrijke prioriteit van het kabinet en per land moet worden bekeken wat effectief is. Met de meeste landen heeft Nederland daarnaast nog andere belangen zoals handels- of landbouwbelangen, de mensenrechtensituatie, klimaatbelangen en/of sustainable development, maar deze belangen staan betere migratiesamenwerking niet per definitie in de weg. De stelling dat “miljoenencontracten voor het bedrijfsleven belangrijker zijn dan terugkeer” is dan ook te kort door de bocht.

Vraag 7

Klopt het dat Nederlandse missies (bijvoorbeeld in Irak en Afghanistan) zwaarder wegen dan afspraken over terugkeer?

Antwoord vraag 7

Dat kan zo niet worden gesteld. In de relatie met landen van herkomst spelen altijd meerdere belangen en of deze ten koste gaan van elkaar is per land verschillend. De Nederlandse missies zijn daar een onderdeel van.

Vraag 8

Begrijpt u dat mensen sceptisch worden over het terugkeerbeleid als zij horen dat economische en diplomatieke belangen zwaarwegender zijn?

Antwoord vraag 8

Ja.

Vraag 9

Wanneer gaat u alsnog werk maken van een succesvol terugkeerbeleid? Hoe staat het in dit verband met de uitvoering van de motie van het lid Jasper van Dijk c.s. (nr. 35300 VI-61) om met behulp van de nieuwe visumcode te pleiten voor maatregelen tegen hooggeplaatsten van herkomstlanden die onvoldoende

meewerken aan terugkeer?

Antwoord vraag 9

Het kabinet is breed bezig met het werk maken van een succesvol terugkeerbeleid, in lijn met het regeerakkoord. De nieuwe visumcode, die vanaf 2 februari 2020 in werking is getreden, is daarbij een interessant en nuttig middel om dit verder te bewerkstelligen. De Europese Commissie treft op dit moment de voorbereidingen voor nadere besluitvorming in de komende maanden over concrete maatregelen. Nederland heeft dit instrument, i.c. de mogelijkheid van koppeling van visa en terugkeer op EU-niveau, al langere tijd bepleit Dit moet ervoor zorgen dat er in Europees-verband maatregelen kunnen worden genomen ten aanzien van landen die voor de EU van belang zijn op het gebied van terugkeer. Het nemen van maatregelen tegen specifiek hooggeplaatsten van herkomstlanden is een mogelijkheid die wordt meegenomen in deze voorbereiding.

Vraag 10

Hoe staat het met terugkeerafspraken met Marokko? Heeft u inmiddels een afspraak gemaakt?

Antwoord vraag 10

De Nederlandse inspanningen zijn erop gericht om zo snel mogelijk tot een afspraak te komen. Op dit moment is nog geen bezoek overeengekomen.

Vraag 11

Is het juist dat de terugkeer van 52 illegale Marokkanen mislukte, omdat de mensen uit het zicht waren verdwenen nadat men de reisdocumenten had geregeld?

Antwoord vraag 11

Dit ligt genuanceerder. In de regel kan worden gesteld dat een land meewerkt aan gedwongen terugkeer als het bereid is een (vervangend) reisdocument te verstrekken voor vreemdelingen die niet in het bezit zijn van geldige reisdocumenten. Dit vergt doorgaans allereerst dat de nationaliteit van de vreemdeling wordt vastgesteld door de autoriteiten van het land. Als de nationaliteit bevestigd is, verzoekt de DT&V het herkomstland om afgifte van een (vervangend) reisdocument. Dat gebeurt doorgaans enkele dagen voor de geplande uitzettingsdatum. Een vastgestelde nationaliteit hoeft niet per definitie te betekenen dat het herkomstland ook een (vervangend) reisdocument afgeeft. Het is bekend dat de samenwerking met Marokko op het gebied van gedwongen vertrek onvoldoende is en daar samen met het Ministerie van Buitenlandse zaken hard aan wordt gewerkt.

De DT&V ontving in juni 2018 een lijst vanuit Marokko met circa 60 nationaliteitsvaststellingen. Let wel, dit zijn geen reisdocumenten. Zoals hiervoor aangegeven: de reisdocumenten worden doorgaans pas enkele dagen voor een geplande vlucht door het land van herkomst verstrekt. De betreffende nationaliteitsvaststellingen hadden voornamelijk betrekking op zaken die al langer geleden aan Marokko waren aangeboden. Vanaf het moment dat de DT&V gevraagd had om vaststelling van de nationaliteit tot het moment dat deze door Marokko bevestigd werd, zat gemiddeld ruim 500 dagen. Gedurende deze 500 dagen zijn de meeste van deze personen uit het zicht verdwenen. Ook ik had liever gezien dat ze nog beschikbaar waren geweest voor terugkeer naar Marokko, maar zoals u bekend, zitten er de nodige beperkingen aan de mogelijkheden om iemand in bewaring te stellen. Een bewaringstermijn van 500 dagen is in de regel niet toegestaan. Het versnellen van de nationaliteitsvaststelling door een derde land is onderdeel van onze inzet om waar nodig te komen tot betere terugkeersamenwerking. Naast tekortschietende afgifte van reisdocumenten is dit een indicator van hoe goed de terugkeersamenwerking met een land is.

Vraag 12

Hoe vaak zijn de afgelopen vijf jaar uitzettingen mislukt omdat mensen uit het zicht verdwenen op het moment dat de reispapieren waren geregeld?

Antwoord vraag 12

Zoals reeds aangegeven kan worden gesteld dat een land meewerkt aan gedwongen terugkeer als het, indien de vreemdeling daar zelf niet over beschikt, bereid is een (vervangend) reisdocument te verstrekken. Dit vergt in de regel eerst dat de nationaliteit van de vreemdeling wordt vastgesteld door de autoriteiten van het land. Als de nationaliteit bevestigd is, verzoekt de DT&V het herkomstland om afgifte van een (vervangend) reisdocument. Dat gebeurt doorgaans enkele dagen voor de geplande uitzettingsdatum. Hoewel de meeste landen in het algemeen bereid zijn een reisdocument te verstrekken voor gedwongen terugkeer als de nationaliteit is vastgesteld, is dit niet altijd het geval.

Vanaf 2015 tot en met 2019 zijn circa 540 nationaliteitsbevestigingen afgegeven voor vreemdelingen die op het moment van de bevestiging reeds buiten beeld waren.

Ook na het ontvangen van een nationaliteitsbevestiging kunnen vreemdelingen uit beeld verdwijnen of anderszins niet meer beschikbaar zijn voor gecontroleerde terugkeer, bijvoorbeeld omdat ze een toelatingsprocedure zijn gestart die in Nederland mag worden afgewacht of zelfstandig vertrekken zonder afmelding en toezicht. Voor laatstgenoemde categorie geldt dat vanaf 2015 tot en met 2019 circa 2.670 vreemdelingen na ontvangst van de nationaliteitsbevestiging uit beeld zijn verdwenen. In deze zaken is het om uiteenlopende redenen niet gelukt om gedurende de periode dat de vreemdeling nog beschikbaar was voor zijn vertrek een (vervangend) reisdocument te ontvangen vanuit het herkomstland.

De situatie vraagt om meer mogelijkheden om vreemdelingen in het oog te houden. Het kabinet zet zich er dan ook voor in om in de Europese regelgeving meer ruimte voor het opleggen en laten voortduren van vreemdelingenbewaring op te nemen. Tegelijk zet ik uiteraard in op een snellere doorlooptijd van de identificatieprocedure in de landen van herkomst. Dat soms meer dan anderhalf jaar op een antwoord moet worden gewacht, is natuurlijk niet iets dat alleen door langere bewaringsduur kan worden ondervangen, maar vergt ook een andere inzet door de landen van herkomst. Het kabinet zet zich dan ook tevens in voor meer medewerking van landen van herkomst om zo meer terugkeer gerealiseerd te krijgen. Dat is met een aantal landen van herkomst noodzakelijk.

Vraag 13

Waarom registreert u mensen onder de categorie “vertrek zonder toezicht” als u geen enkele aanwijzing heeft dat zij daadwerkelijk uit Nederland zijn vertrokken?

Antwoord vraag 13

Naast de twee categorieën gecontroleerd vertrek (zelfstandig en gedwongen) is er een groep waarvan de overheid niet weet waarheen zij zijn vertrokken. We weten niet of zij nog in Nederland zijn of Nederland verlaten hebben. Deze categorie gaat uit van vertrek, omdat de persoon die erin opgenomen wordt niet langer in het zicht van de migratieketen is, maar evenmin aantoonbaar is vertrokken – anders zou hij onder gedwongen of aantoonbaar zelfstandig vertrek vallen. Eerder heette deze categorie met onbekende bestemming vertrokken en nu zelfstandig vertrek zonder toezicht.

Vraag 14

Is het juist dat het streefcijfer voor de groep “vertrek zonder toezicht” de komende jaren op vijftig procent ligt? Hoe rijmt u een dergelijk hoog percentage met uw doelstelling om het aantal terugkeerders te verhogen?

Antwoord vraag 14

Het bedoelde streefcijfer van “zelfstandig vertrek zonder toezicht” is conform de vastgestelde begroting van Justitie en Veiligheid voor 2020[2] in de jaren 2019 t/m 2024 vastgesteld op 50%. Dit percentage is de resultante van de streefcijfers voor zelfstandig (20%) en gedwongen vertrek (30%). Het kabinet stuurt op het verhogen van het aantoonbaar vertrek naar 50% en waar mogelijk hoger. Indien dit percentage verbetert, heeft dat automatisch effect op het verlagen van het percentage ‘vertrek zonder toezicht’. Het woord “streefcijfer” in relatie tot “zelfstandig vertrek zonder toezicht” is derhalve wat ongelukkig gekozen. Het woord “prognose” zou de lading beter dekken.

Vraag 15

Klopt het dat speciale terugkeertrainingen voor uitgeprocedeerde asielzoekers nauwelijks effect hebben? 2)

Vraag 17

Gaat u een eind maken aan subsidie voor trainingen waarvan niet bekend is of zij effectief zijn?

Antwoord vraag 15 en 17

De voorbeelden die in de Nieuwsuur uitzending aangehaald worden betroffen een lokaal project van de gemeente Amsterdam voor de LVV en een project in de gemeente Rotterdam voor bed, bad en brood (inmiddels overgegaan in de LVV). Het eerste project valt niet onder de subsidieregeling Ondersteuning Zelfstandig Vertrek die de DT&V uitvoert. Het andere project richt zich specifiek op de activering van een doelgroep die moeilijk uit te zetten valt. Omdat ik het echter wel belangrijk vind om inzage te geven in de besteding van de subsidiegelden die onder deze regeling vallen, heb ik opdracht gegeven deze regeling te evalueren. Daarbij zal vanzelfsprekend ook het effect op terugkeer worden meegenomen.

Vraag 16

Waarom wordt minstens vijf miljoen euro uitgekeerd aan terugkeertrainingen, waarbij de verschillende stichtingen ook nog eens met elkaar concurreren om deelnemers?

Antwoord vraag 16

Ik herken het door u genoemde bedrag niet. Jaarlijks is op de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid maximaal €3 miljoen beschikbaar voor de subsidiëring van lokale terugkeerprojecten van non-gouvernementele organisaties onder de subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek (OZV 2019). De projecten die via de regeling worden gesubsidieerd hebben een lokaal en geografische spreiding. Zo wordt onnodige concurrentie zo veel mogelijk voorkomen. De gesubsidieerde projecten kunnen gericht zijn op specifieke doelgroepen en geven migranten andere ondersteuningsmogelijkheden, complementair aan het aanbod van IOM.

1) Nieuwsuur, 13 januari 2020

2) Nieuwsuur, 14 januari 2020

[1]Kamerstukken II 2019-20, 35 300 VI, nr. 37.

[2]http://www.rijksbegroting.nl/2020/voorbereiding/begroting,kst264845_17.html

Indiener(s)