Antwoord op vragen van de leden Sjoerdsma, Belhaj en Groothuizen over een Nederlandse bijdrage aan een gereactiveerde ‘Sophia-missie’

Hierbij bieden wij, mede namens de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Sjoerdsma, Belhaj en Groothuizen (allen D66) over een Nederlandse bijdrage aan een gereactiveerde ‘Sophia-missie’. Deze vragen werden ingezonden op 3 februari 2020 met kenmerk 2020Z01848.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Stef Blok

De Minister van Defensie,

Ank Bijleveld-Schouten

[Ondertekenaar 3]

[Ondertekenaar 4]

Antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie, mede namens de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, op vragen van de leden Sjoerdsma, Belhaj en Groothuizen (allen D66) over een Nederlandse bijdrage aan een gereactiveerde ‘Sophia-missie’.

Vraag 1

Heeft u kennis genomen van de resultaten van de Libië-top in Berlijn?

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Hoe duidt u de gemaakte afspraken?

Vraag 3
Bent u het ermee eens dat de Europese Unie (EU) een belangrijke bijdrage dient te leveren op het gebied van vrede en veiligheid in haar directe geografische omgeving?

Vraag 4
Ben u nog steeds van mening, zoals gesteld in de kabinetsbrief van 9 september 2016, dat een bijdrage aan een stabiel Libië een bijdrage is aan een veilig Europa?[1] Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 2, 3 en 4

Tijdens de internationale conferentie over Libië, die op 19 januari jl. plaatsvond in Berlijn, werd door de aanwezige landen en organisaties een breed pakket aan afspraken gemaakt met als doel de de-escalatie van het conflict in Libië. Het kabinet verwelkomt de uitkomsten van de Berlijn conferentie en benadrukt het belang van volledige implementatie, met in de eerste plaats een duurzaam staakt-het-vuren, volledige naleving van het VN-wapenembargo en geloofwaardige stappen op het politieke spoor.

Voortdurende instabiliteit in Libië heeft directe gevolgen voor Europa, bijvoorbeeld op het gebied van migratie, maar zorgt er ook voor dat terroristische groeperingen en georganiseerde misdaad voet aan de grond krijgen. Het kabinet dringt al langere tijd in EU-verband aan op een sterk en verenigd optreden van de EU in Libië.

Vraag 5
Bent u het ermee eens dat het controleren van de naleving van het wapenembargo van groot belang is voor de veiligheid van Libië en van Europa? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kan de EU en Nederland daaraan bijdragen?

Vraag 8

Hoe staat u tegenover het idee van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor buitenlands beleid, Borrell, om de EU op de Middellandse Zee het Libische wapenembargo te laten monitoren? Hoe staat u tegenover zijn voorstel om met onder andere dat doeleinde de maritieme tak van de Eu missie “Sophia” te reactiveren?

Antwoord op vraag 5 en 8

Het conflict in Libië is meer dan ooit onderhevig aan buitenlandse inmenging. De toevoer van militaire middelen aan de Libische partijen komt een politieke oplossing niet ten goede. Het kabinet acht strikte naleving van het wapenembargo daarom noodzakelijk en benadrukt onder andere het belang van een Europese rol op dit gebied. De EU heeft met dit doel EUNAVFOR MED operatie Irini gelanceerd op 31 maart jl. De nieuwe operatie komt ter opvolging van EUNAVFOR MED operatie Sophia en heeft als hoofdtaak het implementeren van het VN-wapenembargo. Voor deze taak zullen observatiemiddelen, zoals satellietbeelden en verkenningsvluchten en schepen worden ingezet.

Vraag 6

Ben u het ermee eens dat verdere destabilisering van Libië aanzienlijke humanitaire gevolgen kan hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kan de EU en Nederland bijdragen aan het mitigeren van deze gevolgen?

Vraag 7

Ben u het ermee eens dat verdere destabilisering van Libië aanzienlijke gevolgen kan hebben, bijvoorbeeld door het op gang komen van migratiestromen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kan de EU en Nederland bijdragen aan het mitigeren van deze gevolgen?

Antwoord op vraag 6 en 7

De mogelijke gevolgen van verdere destabilisering van Libië baren het kabinet zorgen. Libië, Noord-Afrika, maar ook de EU zijn gebaat bij een politieke oplossing voor het conflict. Dat betekent in de eerste plaats dat gemaakte afspraken, zoals die tijdens de internationale bijeenkomst in Berlijn, moeten worden nageleefd. Zoals hierboven aangegeven, heeft het kabinet meermaals benadrukt dat een actieve rol van de EU hierin noodzakelijk is.

Aanhoudende instabiliteit in Libië heeft mogelijk ook gevolgen op het gebied van migratie. Op dit moment heeft het kabinet geen indicaties dat er nieuwe migratiestromen op gang komen. Daarnaast heeft het kabinet in het najaar 2019 additionele bijdragen aan UNHCR en IOM in Libië (resp. EUR 3,9 mln. en EUR 2,5 mln.) gedaan om de verslechterde humanitaire situatie van vluchtelingen en migranten het hoofd te bieden. Deze bijdragen worden o.a. ingezet voor evacuatie van kwetsbare vluchtelingen middels het nieuwe Emergency TransferMechanism (ETM) in Rwanda, cash assistentie aan ontheemden en vluchtelingen in stedelijke centra en de vrijwillige terugkeer van migranten.

Vraag 9

Is Nederland bereid en in staat een daadwerkelijke bijdrage te leveren aan een dergelijke “gereactiveerde” missie? Zo ja, in welke vorm? Zo nee, waarom niet?

Vraag 10

Indien Nederland op dit moment niet in staat is een bijdrage te leveren, bent u dan bereid een dergelijke bijdrage te prioriteren? Zo nee, waarom niet?

Vraag 11

Bent u het ermee eens dat een gereactiveerde Sophia-missie ook kan bijdragen aan het beschermen van Nederlandse reders en het voorkomen van tragedies op zee? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid zich in te spannen voor een breed mandaat waarbij de missie inzet op het monitoren van het wapenembargo, het tegengaan van mensensmokkel en het eerbiedigen van het zeerecht? Zo nee,

waarom niet?

Antwoord op vraag 9, 10 en 11

Op 31 maart jl. is de EUNAVFOR MED Operatie Irini gelanceerd met als hoofdtaak het implementeren van het VN-wapenembargo voor Libië (VNVR Resoluties 1970 en 2292). Daarnaast zal de operatie gericht zijn op het bestrijden van georganiseerde mensensmokkel, capaciteitsopbouw, training en monitoring van de Libische kustwacht en marine, evenals het tegengaan van oliesmokkel. Hier heeft het kabinet ook voor gepleit.

Het force generation proces van operatie Irini loopt. Een continuering van een Nederlandse bijdrage met stafofficieren op het hoofdkwartier in Rome (2-3 militairen, conform Nederlandse bijdrage aan operatie Sophia) ligt voor de hand, juist om goed geïnformeerd te blijven over de ontwikkelingen in de missie. Het kabinet beraadt zich nog op een eventuele bijdrage met andere capaciteiten. Uiteraard zal het kabinet de wenselijkheid en haalbaarheid van een bijdrage zorgvuldig afwegen in het licht van de situatie op dat moment en op basis van een militair advies.

[1] Kamerstuk 29521, nr. 323