Antwoord op vragen van het lid Dik-Faber over woonruimte voor (economisch) daklozen

Hierbij ontvangt u, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en met excuses voor de vertraging, de beantwoording van de Kamervragen van het lid Dik-Faber over woonruimte voor (economisch) daklozen (ingezonden 30 oktober 2019 met als kenmerk 2019Z20678).

De minister voor Milieu en Wonen,



  1. van Veldhoven – Van der Meer

 

K2019Z20678

Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over woonruimte voor (economisch) daklozen (ingezonden 30 oktober 2019)

 

1) Kent u het bericht ‘Aantal daklozen in Nederland verdubbeld: ‘Iedereen kan dakloos worden’? 1)

 

Antwoord vraag 1

Ja.

 

2) In welke mate ziet u dakloosheid als een woonvraagstuk?

 

Antwoord vraag 2

Dakloosheid kenmerkt zich door het ontbreken van huisvesting. De onderliggende redenen dat mensen dakloos worden zijn echter heel divers en de verschillende oorzaken hangen ook vaak met elkaar samen. Bekend is dat dak- en thuislozen heel vaak een eenpersoonshuishouden vormen, vaak man zijn, en in toenemende mate jong zijn en een niet-westerse achtergrond hebben. Ook blijkt dak- en thuisloosheid vaak samen te hangen met de aanwezigheid van GGZ-problematiek. Daarnaast zien we dat mensen dak- of thuisloos blijven door het ontbreken van geschikte huisvesting. Het oplossen van dakloosheid vraagt om een woning of woonplek en in veel gevallen is ook behandeling en/ of begeleiding nodig, bijvoorbeeld bij het op orde brengen van schulden of bij het op zoek gaan naar werk.

 

3) Bent u ermee bekend dat het niet meer alleen om daklozen met een complexe zorgvraag gaat, maar ook om economische daklozen (daklozen die geen zorgvraag hebben maar op straat staan met of zonder baan)? Kunt u aangeven om welke verdeling het ongeveer gaat?

 

Antwoord vraag 3

Ja, ik ben bekend met het feit dat er ook mensen zijn die vanwege economische redenen dakloos worden. Het CBS[1] heeft onderzoek gedaan naar de achtergrondkenmerken van dak- en thuislozen. Uit het CBS- onderzoek blijkt niet dat er de afgelopen jaren een toename is van het aantal dak- en thuislozen die vanuit een relatief goede sociaaleconomische situatie plotseling of binnen een relatief kort tijdsbestek afglijden richting dakloosheid.

 

Van de mensen die tussen 2010-2017 in de CBS-daklozenregistraties instroomden werkte 7 procent en ontving ruim driekwart een sociale voorziening. Van het totaal aantal in de CBS-daklozenregistraties ingestroomde daklozen was het merendeel vijf jaar voorafgaand aan hun dakloosheid ook niet werkzaam (26% van hen had destijds een baan). Bij 4 procent van de nieuwe daklozen heeft het jaar voorafgaand aan hun dakloosheid een echtscheiding plaatsgevonden. De voorgeschiedenis van dakloze mensen die in 2017 en 2018 in de CBS-daklozenregistraties instroomden kenmerkt zich dus niet meer dan in de jaren daarvoor door life-events als een scherpe inkomensdaling, baanverlies of recente scheidingen.

 

4) In welke mate denkt u dat gebrek aan betaalbaarheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid van woonruimte leiden tot toename van het aantal daklozen?

Antwoord 4

De krapte op de woningmarkt is van invloed op de snelheid waarmee mensen die na bijvoorbeeld een relatiebreuk woonruimte zoeken, er in slagen een volgende woonplek te vinden. Ook geven gemeenten aan dat een tekort aan woonruimte de uitstroom van mensen uit de maatschappelijke opvang ernstig belemmert.

In hoeverre gebrek aan betaalbaarheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid van woonruimte leidt tot een toename van het aantal daklozen is door het CBS niet onderzocht. Zoals reeds aangegeven gaat dak- en thuisloosheid vaak gepaard met diverse met elkaar samenlopende oorzaken.

 

5) In welke mate heeft u zicht op de brede groep die problemen heeft met huisvesting? Wat is het risico op dakloosheid voor deze mensen?

 

Antwoord vraag 5

Naar schatting van Platform31 is ongeveer tien procent van de Nederlandse bevolking spoedzoeker[2]. Hoewel een deel van de spoedzoekers voldoende (financiële) mogelijkheden heeft om een voorlopig geschikte oplossing te vinden, geldt voor de meeste spoedzoekers het tegenovergestelde. Zij beschikken niet over voldoende geld, een voldoende groot sociaal netwerk of genoeg inschrijfduur met behulp waarvan op korte termijn een woning kan worden betrokken. De ontwikkelingen op de (huur)woningmarkt (schaarste en een dalende mutatiegraad, huishoudensverdunning) maken het hen niet makkelijker. Het aantal sociale huurwoningen dat met voorrang wordt toegewezen (aan mensen met urgentie of via directe bemiddeling) neemt juist toe, waardoor de kansen voor spoedzoekers die niet in deze categorie vallen kleiner worden[3].

Van de woningzoekenden verwacht 30 procent in een onhoudbare situatie terecht te komen, zoals bijvoorbeeld dak- of thuisloosheid, als ze niet binnen drie maanden een woning vindt.[4]

Met de stimuleringsaanpak Flexwonen zet ik in op de totstandkoming van meer tijdelijke en flexibele woningen op korte termijn voor deze doelgroep. Lokaal verschilt de samenstelling en omvang van de groep spoedzoekers enorm. Als onderdeel van de stimuleringsaanpak Flexwonen organiseert RVO voor het Rijk de regionale versnellingskamers Flexwonen, waarin regio’s op gestructureerde wijze stap voor stap toewerken naar een haalbaar en gedragen flexwonenconcept.

Om meer zicht te krijgen op de regionale opgave om specifiek het aantal dak- en thuislozen terug te dringen heeft het kabinet de centrumgemeenten gevraagd deze in kaart te brengen. Dit is een essentiële tussenstap richting een overkoepelend plan van aanpak van de staatssecretaris van VWS om dak- en thuisloosheid terug te dringen. Uw Kamer wordt hier – conform motie van de leden Westerveld en Regterschot[5] – voor het reces in april over geïnformeerd.

 

6) Deelt u de mening dat eenieder recht heeft op huisvesting?

 

Antwoord vraag 6

Artikel 22, tweede lid, van de Grondwet bevat het recht op huisvesting. Daarin is bepaald dat de overheid zich dient in te spannen voor de bevordering van voldoende woongelegenheid. Deze inspanningsverplichting ziet niet alleen op het aantal woningen maar ook op het volume, de kwaliteit, de veiligheid en de gezondheid daarvan. In diverse wet- en regelgeving zoals de Woningwet, het Bouwbesluit 2012 en de Huisvestingswet 2014 zijn deze elementen van het recht op huisvesting nader uitgewerkt.

7) Ziet u dat er voor de groep economisch daklozen specifiek beleid nodig is en dat deze groep, meer nog dan daklozen met ook andere problematiek, primair behoefte heeft aan een woning? Deelt u de mening dat bij de hulp aan deze groep het realiseren van woonruimte dan ook het primaire uitgangspunt behoort te zijn?

 

Antwoord vraag 7

Voor (vrijwel) alle dak- en thuislozen geldt dat zij behoefte hebben aan een passende woonplek, met in meer of mindere mate begeleiding. De stimuleringsaanpak Flexwonen richt zicht onder meer op voldoende passende woonplekken voor daklozen die primair behoefte hebben aan een woning. Daarnaast zal ik conform de motie Dik-Faber/Ronnes[6] in het overkoepelende plan voor het terugdringen van dak- en thuisloosheid van het kabinet, ingaan op dak- en thuislozen met primair een woonbehoefte.

 

8) Kent u de aanbevelingen die de Nationale ombudsman Reinier van Zutphen in maart 2019 deed aan gemeenten, om te voorkomen dat daklozen niet in de Basisregistratie Personen (BRP) staan ingeschreven, dat er goede ondersteuning en begeleiding moet zijn om verder afglijden te voorkomen en dat er passende oplossingen nodig zijn op de woningmarkt? Kunt u hier op reflecteren en aangeven wat ermee gebeurd is?

 

Antwoord vraag 8

De aanbevelingen die de Nationale Ombudsman aan gemeenten heeft gedaan zijn mij bekend en onderschrijf ik. Het ministerie van BZK heeft in dit verband begin 2017 en eind 2018, landelijke workshops georganiseerd voor gemeenten om specifiek de aandacht te vestigen op de circulaire BRP en briefadres. In vervolg hierop is een stappenplan ontwikkeld ten behoeve van de uitvoering bij gemeenten, om situaties die maatwerk vragen beter te kunnen beoordelen. Een en ander moet ertoe leiden dat betrokken personen sneller op een briefadres worden ingeschreven. Daarbij moet ook voor gemeenten duidelijk zijn dat zij daklozen niet direct of indirect mogen ‘doorsturen’ naar andere gemeenten, voor een sluitende aanpak is het van belang dat elke gemeente hierin verantwoordelijkheid neemt. De minister van BZK heeft in het voorjaar van 2019 een brief aan gemeenten gestuurd om aandacht te vragen voor de problematiek en in bijzonder de verplichting om in te schrijven. In deze brief is ook aandacht gevraagd voor de samenwerking tussen burgerzaken en sociaal domein.

 

Ten aanzien van ondersteuning en begeleiding voor daklozen om verder afglijden te voorkomen en het belang van passende oplossingen op de woningmarkt verwijs ik u graag naar de eerder genoemde brief die de staatssecretaris van VWS, SZW en ik namens het kabinet op 6 december 2019 aan uw Kamer stuurden met daarin de extra maatregelen die het kabinet op korte termijn neemt om het creëren van extra woonruimten met begeleiding te stimuleren[7]. De staatssecretaris van VWS heeft alle centrumgemeenten gevraagd in kaart te brengen wat op regionaal niveau de opgave is. Dit is een tussenstap richting een overkoepelend plan van het kabinet om dak- en thuisloosheid terug te dringen.

9) Kan het kabinet bij haar acties om dakloosheid terug te dringen ook voor de groep economisch daklozen extra maatregelen treffen zoals door Van Zutphen is aangegeven? Zo ja, hoe wilt u dit vormgeven? Zo nee, kunt u uitleggen waarom niet?

 

Antwoord vraag 9

Ja. Voor deze groep heb ik onder meer met de stimuleringsaanpak Flexwonen reeds verschillende maatregelen genomen. In de uitvraag die aan centrumgemeenten is gedaan om tot een overkoepelend plan ten aanzien van het tegengaan van dak- en thuislozen te komen, vraagt het kabinet ook aandacht voor daklozen met primair een huisvestingsvraag. In dat kader bezie ik met gemeenten welke maatregelen wij aanvullend kunnen nemen om dakloosheid wegens een tekort aan huisvesting te voorkomen en om deze mensen van een dak boven hun hoofd te voorzien. In het overkoepelend plan van het kabinet kom ik terug op hoe ik invulling geef aan de motie van de leden Dik-Faber en Ronnes die vraagt om een huisvestingsstrategie juist voor deze groep daklozen.

 

10) Wat zijn voor woningcorporaties en marktpartijen momenteel de grootste obstakels om met woonoplossingen te komen voor economisch daklozen? Welke mogelijkheden ziet u om deze obstakels weg te nemen?

 

11) Wat doet u aan het structurele tekort van woningen? Welke extra acties onderneemt u nu het aantal nieuwbouwvergunningen verder afneemt, onder meer door de stikstofcrisis? Hoe zorgt u er voor dat er in samenwerking met VWS en gemeenten voldoende woonruimte is voor economisch daklozen?

 

Antwoord vraag 10 en 11

De ervaren obstakels van woningcorporaties en marktpartijen zijn divers van aard, en verschillen op lokaal niveau. Om het woningaanbod te vergroten en woningbouw te versnellen heb ik samen met verschillende stakeholders al veel stappen gezet. Denk bijvoorbeeld aan de Nationale Woonagenda, de woondeals, de woningbouwimpuls van €1 miljard, de Transformatiefaciliteit en de korting op de verhuurderheffing van €1 miljard. De corporatiesector als geheel blijkt over voldoende leenruimte te beschikken om extra te kunnen investeren, bovenop de ruim € 40 miljard die voor de komende vijf jaar in de boeken staat. Naar aanleiding van de motie Ronnes (TK 35 000 VII, nr. 52) en het Klimaatakkoord wordt in kaart gebracht hoe maatschappelijke opgaven en middelen zich tot elkaar verhouden op de middellange en lange termijn. Bij dit onderzoek zijn onder meer het Rijk, WSW en Aedes direct betrokken. Ik verwacht de uitkomsten voor de zomer naar uw Kamer te sturen. De Crisis- en herstelwet is bovendien aangepast en uitgebreid om procedures van woningbouwplannen de vereenvoudigen en versnellen. Daarnaast kunnen verhuurders per 2 januari 2020 gebruik maken van de vrijstelling in de verhuurderheffing voor de bouw van tijdelijke en flexibele woningen. Hiermee kunnen snel extra woningen worden gerealiseerd voor groepen zoals (economisch) dak- en thuislozen.

In de Kamerbrief over de stimuleringsaanpak Flexwonen[8] schets ik welke maatregelen ik met de aanpak tref om factoren die de totstandkoming van flexwoningen belemmeren weg te nemen.

De stikstofproblematiek heeft in verschillende delen van het land een groot effect op de woningbouw. Er zijn al mogelijkheden om een vergunning aan te vragen en daar wordt op verschillende plekken ook gebruik van gemaakt. Het kabinet werkt echter hard aan oplossingen om de vergunningverlening nog verder op gang te helpen.

 

12) Welke mogelijkheden ziet u om als (tijdelijke) noodoplossing voor deze groep een uitzondering op de kostendelersnorm te regelen als onderdeel van genoemde aanpak?

 

Antwoord vraag 12

De staatssecretaris van SZW ziet geen aanleiding om in wet- en regelgeving een categoriale uitzondering te introduceren voor dak- en thuislozen. Als het gaat om de inkomensvoorzieningen op grond van de Participatiewet kunnen gemeenten aan de hand van individuele feiten en omstandigheden beoordelen of het toepassen van individueel maatwerk aan de orde is. Gemeenten kunnen dus geen categoriale uitzonderingen maken, bijvoorbeeld voor de kostendelersnorm, maar zij kunnen wel gebruik maken van de mogelijkheden voor individueel maatwerk die de wet biedt. Om gemeenten daarin te faciliteren, zal het Rijk met VNG en Divosa nagaan op welke manieren gemeenten aan individueel maatwerk een invulling geven opdat gemeenten hun ervaringen met elkaar kunnen delen.

 

13) Welke mogelijkheden ziet u om als (tijdelijke) noodoplossing gebouwen van overheden, al dan niet in pilotvorm, samen met corporaties te transformeren tot woonruimte bij leegstand?

 

Antwoord vraag 13

Met Skills in de Stad, een initiatief van het Rijkvastgoedbedrijf en de Rijksbouwmeester, waarbij in een aantal pilotgemeenten rijks- of publiek vastgoed wordt ingezet om woonplekken te bieden voor kwetsbare jongeren, zet het kabinet in op het gebruik van Rijksvastgoed voor woonruimte.

Het ministerie van VWS en het ministerie van BZK stimuleren samen met gemeenten en betrokken partijen bredere toepassing van goede initiatieven voor wonen met begeleiding, zonder dat hiervoor nieuwbouw gepleegd hoeft te worden. Daarbij wordt ook in kaart gebracht in hoeverre gebouwen van overheden (zowel rijksvastgoed als ander publiek vastgoed) getransformeerd kunnen worden tot woonruimte, conform de motie van Dik-Faber[9]. Met de vrijstelling in de verhuurderheffing wordt zowel de realisatie van tijdelijke en flexibele woningen gestimuleerd, zowel in nieuwbouw als voor verbouw van bestaand vastgoed met een niet-woonfunctie.

 

14) Welke mogelijkheden ziet u om als (tijdelijke) noodoplossing de aangekondigde stimulans van flexwoningen specifiek in te zetten om in huisvesting van deze groep te voorzien?

 

Antwoord vraag 14

Flexwonen biedt zeker een oplossing voor mensen die snel huisvesting nodig hebben. Juist omdat ook locaties zonder een woon-bestemming kunnen worden benut, biedt flexwonen een optie om snel extra woonruimte te creëren. Gemeenten kunnen er voor kiezen om de flexwoningen in te zetten voor de huisvesting van zowel (ex) dak- en thuislozen, als voor andere groepen spoedzoekers op de woningmarkt. Het Rijk wijst (centrum)gemeenten actief op de mogelijkheden voor Flexwonen. Om de bouw van flexwoneningen verder te stimuleren heeft het Rijk de provincies een financiële bijdrage gegeven, kunnen gemeenten zich aanmelden voor versnellingskamers Flexwonen en staat per 2 januari 2020 een vrijstelling in de verhuurdersheffing voor de bouw van tijdelijke en flexibele woningen open.

 

15) Welke (tijdelijke) oplossingen kan de crisis- en herstelwet bieden bij de huisvestingsproblematiek van economisch daklozen?

 

Antwoord vraag 15

Via de recent aangepaste Crisis- en herstelwet (Chw) kan voor 15 jaar in plaats van 10 jaar met toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure tijdelijk worden afgeweken van het bestemmingsplan. Daarmee wordt het gemakkelijker de exploitatietermijn van tijdelijke en flexibele woningen rendabel te krijgen. De Chw loopt vooruit op de Omgevingswet. Onder de Omgevingswet kunnen in het omgevingsplan zonder maximale tijdsduur tijdelijke regels voor activiteiten worden gesteld. Daarmee is op termijn ook een structurele oplossing voorzien voor een rendabele exploitatietermijn.

 

16) Welke huisvestingsstrategie gaat u samen met woningcorporaties en gemeenten ontwikkelen om te komen tot een structurele aanpak van de huisvestingsproblematiek van economisch daklozen? Worden hierin ook de verschillende verantwoordelijkheden en te treffen maatregelen voor Rijk, gemeenten en woningcorporaties uiteengezet?

 

Antwoord vraag 16

In het overkoepelende plan van het kabinet voor het terugdringen van dak- en thuisloosheid zal ik tevens ingaan op mijn aanpak ten aanzien van daklozen die primair een huisvestingsbehoefte hebben, zonder aanvullende problematiek. Er zijn op dit gebied al positieve ontwikkelingen. Zo is Aedes, de koepelorganisatie van de woningcorporaties, voornemens om – in samenwerking met andere partijen als gemeenten – de komende jaren naar verwachting jaarlijks 10.000 flexwoningen te realiseren, waar ook de doelgroep dak- en thuislozen gebruik van kan maken.

 

  1. Het AD, 23 augustus 2019, Aantal daklozen in Nederland verdubbeld: ‘Iedereen kan dakloos worden’ (https://www.ad.nl/binnenland/aantal-daklozen-in-nederland-verdubbeld-iedereen-kan- dakloos-worden~a0e81635/)

 

[1] TK 2019/20, 29325, nr. 103

[2] Platform31 (2016) De Magic mix.

[3] Rigo (2019) Stand van de woonruimteverdeling. Wachttijden en verdeling in de praktijk.

[4] Rigo (2016) Wachten, zoeken en vinden.

[5] TK, 2019/2020, 29325, nr. 109

[6] TK, 2019/2020, 35300-VII, nr. 68

[7] TK, 2019/2020, 29325, nr. 103

[8] Brief stimuleringsaanpak Flexwonen, TK 2018/19, 32847, nr. 521

[9] TK, 2019/20, 32847, nr. 632