Antwoord op vragen van het lid Van den Hul over de gevolgen van de coronacrisis voor studenten

Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van het lid Van den Hul (PvdA) van uw Kamer inzake de gevolgen van de coronacrisis voor studenten.

De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk 2020Z06117.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Ingrid van Engelshoven

Antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van den Hul (PvdA) van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake de gevolgen van de coronacrisis voor studenten (ingezonden d.d. 03 april 2020).

Vraag 1
Herkent u de onduidelijkheid voor studenten als het gaat om de definitie van een huishouden en bijbehorende adviezen, zoals het “met het hele gezin in quarantaine gaan” indien iemand ziek wordt? Bent u bereid duidelijk te maken wat dit betekent voor studentenhuizen waar meerdere, soms meer dan tien, studenten samenwonen?

Antwoord

Ik begrijp dat er vragen zijn als het gaat om samenwonende studenten. Deze vragen gaan voor een deel over de betekenis en de uitleg van de RIVM-richtlijnen en betreffen het beleidsterrein van mijn ambtsgenoot van het ministerie van VWS. Voor een deel betreft het ook de wijze waarop de voorzitter van de veiligheidsregio en lokale bestuurders de noodverordening die voor de betreffende veiligheidsregio is vastgesteld, lokaal handhaven.

In zijn algemeenheid geldt dat studentenhuizen in de noodverordening niet worden aangemerkt als een gezamenlijk huishouden. Dat betekent dat ook samenwonende studenten die zich in de publieke ruimte niet aan de noodverordening houden, hiervoor een boete kunnen krijgen. Geen boetes kunnen worden opgelegd aan samenwonende studenten die in de private ruimte geen 1,5 meter afstand tot elkaar houden.

In de noodverordening is opgenomen dat het verbod om zich in een groep van drie of meer personen op te houden zonder tot de dichtstbijzijnde persoon in die groep en andere personen een afstand te houden van ten minste 1,5 meter, niet geldt voor gezamenlijke huishoudens. Een gezamenlijke huishouding is in de model-noodverordening gedefinieerd als ‘de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel en ouders, grootouders en kinderen, voor zover zij op één adres woonachtig zijn’. De uitzondering voor gezinnen en huishoudens om wel als groep binnen 1,5 m afstand buiten te mogen zijn is daardoor niet van toepassing op studentenhuizen.

Wat niet bij noodverordening is vastgesteld maar wel geldt als een dringend advies, is dat huisgenoten wordt geadviseerd om niet naar buiten te gaan (thuisquarantaine toe te passen) als een huisgenoot symptomen heeft die passen bij COVID-19.

Op de website van de Rijksoverheid is uitgebreidere informatie beschikbaar: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/openbaar-en-dagelijks-leven/aanpak/groepsvorming-en-samenscholingsverbod

Vraag 2
Deelt u het belang dat studenten zoveel als mogelijk duidelijkheid moet worden geboden over waar zij op kunnen rekenen indien de coronacrisis resulteert in studievertraging en de (financiële) gevolgen daarvan? Zo ja, bent u bereid nader toe te lichten hoe u vindt dat de Dienst Uitvoering Onderwijs om moet gaan met verzoeken met betrekking tot het uitstellen van college- en lesgeld en het al dan niet vasthouden aan afstudeertermijnen?

Antwoord

Ja, ik vind het heel belangrijk dat studenten weten waar ze in deze tijden aan toe zijn. Overigens is nog niet goed te zeggen of en in welke mate de coronacrisis leidt tot studievertraging, want instellingen zijn hard aan de slag om onderwijs zoveel mogelijk doorgang te laten vinden, in aangepaste vorm. Studenten die in tijden van corona financiële moeilijkheden ervaren, kunnen collegegeldkrediet aanvragen of hun lening verhogen. Dat kan ook met terugwerkende kracht tot het begin van het studiejaar. Mocht dat niet afdoende zijn, dan kunnen ze met DUO contact opnemen om te vragen naar de mogelijkheden. Daarnaast betracht DUO gepaste coulance als studenten hun lesgeld niet op tijd kunnen betalen, door bijvoorbeeld betalingsregelingen aan te bieden of te verlengen.

Normaal gesproken moeten studenten binnen tien jaar na aanvang een diploma hebben behaald, zodat de prestatiebeurs wordt omgezet in een gift. Studenten die ondanks de inzet van instellingen deze termijn als gevolg van de coronamaatregelendreigen te overschrijden kunnen contact opnemen met DUO.

Ook is de maximale duur van het reisrecht voor studenten in het hoger onderwijs met 3 maanden verlengd. In aanvulling hierop ga ik, mede naar aanleiding van de motie Jetten/Heerma (25295-284), de gevolgen voor studenten van de coronacrisis in beeld brengen.

Vraag 3
Hoe duidt u het feit dat studenten wiens (praktijk)onderwijs en eventuele vergoedingen daaruit zijn weggevallen, ook in deze crisistijd geen recht hebben op de bijstand omdat zij staan ingeschreven bij een onderwijsinstelling? Erkent u dat het wrang is dat deze groep studenten daarmee geen andere keuze wordt gelaten dan (extra) financiële schulden aan te gaan? Zo ja, bent u bereid hier iets aan te doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ik kan me goed voorstellen dat studenten die in deze crisistijden tijdelijk inkomsten verliezen, zich daar zorgen om maken. Daarom kunnen ze een beroep doen op studiefinanciering. Het is nu nog niet te overzien hoe lang de genomen maatregelen om corona te bestrijden gelden en wat daar de gevolgen van zijn. Ik houd dit scherp in de gaten en blijf hierover in gesprek met de studenten- en jongerenorganisaties.

Verder wijs ik erop dat de situatie van studenten die de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) volgen, verschilt van die van studenten die de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL) volgen of voltijd in het hoger onderwijs studeren. BBL-studenten werken vier dagen en gaan één dag per week naar school. Zij zijn over het algemeen in dienst van een werkgever. Met de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) is een voorziening gecreëerd om werkgevers in staat te stellen de lonen van hun personeel te kunnen blijven betalen. De overheid probeert daarmee zoveel mogelijk te voorkomen dat werknemers, waaronder dus ook BBL-studenten kunnen vallen, hun inkomen verliezen.

In de Participatiewet is bepaald dat personen jonger dan 18 jaar zijn uitgesloten van het recht op algemene bijstand. Dit geldt ook voor personen van 18 tot 27 jaar als ze bekostigd onderwijs kunnen volgen én daarmee aanspraak maken op studiefinanciering. Een BBL-student heeft echter geen recht op studiefinanciering en valt daarom formeel niet onder de bovengenoemde uitsluitingsbepaling van de Participatiewet, ook al staat de BBL-student formeel nog ingeschreven bij een onderwijsinstelling. Wanneer de arbeidsovereenkomst van de BBL-student onverhoopt beëindigd wordt, geldt dat het aan de gemeente is om te beoordelen of de student recht op (aanvullende) algemene bijstand heeft.

Vraag 4
Erkent u dat de huidige profileringsfondsen niet zijn berekend op de (mogelijke) toename van aanvragen van studenten als gevolg van de coronacrisis? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het profileringsfonds is een voorziening waarmee instellingen individuele studenten in overmachtssituaties financieel kunnen ondersteunen indien zij door bijzondere omstandigheden zoals ziekte, zwangerschap, functiebeperking of mantelzorg studievertraging (zullen gaan) oplopen. Het profileringsfonds is voor deze gevallen een open-einderegeling. Elke student die een aanvraag doet en naar het oordeel van de instelling aan de voorwaarden voldoet, heeft recht op ondersteuning. Tot op heden is gebleken dat het door instellingen jaarlijks begrote budget meer dan toereikend is voor deze individuele gevallen.

Er zullen studenten zijn die bijvoorbeeld ziek worden door corona of mantelzorg moeten verlenen en hierdoor studievertraging (zullen gaan) oplopen. Voor deze studenten is er - indien zij aan de overige voorwaarden voldoen – een aanspraak op het profileringsfonds. Hoe groot deze groep precies is valt op dit moment niet te voorzien, de situatie kan voorts ook per instelling of regio verschillen. Omdat het profileringsfonds voor overmachtssituaties een open- einde-regeling is, kan dit betekenen dat sommige instellingen meer dan het door hen begrote budget aan het profileringsfonds moeten besteden. Met de instellingen maak ik afspraken over het monitoren van de financiële ondersteuning uit het profileringsfonds aan studenten voor corona gerelateerde bijzondere omstandigheden.

Voor meer informatie over aanspraak op het profileringsfonds verwijs ik naar het servicedocument hoger onderwijs.

Vraag 5
Klopt het dat (hoger)onderwijsinstellingen deels zelfstandig opereren in zaken zoals wel of geen fysiek onderwijs gedurende de sluitingsperiode alsook dat sommige instellingen nu al aangeven tot zeker 1 juni a.s. gesloten te blijven waar andere vooralsnog vasthouden aan 28 april a.s.? Hoe duidt u het bestaan van deze verschillen, ook in het kader van de wenselijke duidelijkheid voor studenten?

Antwoord

Het klopt dat instellingen eigen keuzes maken in de wijze waarop de kabinetsmaatregelen aan de individuele instelling worden uitgevoerd. Het servicedocument voor het ho geeft hier ook de ruimte voor. In de noodverordening is vastgelegd dat er geen onderwijsactiviteiten op de instellingen plaatsvinden. Onder onderwijsactiviteiten wordt niet verstaan de verdediging van scripties en promoties in kleine kring (deze vinden uiteraard als mogelijk online plaats) en (eind)examenactiviteiten waarbij fysieke aanwezigheid van de student nodig is. Te allen tijde wordt rekening met de algemene instructies van RIVM en GGD gehouden, zoals voldoende afstand van elkaar. Voor de omgang met faciliteiten op de campus, zoals bibliotheken en onderzoeksruimten, kunnen instellingen zelf keuzes maken. Ook hier geldt dat die passen binnen de algemene instructies van RIVM en GGD.

Er zullen, net als in de situatie vóór de coronacrisis, altijd verschillen zijn tussen keuzes die individuele instellingen maken. Wat in verband met de duidelijkheid van studenten vooral van belang is, is dat de individuele instelling de belangen van de student, waaronder duidelijkheid en rust voor de student, goed meeweegt in de keuzes die zij maakt. Deze belangen hebben de onderwijskoepels dan ook als onderdeel van het afwegingskader voor instellingsbesturen, met elkaar afgesproken en zo zijn deze belangen vastgelegd in het servicedocument.

Er kunnen instellingen zijn die langer gesloten willen blijven dan op dit moment door kabinetsmaatregelen wordt voorgeschreven. Op het moment dat het verbod tot het geven van fysiek onderwijs zou worden opgeheven, zullen instellingen met een zeer beperkte voorbereidingstijd het regulier onderwijs weer moeten opstarten.In die situatie zal rekening gehouden moeten worden met de doorwerking van de periode waarin afstandsonderwijs moest worden gegeven. Ook wordt rekening gehouden met het belang van continuïteit in het onderwijsprogramma, met beperkingen die het gevolg kunnen zijn van nog geldende gedragsregels in verband met het coronavirus, en met eventuele beperkingen in de beschikbaarheid van het onderwijspersoneel, mede als gevolg van ziekteverzuim bij onderwijspersoneel als gevolg van de crisis.Het is daarom denkbaar dat op grond van objectieve (organisatorische en andere) redenen het niet mogelijk is de dienstverlening weer onmiddellijk, volledig en op dezelfde wijze voort te zetten.

Vraag 6
Wat verwacht u van (middelbaar en hoger)onderwijsinstellingen die bij het nieuwe schooljaar aanmeldingen krijgen van leerlingen die misschien enkele studiepunten missen als gevolg van studievertraging door de coronacrisis? Deelt u de wens om hier uniforme afspraken over te maken? Zo ja, op welke termijn zal dit beleid duidelijk worden voor instellingen en studenten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Voor studenten die door het coronavirus nu niet in de gelegenheid zijn om hun examens en tentamens af te leggen en op tijd hun diploma te behalen dat nodig is voor de doorstroom naar het vervolgonderwijs zijn afspraken gemaakt die zijn opgenomen in de servicedocumenten mbo (d.d. 2 april) en ho (d.d. 8 april).

Vraag 7
Wat vindt u ervan dat enkele universiteiten, waaronder de Universiteit Maastricht, momenteel werken aan noodfondsen voor internationale studenten die als gevolg van de coronacrisis in financiële problemen (dreigen te) komen (1)? Klopt het dat dit louter gaat om geld uit crowdfundingsacties en niet om het instellingsgeld, en hoe beziet u de publieke verantwoordelijkheid om internationale studenten die in de financiële problemen komen te hulp te schieten?

Antwoord

We hebben te maken met een unieke crisis van grote omvang. Dat instellingen studenten die in problemen komen proberen te steunen is begrijpelijk. Op de website van de UM staat inderdaad dat er een crowdfunding-actie is gestart voor (internationale) studenten in nood. Ook andere instellingen hebben dit initiatief genomen. De UM geeft tevens aan dat haar uitgangspunt is dat studenten die een beroep doen op het noodfonds niet in aanmerking komen voor andere, al bestaande (Nederlandse overheids-)regelingen die soelaas kunnen bieden in hun noodsituatie.

Wanneer het gaat om bedragen vanuit crowdfunding acties zijn instellingen vrij om dit te doen. Instellingen hebben diverse inkomsten die niet publiek zijn en kunnen zelf keuzes maken in hoe zij deze inzetten.

Ik ben op dit moment met de VSNU, NFU, NRTO, MBO Raad en Vereniging Hogescholen in gesprek over het inzichtelijke maken van gevolgen van Corona voor studenten en instellingen. Afspraken die ik daarover maak worden opgenomen in de servicedocumenten mbo en ho die regelmatig worden bijgewerkt.

Vraag 8
Wat is uw reactie op het pleidooi van de Jonge Akademie voor maatregelen waarmee de positie van universitair personeel, waaronder jonge onderzoekers en promovendi, gedurende de coronacrisis beter wordt beschermd (2)?

Antwoord

De Jonge Akedamie (DJA) roept op tot solidariteit met collega’s die in deze maanden alles op alles moeten zetten om in hoog tempo nieuwe vormen van online onderwijs en toetsing te realiseren. Begrip voor collega’s die hun normale uren niet kunnen maken omdat ze hun kinderen lesgeven of andere zorgtaken vervullen. Begrip en aandacht voor internationale wetenschappers die in Nederland een wetenschappelijke carrière op willen bouwen, en nu noodgedwongen alleen thuis zitten.

Ik heb zowel van De Jonge Akademie, als van de VSNU, NWO, ZonMw, NFU, PNN, PostDocNl en de Aob bezorgde oproepen ontvangen op dit gebied. Het goede nieuws is dat men samen werkt aan oplossingen om de ontstane problemen het hoofd te bieden en zo voldoet aan de grote mate van solidariteit en begrip voor elkaar waar DJA tot oproept. Instellingen doen er alles aan om naast onderwijs ook onderzoek zoveel mogelijk doorgang te laten vinden.

Bovenstaande partijen noemen vaak dat zij zich zorgen maken om de positie van jonge wetenschappers. Doordat veel onderzoekers werken op een tijdelijk contract (promovendi, postdocs), waarbij de resultaten binnen die contractduur bereikt moeten worden, kunnen sommige onderzoeken mogelijk niet afgerond worden of zelfs wegvallen. Men zoekt samen naar oplossingen.

Ook ik ben bezorgd om de ontstane onzekerheid en bijbehorende werkstress voor jonge onderzoekers. Ik ben in gesprek met betrokken partijen over wat de werkgevers hieraan kunnen doen en of en hoe ik hen mogelijk kan ondersteunen.

1) Nederlands Dagblad, 26 maart 2020. https://www.nd.nl/nieuws/varia/962594/internationale-studenten-in-de-knel-door-corona

2) Science Guide, 1 april 2020. https://www.scienceguide.nl/2020/04/erken-en-waardeer-solidariteit-in-tijden-van-crisis/

Indiener(s)