Antwoord op vragen van het lid Wiersma over het bericht ‘Multinationals niet langer grootste banenmotor, politie grootste werkgever‘

Geachte Voorzitter,

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van het lid Wiersma (VVD) (kenmerk 2020Z03231, ingezonden 18 februari 2020) over het bericht ‘Multinationals niet langer grootste banenmotor, politie grootste werkgever’.

Eric Wiebes

Minister van Economische Zaken en Klimaat

2020Z03231

1

Bent u bekend met het bericht ‘Multinationals niet langer grootste banenmotor, politie grootste werkgever’?

Antwoord

Ja.

2

Wat vindt u van de conclusie dat multinationals niet langer de grootste banenmotor zijn? Hoe plaatst u dit in internationaal perspectief?

3

Wat is volgens u de oorzaak van het feit dat multinationals niet langer de grootste banenmotor zijn?

4

Hoe verklaart u de afname van de banen binnen de multinationals, in het licht dat deze bedrijven meestal wel nog behoorlijk winstgevend zijn en het goed doen?

5

Kunt u een analyse geven van wat er is gebeurd met deze banen en hoe zich deze ontwikkeling verhoudt tot het aantal verplaatste banen naar het buitenland?

Antwoord

Het Volkskrant artikel noemt bij de opsomming van grootste werkgevers in de (semi)publieke en private sectoren, zeer verschillende bedrijven en organisaties in Nederland die een grote diversiteit in bedrijfs- en marktomstandigheden kennen. De werkgelegenheid die de genoemde bedrijven en organisaties creëren, reflecteert een diversiteit aan nationale en internationale ontwikkelingen in de verschillende bedrijfstakken.

Dat multinationals niet langer de grootste banenmotor zouden zijn, herken ik niet. Naast de bedrijven die in de Volkskrant-top 10 van grootste werkgevers genoemd staan, zijn er nog heel veel andere multinationaal opererende bedrijven. Nederland telde begin 2019 zo’n 1,8 miljoen bedrijven waaronder zo’n 24 000 multinationals. Deze multinationals verschaffen ongeveer 21% van de totale werkgelegenheid. Dit is vergelijkbaar met het aandeel van multinationals in de werkgelegenheid in de OESO-landen.[1]

Het CBS geeft aan dat - behalve het binnenlandse MKB en grootbedrijf - vooral ook de buitenlandse multinationals in Nederland in de periode 2010-2016 meer banen hebben gecreëerd. De werkgelegenheid nam in die periode met meer dan 10 procent toe bij Nederlandse MKB-multinationals en de buitenlandse multinationals. Wel is volgens het CBS bij de grote Nederlandse multinationals het aantal banen licht afgenomen in de periode 2010-2016. Dat heeft te maken met de internationale economische concurrentie waar Nederlandse bedrijven zich steeds meer focussen en specialiseren op de meer hoogwaardige activiteiten in de waardeketen. Binnen de Nederlandse economie realiseerden de grote Nederlandse multinationals in de periode 2010-2016 de hoogste arbeidsproductiviteitsgroei en droegen zo bovenmatig bij aan onze welvaart.

Een recente publicatie van het CPB[2] laat zien dat in Nederland er ieder jaar rond de 10 à 15% van de banen (1 à 1,5 mln banen) verdwijnen en er ieder jaar ook rond de 10 à 15% bijkomen; in de afgelopen periode van hoogconjunctuur kwamen er meer banen bij dan verdwenen. Het verplaatsen van banen naar het buitenland of het vanuit het buitenland terug naar Nederland verplaatsen van banen zijn, net als werkgelegenheidsgroei door start ups en groei van bedrijven en werkgelegenheidsafname door bedrijfsinkrimpingen en bedrijfssluitingen, uitingen van het dynamische economische proces van baancreatie en baandestructie. In verhouding tot deze totale werkgelegenheidsdynamiek spelen het verplaatsen van banen naar het buitenland of het vanuit het buitenland terug naar Nederland verplaatsen, slechts een zeer bescheiden rol van enkele procenten in het totaal van deze werkgelegenheidsdynamiek.

6

Bent u in de afgelopen periode met deze bedrijven in gesprek geweest over hun rol en betekenis voor Nederland en de werkgelegenheid?

Antwoord

Voor de uitvoering van mijn beleid gericht op duurzame economische groei ben ik continu met het Nederlandse bedrijfsleven en alle andere relevante stakeholders in gesprek. Hierbij kijk ik steeds hoe deze bedrijven bijdragen aan de kabinetsdoelen op verdienvermogen, verduurzaming, innovatiekracht en digitalisering van Nederland.

7

Hoe faciliteert Nederland op dit moment de komst van de zogenoemde ‘banenkanonnen’?

8

Hoeveel van deze schaarse banenkanonnen kent Nederland?

9

Welke stappen zet u zodat meer van deze bedrijven zich zullen vestigen in Nederland?

10

Wat doet Nederland op internationaal terrein om bedrijven aan Nederland te binden? Hoe heeft deze ontwikkeling invloed op toekomstige economische groei?

Antwoord

Nederland behoort tot de top van de meest dynamische en concurrerende kenniseconomieën in de wereld. Nederland staat in de ranglijst van het World Economic Forum op de 4de plek wereldwijd en is daarbij als meest concurrerende economie van Europa genoemd. Nederland is ook één van de landen met de hoogste arbeidsproductiviteit ter wereld.

Met mijn bedrijvenbeleid zet ik erop in, deze toppositie te behouden, uitmondend in een bedrijvenpopulatie met hoge toegevoegde waarde, innovatie en banen. Mijn beleid is er niet specifiek op gericht om zogenoemde banenkanonnen te creëren, maar een klimaat waarin alle bedrijven optimaal kunnen functioneren en groeien. In mijn recente brief over de groeistrategie voor Nederland op de lange termijn[3] zet ik uiteen wat Nederland nodig heeft om aantrekkelijk te blijven om te wonen, werken en ondernemen. Dat vergt een goed geschoold arbeidsaanbod en inzet op arbeidsproductiviteit door innovatie, naast investeringen in de toekomstbestendige infrastructuur voor transities naar CO2-neutrale, circulaire en digitale economie en een gunstig ondernemers- en vestigingsklimaat dat inspeelt op de toekomstige bedrijvigheid.

Ook blijft onverkort belangrijk dat Nederland een aantrekkelijke plaats moet blijven om te wonen, werken en ondernemen, zeker in het licht van de mondiale strijd om talent. Met betrekking tot het aantrekken van buitenlandse bedrijven zal ik uw Kamer binnenkort informeren over de nieuwe Invest in Holland strategie (brief minister van EZK aan de Tweede Kamer “naar meer focus in de acquisitie van buitenlandse bedrijven”). Deze zet uiteen hoe het acquisitiebeleid, nog meer dan voorheen, focust op het aantrekken van juist die buitenlandse bedrijven die Nederland innovatiever en duurzamer maken en bijdragen aan de verdere digitalisering van ons land, in lijn met de duurzame groeiambities van dit kabinet en de doelstellingen van het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid.

11

Welke effecten hebben deze ontwikkelingen op het Nederlandse vestigingsklimaat?

Antwoord

De kwaliteit van het vestigingsklimaat is een belangrijke randvoorwaarde om buitenlandse bedrijven, die kunnen bijdragen aan de versterking van de Nederlandse innovatie-ecosystemen en de verduurzaming en digitalisering van de Nederlandse economie, aan te kunnen trekken. Ik houd oog op hoe de beoordeling van het Nederlandse vestigingsklimaat zich ontwikkelt en waar dit mogelijk kan worden verbeterd. Uit verschillende internationale ranglijsten blijkt dat Nederland nu een aantrekkelijk vestigingsklimaat heeft. Om te zorgen dat Nederland ook in de toekomst aantrekkelijk blijft als vestigingsplaats voor vestiging van buitenlandse bedrijven, worden beschikbaarheid van geschikt personeel en een stabiel en concurrerend fiscaal stelsel vaak als aandachtspunten genoemd. Het kabinet heeft het voornemen om verder te laten onderzoeken welke andere specifieke elementen in ons vestigingsklimaat nodig zijn om aantrekkelijk te zijn voor deze specifieke groep van buitenlandse bedrijven. Het is mijn streven om uw Kamer begin 2021 over de inzichten uit dit onderzoek te informeren.

12

Kunt u een overzicht geven van de nieuwe groeikoers en daarmee het aantal banen in de hightechsector? Hoe en waarmee kan Nederland beleidsmatig de nieuwe groeiers, zoals ASML, VDL Groep en Booking.com het beste helpen om verder te groeien?

13

Zijn er eventuele knelpunten in beleid die deze nieuwe groeiers tegenwerkers? Zo ja, welke zijn dit? En is de minister ook bereid om voorwaarden te stellen op basis van wederkerigheid, zodat het wederzijdse commitment aan Nederland ook wordt verstevigd?

Antwoord

De hightechsector is belangrijk voor de Nederlandse economie. Zo is de arbeidsproductiviteit (de toegevoegde waarde per werkzaam persoon) in deze sector twee keer hoger dan het gemiddelde voor de gehele marktsector en hebben bedrijven gezien hun sterke internationale focus vaak goede toegang tot belangrijke Europese en mondiale (kennis)netwerken. Van het totaal aantal werknemers in de marktsector is zo’n 3% werkzaam in de hightech sector. Het aantal werkzame personen in hightech systemen en materialen (HTSM) is volgens de CBS Monitor Topsectoren 2018 de afgelopen jaren gegroeid van 458.000 FTE in 2010 naar 480.000 FTE in 2017. Daarbij moet worden aangetekend dat het potentieel voor verdere groei wordt belemmerd door een tekort aan goed geschoold personeel. CBS en werkgeversorganisatie FME schatten dit tekort in op 120.000 FTE tot 2030.

De groeikoers van de hightech sector, die onder andere bepalend is voor het aantal banen in deze sector, wordt overwegend bepaald door de bedrijven zelf.

Ik help de bedrijven in deze sector op verschillende wijze om door te groeien.

In algemene zin geldt daarvoor als beleidskader de inzet op arbeidsproductiviteitsgroei zoals beschreven in mijn recente groeibrief, en de versterking van een gunstig ondernemings- en vestigingsklimaat vanuit het bedrijvenbeleid. In het bijzonder noem ik hier het missiegedreven topsectoren en innovatiebeleid gericht op de ontwikkeling van nieuwe kennis en (sleutel)technologieën die onze welvaart in economische en bredere zin versterkt en waar de hightech sector kansen in kan aangrijpen. Deze kabinetsperiode wordt bijvoorbeeld ook 65 miljoen euro extra in het Nederlandse startup- en scale-up beleid geïnvesteerd, onder andere om knelpunten rondom personeel en financiering aan te pakken. Bij het versterken van de concurrentiekracht gaat de aandacht ook uit naar het borgen van het Nederlandse belang vanuit het economische veiligheidsperspectief, bedoeld om de continuïteit van vitale processen te bewaken, ongewenste (geopolitieke) afhankelijkheden tegen te gaan en te voorkómen dat hoogwaardige data en kennis weglekt die raakt aan het nationale veiligheidsbelang.

14

Kunt u een overzicht geven van de verdeling van de banen tussen de publieke en private sector en wie daarin werken gedurende de afgelopen tien jaar? Hoe past dit bij de ambitie van het kabinet voor het versterken van het duurzaam verdienvermogen?

Antwoord

In de afgelopen 10 jaar is de verhouding van de werkgelegenheid in personen tussen de overheid en het bedrijfsleven nagenoeg constant gebleven. Onderstaande tabel laat ziet dat ongeveer 89% werkzaam is in het brede bedrijfsleven. Het aantal banen in de private sector is in deze periode toegenomen met 670.000 werkzame personen. In de publieke sector was er een toename van 26.000 werkzame personen.

Voor de betaalbaarheid van collectieve arrangementen waaronder arbeidsintensieve diensten zoals zorg en veiligheid, zijn efficiëntie en arbeidsproductiviteitgroei belangrijke opgaven. Innovatie en digitalisering kunnen daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Zoals in mijn recente groeibrief toegelicht, zet het kabinet, om het Nederlandse duurzame verdienvermogen op peil te houden en te versterken, in op een goed geschoold arbeidsaanbod, arbeidsproductiviteitsontwikkeling door innovatie, investeringen in de toekomstbestendige infrastructuur voor transities naar CO2-neutrale, circulaire en digitale economie en een gunstig ondernemers- en vestigingsklimaat dat inspeelt op de toekomstige bedrijvigheid.

 

2009

2019

Werkzame personen x 1000

% van alle werkzame personen

Werkzame personen x 1000

% van alle werkzame personen

Alle economische activiteiten

8839

9535

Publieke sector

1015

11,5

1041

10,9

Publieke sector + zorg

2356

26,7

2512

26,3

Private sector

7824

88,5

8494

89,1

Per bedrijfstak

       

Landbouw, bosbouw en visserij

205

2,3

203

2,1

Nijverheid (geen bouw) en energie

883

10,0

874

9,2

Bouwnijverheid

536

6,1

491

5,1

Handel, vervoer en horeca

2130

24,1

2376

24,9

Informatie en communicatie

263

3,0

316

3,3

Financiële dienstverlening

263

3,0

206

2,2

Verhuur en handel van onroerend goed

82

0,9

75

0,8

Zakelijke dienstverlening

1746

19,8

2070

21,7

Openbaar bestuur en onderwijs

1015

11,5

1041

10,9

Gezondheids- en welzijnszorg

1341

15,2

1471

15,4

Cultuur, recreatie, overige diensten

376

4,3

412

4,3

Bron: CBS

[1] CBS (2018), Het belang van multinationals en niet-multinationals in de Nederlandse economie, 2010-2016

[2] CBS (2018), Internationaliseringsmonitor/2018-II, werkgelegenheid.

[3] Kamerstuk 29 696, nr. 7

Indiener(s)