Antwoord op vragen van de leden Omtzigt en Ronnes over verworven rechten in de huurtoeslag

Bijgaand treft u de antwoorden op de vragen van de leden Omtzigt en Ronnes (beiden CDA) over verworven rechten in de huurtoeslag (kenmerk 2020Z00656).

 

 

Hoogachtend,

 

De staatssecretaris van Financiën –        De minister voor Milieu en Wonen,

Toeslagen en Douane

 

 

 

 

Alexandra C. van Huffelen                           S. van Veldhoven – van der Meer

 

 

Vragen van de leden Omtzigt en Ronnes (beiden CDA) aan de ministers voor Milieu en Wonen en van Financiën over verworven rechten in de huurtoeslag.

 

Vraag 1.

Herinnert u zich dat u in het vragenuur van 10 december jl, waarin u nog geen antwoord kon geven op vragen uit oktober over een uitspraak van de Hoge Raad van 27 juli, die, kort gezegd, inhoudt dat mensen die een verworven recht op huurtoeslag hebben, dat verworven recht terugkrijgen, nadat zij bijvoorbeeld een paar maanden niet aan de eisen (inkomenseis, vermogenstoets, maximale huur) voldaan hebben? 1)

Antwoord op vraag 1.

Ja.

 

Vraag 2.

Herinnert u zich dat u deze vragen op 13 december alsnog schriftelijk beantwoord heeft (met een nazending van een bijlage een paar dagen later, namelijk op 17 december? 2)

Antwoord op vraag 2.

Ja.

 

Vraag 3.

Herinnert u zich dat u onder andere de volgende antwoorden gegeven hebt:
“Vraag 4: Bij hoeveel mensen, van wie de huur door huurverhogingen door de maximale huurgrens is gegaan en aanspraak konden doen op het verworven recht op huurtoeslag, maar op een nader moment wel weer aan de inkomens-en vermogenstoetsen voldeden, is er geen huurtoeslag toegekend in elk van de jaren tussen 2010 en 2019?
Antwoord: 4: De Belastingdienst heeft dit niet geregistreerd in deze periode. […..] De Belastingdienst beschikt daarom niet over deze gegevens.
Vraag 6: Hoeveel jaar lang is de wet onjuist geïnterpreteerd?
Antwoord 6: De uitspraak van de Raad van State van 24 juli 2019 betekende een omslag in de interpretatie van de wet. Vanaf 1998 tot aan de uitspraak van 24 juli 2019 werd de wet op een andere wijze geïnterpreteerd. Deze interpretatie van de wet werd door de jurisprudentie tot aan 24 juli 2019 ondersteund."?

Antwoord op vraag 3.

Ja.

 

Vraag 4.

Bent u bekend met het feit dat de Belastingdienst op 16 december (dus tussen de publicatie van de kamervragen en de aanvulling) een WOB-besluit publiceert dat juist wel antwoorden bevat op een aantal vragen, waarop in de Kamervragen geen antwoorden gegeven wordt.

Antwoord op vraag 4.

Ik ben bekend met de publicatie van het WOB-besluit.

 

Vraag 5.

Is het waar dat in de WOB nadere informatie staat zoals:
-in de memo van 15 december 2017 duidelijk staat dat in 2017 ongeveer 185 mensen volgens die inzichten onterecht huurtoeslag ontvangen zouden hebben?
- dat in eerdere jaren (2012-2017) het verworven recht juist was toegepast (volgens de interpretatie van 2019) en dat er in die jaren dus gewoon 0 mensen waren die aan vraag 4 voldeden?

Antwoord op vraag 5.

Volgens de interpretatie die destijds aan de wetgeving werd gegeven, herleefde een eenmaal verloren verworven recht niet als huishoudens later weer aan de inkomens- en vermogenstoetsen voldeden. Het geautomatiseerde systeem werkte vanaf 2012 echter niet conform dat beleid en liet het verworven recht wel herleven. De automatiseringsfout is in 2017 ontdekt en daarna hersteld voor het berekeningsjaar 2017. Eerdere jaren zijn niet hersteld. De stukken hierover zijn opgenomen in het WOB-besluit. Het in de stukken bij het WOB-besluit genoemde aantal van 185 betreft uitsluitend het aantal huishoudens waarvan de huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2017 is hersteld in het nadeel van de aanvragers. Bij huurtoeslagaanvragers die buiten het geautomatiseerd systeem werden behandeld, herleefde het verworven recht niet. Het is niet bekend hoeveel huishoudens dit zijn.

 

Vraag 6.

Waarom is in de Kamervragen niet onomwonden meegedeeld dat er wel een duidelijk beeld was om hoeveel gevallen het ging en waarom is niet meegedeeld dat er van 2012 tot en met 2017 een ander beleid gold?

Antwoord op vraag 6.

Er is geen duidelijk beeld om hoeveel huishoudens het gaat. De interpretatie van de wet is tot de uitspraak van 24 juli 2019 niet gewijzigd. Zoals in antwoord op vraag 5 is aangegeven, was in de periode van 2012 tot en met 2017 sprake van een geautomatiseerd systeem dat anders werkte dan de interpretatie die destijds aan de wet werd gegeven. Daardoor is bij een onbekend aantal huishoudens huurtoeslag toegekend hoewel dat niet in lijn was met het toenmalige beleid. Ook is bij een onbekend aantal huishoudens buiten de geautomatiseerde behandeling in dezelfde situatie geen huurtoeslag toegekend. Het in de stukken bij het WOB-besluit genoemde aantal van 185 betreft uitsluitend het aantal huishoudens waarvan de huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2017 is hersteld in het nadeel van de aanvragers.

 

Vraag 7.

Waarom deelde u op een buitengewoon cryptische en tegenstrijdige wijze mee in antwoord op vraag 7: “De uitvoering is de afgelopen 10 jaar uitgevoerd overeenkomstig de wet- en regelgeving en de geldende jurisprudentie tot aan de uitspraak van de Raad van State van 24 juli 2019. [….] Dit laat onverlet dat binnen de Belastingdienst een werkwijze bestond in de periode tot 2016 waarbij rechten zijn toegekend die op basis van de toen geldende wet- en regelgeving en jurisprudentie niet hadden moeten worden toegekend”, mee dat er kennelijk iets gebeurd was dat niet duidelijk mocht worden?

Antwoord op vraag 7.

Zoals toegelicht in de antwoorden op vraag 5 en vraag 6 kende het geautomatiseerde systeem rechten toe die op basis van de toenmalige interpretatie van wet- en regelgeving niet hadden moeten worden toegekend.

 

Vraag 8.

Kunt u heel precies zeggen wat in de periode na de invoering van de huurtoeslag
- het beleid is geweest met betrekking tot verworven recht in de huurtoeslag?
- op welke momenten het beleid met betrekking tot verworven recht in de huurtoeslag veranderd is in die periode en hoe daarvan mededeling gedaan is aan (potentieel) rechthebbenden?
- wat  de uitvoering is geweest met betrekking tot verworven recht in de huurtoeslag?
- op welke momenten de uitvoering met betrekking tot verworven recht in de huurtoeslag veranderd is in die periode en hoe daarvan mededeling gedaan is aan (potentieel) rechthebbenden?
- wie wanneer en waarom (op basis waarvan) opdracht heeft gegeven tot wijziging van de beleid en wijziging van uitvoering ( zoals bij de wijziging in werkwijze in 2017)?

Antwoord op vraag 8.

De formulering ten aanzien van het verworven recht is in de Wet op de huurtoeslag ongewijzigd overgenomen uit de Wet op de huursubsidie. De interpretatie die tot de uitspraak van 24 juli 2019 aan de wet is gegeven, was conform de uitleg die al onder de Wet op de huursubsidie werd gegeven. Desondanks is in de periode van 2012 tot en met 2017 sprake geweest van een geautomatiseerd systeem dat anders werkte dan de interpretatie die destijds aan de wet werd gegeven. Alleen het berekeningsjaar 2017 is hersteld. De mensen die het betreft zijn hierover geïnformeerd. Per 24 juli 2019 is de uitvoering gewijzigd naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State. Huishoudens die in het verleden een verworven recht hadden en dit zijn kwijtgeraakt door bijvoorbeeld een hoger inkomen, kunnen dit laten herleven, mits aan de overige voorwaarden (zoals die van financiële draagkracht) voor huurtoeslag wordt voldaan. De website van Toeslagen is hierop aangepast. In het antwoord op vraag 14 wordt ingegaan op de andere acties die ondernomen worden om aanvragers te informeren.

 

Vraag 9.

Kunt u alle stukken die bij het ministerie bekend zijn over ‘verworven recht’ sinds de invoering van de wet op de huurtoeslag aan de Kamer doen toekomen?

Antwoord op vraag 9.

Ik vat uw vraag op als een vraag naar de bij het ministerie voor handen zijnde informatie over ‘verworven rechten’. Bij het ministerie van Financiën zijn sinds de invoering van de Wet op de huurtoeslag drie documenten bekend over dit onderwerp. In twee documenten met dagtekening 30 januari 2018 en 6 februari 2018 wordt melding gemaakt van de verkeerde werking van de geautomatiseerde systemen zoals beschreven in het antwoord op vraag 5. In een derde document met dagtekening 19 april-2019 wordt melding gemaakt van verworven rechten die ten onrechte niet zijn toegekend. Dit is destijds hersteld en de huishoudens die het betrof hebben een brief ontvangen waarin een en ander is uitgelegd. Een afschrift van die brief voeg ik bij.

 

Vraag 10.

Is het waar dat bij de zaak ECLI:NL:RBDHA:2018:12405, waarnaar in eerdere kamervragen verwezen is, in de mondelinge procedure gevraagd is om alle relevante stukken in te brengen?

Antwoord op vraag 10.

Op grond van de geheimhoudingsverplichting kan ik niet op individuele gevallen ingaan, maar uit de gepubliceerde uitspraak kan worden opgemaakt dat eiseres hierom heeft verzocht.

 

Vraag 11.

Kunt u aangeven welke stukken die onder de WOB zijn vrijgegeven ook in het proces zijn ingebracht en welke niet?

Antwoord op vraag 11.

Op grond van de geheimhoudingsverplichting kan ik niet op individuele gevallen ingaan. In het algemeen kan ik aangeven dat bestuursorganen in procedures zijn gehouden alle op de zaak betrekking hebbende stukken in het geding te brengen. Dit zijn – kort gezegd – alle stukken die relevant zijn voor het nemen van een beslissing over hetgeen in geschil is.

 

Vraag 12.

Heeft de Belastingdienst zich in deze zaak gehouden aan de relevante uitspraken van de Hoge Raad over het verstrekken van alle op de zaak betrekking hebbende stukken? 3) Kunt u dit antwoord uitgebreid toelichten?

Antwoord op vraag 12.

Op grond van de geheimhoudingsverplichting kan ik niet op individuele gevallen ingaan. In het algemeen streeft de Belastingdienst er vanzelfsprekend naar te voldoen aan de verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken in te brengen. Dat neemt niet weg dat verschil van mening kan bestaan over welke stukken als op de zaak betrekking hebbend dienen te worden aangemerkt. In die gevallen is het aan de rechter om daarover een beslissing te nemen.

 

Vraag 13.

Herinnert u zich dat u op 17 december aan de Kamer schreef: “Aanvragers die in de jaren voor de Raad van State-uitspraken hun verworven rechten op huurgrensoverschrijding verloren door een inkomens- en/of vermogensstijging kunnen hier vanaf 24 juli 2019 wel weer aanspraak op maken. Een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar kan hierbij tot 1 september van het jaar volgend op het berekeningsjaar conform de Awir-systematiek (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) worden ingediend. Ook de toeslagontvangers die hun recht willen laten herleven, hebben hier tot 1 september 2020 de mogelijkheid voor.
Naast de berichtgeving op de site van de belastingdienst zullen huurders- en verhuurdersverenigingen door middel van een brief en in overleggen worden geattendeerd op deze mogelijkheid. Zij zullen worden gevraagd deze informatie onder de aandacht van hun achterban te (laten) brengen. Ook zal een nieuwsbericht ter zake worden geplaatst op rijksoverheid.nl en de website www.woningmarktbeleid.nl” ?

Antwoord op vraag 13.

Ja.

 

Vraag 14.

Kunt u aangeven
- waar en wanneer een nieuwsbericht op de website rijksoverheid.nl geplaatst is?
- waar en wanneer een nieuwsbericht op de website www.woningmarktbeleid.nl geplaatst is?
- op welke wijze huurders-en verhuurderverenigingen d.m.v. een brief en overleggen zijn geattendeerd?

Antwoord op vraag 14.

Ten tijde van verzending van deze antwoorden zal het genoemde nieuwsbericht geplaatst worden op de verschillende sites, zoals rijksoverheid.nl en woningmarktbeleid.nl. In maart worden ook verschillende organisaties, zoals Aedes, Woonbond en ouderenbonden actief benaderd met het verzoek de informatie aan hun achterban door te spelen. Dit is iets later dan eerder gepland omdat nog niet eerder duidelijkheid kon worden gegeven over de toepassing van de gewijzigde interpretatie van de regelgeving met betrekking tot eerdere jaren. Inmiddels is hier meer duidelijkheid over (zie het antwoord op navolgende vraag 21) en zullen aanvragers worden geïnformeerd. De informatie zal aangevuld worden met meer details als de in het antwoord op vraag 21 aangekondigde nadere uitwerking gereed is.

 

Vraag 15.

Herinnert u zich dat de ombudsman begin 2019 aan de Belastingdienst vroeg hoe huurders geïnformeerd werden over hoe ze het ‘verworven recht’ bij de huurtoeslag kunnen verliezen en dat de Belastingdienst toen 14.000 brieven stuurde naar huurders om ze informeren over verworven recht? 4)

Antwoord op vraag 15.

Ja.

 

Vraag 16.

Heeft de Belastingdienst de Nationale ombudsman geïnformeerd over het feit dat het daarvoor net de uitvoering rondom verworven rechten veranderd had? Kunt u dit antwoord toelichten?

Antwoord op vraag 16.

Het beleid en de uitvoering rond verworven recht huurtoeslag is tot de uitspraak van de Raad van State ongewijzigd gebleven. Ik verwijs u naar het antwoord op vragen 5 en 6. Op verzoek van de Nationale Ombudsman heeft Toeslagen huurtoeslaggerechtigden met een verworven recht geattendeerd op de situatie dat een eenmaal verworven recht weer verloren kon worden. Deze brieven zijn 2 april 2019 verzonden.

 

Vraag 17.

Hoe gaat u de 14.000 mensen informeren wat de regels op dit moment zijn, mede naar aanleiding van de signalen van de Nationale ombudsman? 5)

Antwoord op vraag 17.

Deze 14.000 mensen zullen opnieuw een brief ontvangen.

 

Vraag 18.

Kunt u de briefwisseling met de Nationale ombudsman van de afgelopen jaren over ‘verworven rechten’ in de huurtoeslag aan de Kamer doen toekomen?

Antwoord op vraag 18.

Het contact over verworven recht heeft plaatsgevonden door middel van e-mails en telefoongesprekken tussen medewerkers van Toeslagen en medewerkers van de Nationale ombudsman. Naar aanleiding van klachten heeft de Nationale Ombudsman de Belastingdienst/Toeslagen gevraagd op welke wijze betrokkenen worden geïnformeerd over het feit dat zij een verworven recht hebben. Voor burgers zou niet duidelijk zijn dat zij een verworven recht hebben en welke consequenties daaraan verbonden zijn. Toeslagen heeft de Nationale ombudsman geïnformeerd over het beleid ten aanzien van ‘verworven rechten’ en op 2 april 2019 aan 14.000 burgers een brief gestuurd om ze te informeren over verworven rechten en een afschrift van deze brief aan de Nationale ombudsman gestuurd. Bijgaand treft u een afschrift van die brief aan 14.000 burgers aan.

Naar aanleiding van de uitspraak van 24 juli 2019 is momenteel opnieuw contact tussen medewerkers van Toeslagen van de Nationale ombudsman. De vragen van de Nationale ombudsman komen overeen met de vragen die ik hier beantwoord. Na verzending van deze antwoorden aan uw Kamer, zal ook de Nationale ombudsman nader worden geïnformeerd.

 

Vraag 19.

Is het voor de medewerkers van de Belastingdienst duidelijk geweest hoe ‘verworven recht’ uitgevoerd moest worden en uitgevoerd werd?

Antwoord op vraag 19.

Ja, voor de medewerkers van de Belastingdienst is het duidelijk geweest hoe ‘verworven recht’ uitgevoerd moest worden. Zoals bij het antwoord op vraag 5 aangegeven, werkte het geautomatiseerde systeem tussen 2012 en 2017 niet overeenkomstig het op dat moment geldende beleid. Dat werd ontdekt in 2017 en is hersteld. De uitspraak van de Raad van State van 24 juli 2019 heeft geleid tot een wijziging van het beleid en de werkinstructies. De werkinstructies en het deel van het Handboek Toeslagen dat verworven recht bespreekt, vindt u in de naar aanleiding van het WOB-verzoek openbaar gemaakte documenten en in de bijlage bij de Kamervragen van 13 december 2019.

 

Vraag 20.

Is het voor huurders de afgelopen 10 jaar duidelijk geweest hoe ‘verworven recht’ juridisch in elkaar zat en hoe het werd uitgevoerd? Was er voldoende rechtszekerheid voor huurders?

Antwoord op vraag 20.

Op de website van de Belastingdienst en in andere communicatie is eenduidig aangegeven hoe naar de visie van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de dienst Toeslagen het verworven recht juridisch in elkaar zat. Daarmee zou in beginsel de interpretatie duidelijk moeten zijn geweest voor huurders. Het feit dat in de periode van 2012 tot en met 2017 sprake was van een geautomatiseerd systeem dat anders werkte dan de interpretatie die destijds aan de wet werd gegeven, kan evenwel tot onduidelijkheid hebben geleid voor de betreffende huurders. Rechtszekerheid wordt bereikt doordat huurders na aanvraag een beschikking krijgen. Als zij het niet eens zijn met deze beschikking, kunnen zij deze aan de rechter voorleggen. In een zaak heeft dat geleid tot de uitspraak van de Raad van State. Sindsdien wordt vanzelfsprekend de interpretatie van de Raad van State toegepast.

 

Vraag 21.

Geven de voorstaande antwoorden aanleiding om het nieuwe beleid, dat helemaal niet nieuw blijkt te zijn, met terugwerkende kracht toe te passen? En hoe gaat u dit aanpakken?

Antwoord op vraag 21.
De uitspraak van de Raad van State van 24 juli 2019 heeft geleid tot een nieuwe interpretatie van de Wet op de huurtoeslag. Daarnaast zijn aanvragen huurtoeslag van 2012 tot 2017 door een fout in het geautomatiseerde systeem reeds afgedaan op een wijze die overeenkomt met deze interpretatie van de Raad van State. Hoewel geen zicht is op het totaalaantal huishoudens die buiten het geautomatiseerde proces zijn afgedaan, ontstaat de indruk dat deze aantallen (veel) kleiner zijn dan het aantal huishoudens dat binnen het geautomatiseerde proces is afgedaan. Dit gegeven zorgt voor de unieke situatie dat slechts bij een minderheid van de huurders het verworven recht niet is herleefd. Deze unieke situatie is voor mij aanleiding te bezien hoe de uitspraak van de Raad van State ook voor deze huishoudens alsnog van toepassing kan zijn. Op dit moment onderzoek ik hoe hier praktisch en in de uitvoering op een goede manier invulling aan gegeven kan worden. Het uitgangspunt is daarbij dat Toeslagen de burger zoveel mogelijk ambtshalve tegemoetkomt. Echter, niet uitgesloten kan worden dat een deel van de bewijslast uiteindelijk niet bij de burger weggenomen kan worden. Uiterlijk in mei zullen de minister voor Milieu en Wonen en ik hier bij Uw Kamer op terugkomen.

 

Vraag 22.

Welke zaken hadden in deze casus anders moeten gaan?

Antwoord op vraag 22.

Het is niet te voorkomen dat de interpretatie van wet- en regelgeving wijzigt als gevolg van jurisprudentie. Wel had na de uitspraak van de Raad van State sneller en actiever gecommuniceerd kunnen worden over de gewijzigde interpretatie van de wet. Daarnaast betreur ik het dat door een fout in de geautomatiseerde systemen onduidelijkheid kan zijn ontstaan voor een specifieke groep huurders. Een meerderheid van de huurders is door deze fout bovendien – hoewel de omstandigheden gelijk waren –gunstiger behandeld dan de minderheid. De Raad van Stade heeft inmiddels geoordeeld over een interpretatie die in lijn is met wijze waarop de meerderheid de afgelopen jaren in de praktijk is behandeld. Dat is voor mij reden om te bezien hoe de uitspraak van de Raad van State alsnog ook voor de minderheid van toepassing kan zijn.

 

Vraag 23

Kunt u deze vragen een voor een en voor 29 januari beantwoorden? Indien dat niet lukt, kunt u daarvan dan onmiddellijk mededeling doen en ze wel binnen drie weken beantwoorden om de Kamer in de gelegenheid te stellen het Schriftelijk overleg op 30 januari uit te stellen?

Antwoord op vraag 23.

De vragen zijn één voor één beantwoord.