Antwoord op vragen van de leden Bruins en Van der Graaf over het weigeren door Knab van religieuze organisaties als zakelijke klant

Geachte voorzitter,

Hierbij beantwoord ik, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de schriftelijke vragen van de leden Bruins en Van der Graaf (beiden ChristenUnie) over het weigeren door Knab van religieuze organisaties als zakelijke klant (ingezonden 13 maart 2020).

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

W.B. Hoekstra

2020Z05068

Vragen van de leden Bruins en Van der Graaf (beiden ChristenUnie) aan de Ministers van Financiën, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het weigeren door Knab van religieuze organisaties als zakelijke klant (ingezonden 13 maart 2020).

Vraag 1

Bent u bekend met het acceptatiebeleid voor zakelijke klanten bij Knab, waarin wordt gesteld dat religieuze organisaties niet worden geaccepteerd als klant?[1]

Antwoord vraag 1

Ja.

Vraag 2

Zijn deze acceptatiecriteria in lijn met Nederlandse en Europese regelgeving? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 2

Het uitgangspunt is dat het banken vrij staat om hun klantenbestand te baseren op een door de bank zelf bepaalde ondernemersstrategie en het door de bank gewenste risicoprofiel. Hierbij spelen verschillende factoren een rol die door banken zelf worden gewogen, zoals het bestaande kader van wet- en regelgeving, evenals de door banken gewenste risicobereidheid en de door hen opportuun geachte strategie. Een bank kan besluiten zich te willen richten op een bepaald klantensegment in de zakelijke dan wel consumentenmarkt.[2]

Het is banken op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) niet toegestaan om een bepaald type organisatie integraal als klant te weigeren. De Wwft maakt het weigeren van cliënten beperkt mogelijk. Alleen als de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme onvoldoende kunnen worden gemitigeerd, mag dienstverlening worden geweigerd. Het uitvoeren door de bank van een (al dan niet verscherpt) cliëntenonderzoek zoals bedoeld in de Wwft, houdt in dat per geval moet worden beoordeeld of de risico’s in dat concrete geval kunnen worden ondervangen. Banken zijn verplicht om de beoordeling van die risico’s vast te leggen. Ook de Europese anti-witwasrichtlijn, die hoofdzakelijk is geïmplementeerd in de Wwft, staat niet toe dat een financiële instelling religieuze organisaties als klant weigert, zonder dat er voorafgaand aan die weigering een individuele risicobeoordeling heeft plaatsgevonden.

De afgelopen jaren is er door overheden, toezichthouders en internationale organisaties het nodige gedaan om banken, andere financiële instellingen en beroepsgroepen bij te staan bij het adequaat toepassen van geldende wet- en regelgeving. Zij stellen bijvoorbeeld richtlijnen op. Zo is in november 2017 door de Financial Action Task Force (FATF) een richtlijn gepubliceerd over hoe financiële inclusiviteit te bewerkstelligen en tegelijkertijd regels met betrekking tot het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering correct toe te passen.[3] Daarnaast publiceren zowel het ministerie van Financiën als de zes Wwft-toezichthouders leidraden voor de uitvoering van de wettelijke verplichtingen voor het voorkomen van witwassen en anti-terrorismefinanciering.[4] Het doel van dergelijke handreikingen en toelichtingen is om de toepassing en naleving van de wet- en regelgeving voor instellingen zo veel mogelijk te vergemakkelijken.

Vraag 3

Zijn deze acceptatiecriteria in lijn met de Algemene wet gelijke behandeling en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, die het maken van onderscheid op basis van religie verbieden? Kunt u dit toelichten?

Antwoord vraag 3

Discriminatie is op grond van artikel 1 van de Grondwet verboden. Dit artikel is nader uitgewerkt in verschillende wetten. De Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) verbiedt om bij het aanbieden van diensten ongerechtvaardigd onderscheid te maken op grond van godsdienst. Dat betekent dat het verboden is om onderscheid te maken tussen godsdienstige organisaties op grond van de religie waartoe zij behoren. Ook het maken van onderscheid tussen organisaties met en zonder religieus karakter, valt onder het verbod.

Of in dit geval sprake is van verboden onderscheid is niet aan het kabinet om te beoordelen. Het staat een afgewezen religieuze organisatie overigens wel vrij bij het College voor de Rechten van de Mens een verzoek in te dienen om te beoordelen of sprake is van discriminatie. Ook kan men andere geëigende instrumenten aanwenden zoals het doen van een melding van discriminatie bij een ADV of het doen van aangifte bij de politie.

Vraag 4

Hoe verhoudt deze situatie zich tot de eerdere situaties, zoals bij het bedrijf Payleven dat de Navigators Studentenvereniging in Amsterdam weigerde als klant in 2017[5], en het bedrijf SumUp dat de Tabernakelkerk in Apeldoorn weigerde als klant in 2018?

Antwoord vraag 4

Knab schrijft in de acceptatiecriteria dat sommige typen klanten om verschillende redenen niet worden geaccepteerd als zakelijke klant. Nu er niet wordt uitgeweid over de achterliggende redenen is het niet mogelijk om deze casus een-op-een te vergelijken met de eerdere situaties die worden genoemd.

Vraag 5

Weet u hoeveel bedrijven religieuze organisaties weigeren als klant? Komt dit breder voor dan in de banken- en betaalsector?

Antwoord vraag 5

Ik ben niet bekend met andere casussen waarbij religieuze organisaties zouden worden geweigerd als klant.

Vraag 6

Kan er meer worden gedaan dan een verwijzing naar de individuele route voor de gedupeerden naar het College voor de Rechten van de Mens?

Antwoord vraag 6

Naast het indienen van een klacht bij het College voor de Rechten van de Mens, kan een mogelijke gedupeerde ook aangifte doen bij de politie of een melding doen bij de lokale anti-discriminatievoorziening. De anti-discriminatievoorzieningen bieden gratis advies en bijstand aan personen die zich gediscrimineerd voelen. Zij kunnen het gesprek aangaan met, in dit geval, de bank, of bijstand bieden bij een gang naar het College voor de Rechten van de Mens. De zaak kan ook aanhangig gemaakt worden bij de rechtbank. De rechter kan oordelen over de vraag of het gemaakte onderscheid in lijn is met de Awgb.

Indien een cliënt zich niet kan vinden in de handelwijze van een bank of andere financiële onderneming, kan ook een klacht worden ingediend bij het Klachteninstituut financiële dienstverlening (Kifid).

Vraag 7

Is het toegestaan dat een gemiddeld bedrijf zelf beoordeelt wanneer sprake is

van een religieuze organisatie? Bestaat er regelgeving hierover of een

definitie hiervan? Zo nee, in hoeverre leidt het beleid religieuze organisaties

te weigeren tot willekeur?

Antwoord vraag 7

Het beginsel van scheiding tussen kerk en staat brengt met zich dat de overheid geen geloof of wijze van geloofsbelijdenis mag voorschrijven of voortrekken. De overheid stelt zich neutraal op. Dat betekent ook dat de staat zich niet of zeer terughoudend zal bezighouden met de interpretatie van religie en zich niet zal bemoeien met interne geloofsaangelegenheden en/of aangelegenheden van religieus institutionele aard. Het is dan ook niet aan de overheid om te definiëren wat heeft te gelden als een religieuze organisatie. De instelling bepaalt zelf wanneer zij een cliënt aanmerkt als een religieuze organisatie. Bij het bepalen of er sprake is van een religieuze organisatie dienen instellingen voor alle godsdienstige stromingen dezelfde criteria te hanteren.

Overigens zullen in de praktijk de meeste organisaties hun religieuze karakter en/of religieuze achtergrond zelf uitdragen. Organisaties verwijzen hier bijvoorbeeld naar op hun website. Op basis van die informatie kan een bedrijf bepalen of het om een religieuze organisatie gaat.

[1] https://www.knab.nl/zakelijk/acceptatiecriteria

[2] Zie Kamerstukken II (Aanhangsel), 2016-2017, nr.853 en Kamerstukken II (Aanhangsel), 2017-2018 nr. 2433.

[3] http://www.fatf-gafi.org/publications/financialinclusion/documents/revisedguidanceonamlcftandfinancialinclusion.html

[4] https://www.rijksoverheid.nl/documenten/richtlijnen/2011/02/21/algemene-leidraad-wet-ter-voorkoming-van-witwassen-en-financieren-van-terrorisme-wwft-en-sanctiewet-sw

[5] Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1400