Antwoord op vragen van het lid Karabulut over openheid over gezondheidsrisico’s afvalverbranding op missies

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Karabulut (SP) over gezondheidsrisico’s afvalverbranding op missies. Deze vragen zijn ingezonden op 13 februari 2020 met kenmerk 2020Z02872.

Tevens bied ik u het validatierapport aan van de ‘Beschouwing literatuur en meldpunt burnpit’ dat door het Institute for Risk Assessment Science (IRAS) verbonden aan de Universiteit Utrecht en het Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen is uitgevoerd. Hiermee doe ik mijn schriftelijke toezegging uit mijn Kamerbrief d.d. 18 april 2019 (Kamerstuk 35000-x-133) gestand.

Aanvullend voert het IRAS, zoals ik u heb toegezegd, de gevraagde literatuurstudie uit waarvan de uitkomsten eind dit jaar worden verwacht. Hierbij is specifiek gevraagd te kijken naar de gezondheidsklachten die kunnen ontstaan tijdens en na uitzending en mogelijk veroorzaakt zijn door blootstelling aan stoffen en milieu-invloeden tijdens missies en meer specifiek burn pits. Naast blootstelling in de militaire setting, is ook gevraagd te kijken naar andere branches (zoals brandweer) en naar de civiele setting waar mogelijk meer bekend is over de gevolgen van blootstelling aan specifieke stoffen die tijdens verbrandingsprocessen vrij komen. Wanneer het IRAS de literatuurstudie heeft afgerond zal ik uw Kamer over de uitkomsten informeren.

DE MINISTER VAN DEFENSIE

Drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Karabulut (SP) over openheid over gezondheidsrisico’s afvalverbranding op missies.Deze vragen zijn ingezonden op 13 februari 2020 met kenmerk 2020Z02872

  1. Kunt u aangeven wanneer en op welke wijze de informatie uit het rapport ‘Rapport afvalverwerking Tarin Kowt’, van 8 maart 2008, eerder is gedeeld met de Kamer? 1)
  2. Waarom hebt u de conclusies van het rapport ‘Rapport afvalverwerking Tarin Kowt’ niet serieus genomen? 2)
  3. Kunt u tevens melden waarom die informatie dan niet uitdrukkelijk is gemeld in antwoord op Kamervragen van 3 juli 2010 en 15 november 2010? Waarom is hier niet verwezen naar het nu bekend geworden rapport in 2008 of naar de risico’s en de aanbevelingen? 5)
  4. Waarom hebt u de gezondheidsklachten die wel degelijk bekend waren in 2010 in uw antwoorden gebagatelliseerd, in antwoord op Kamervragen eind 2010, terwijl u via het rapport uit 2008 wist dat de risico’s groot waren? Kunt u uw antwoord toelichten?

In het rapport van 2008 (Rapport afvalverwerking Tarin Kowt, Risicoinventarisatie en Evaluatie (RI&E)) worden de risico’s geduid van onder andere de uitstoot van burn pits. Een dergelijke RI&E is een procedure waardoor een commandant wordt gewezen op mogelijke risico’s voor mens en materieel en stelt de commandant ter plaatse in de gelegenheid om aanvullende maatregelen te nemen om risico’s voor een specifieke locatie te beheersen of risico’s al dan niet te accepteren. In het rapport van 2008 wordt aangegeven dat de blootstelling aan deze emissie dagelijks plaats vindt en dat dit door het personeel als hinderlijk wordt ervaren. In het rapport wordt niet aangegeven dat er op dat moment meldingen van gezondheidsklachten waren. Toch zijn de zorgen wel degelijk serieus genomen. Kort voor het finaliseren van dit rapport in mei 2008 is Defensie in april 2008 gestart met luchtkwaliteitsmetingen op Tarin Kowt om de blootstelling in kaart te brengen. Defensie heeft deze metingen in 2009 en 2010 herhaald. Daarbij zijn geen waarden gemeten die lagen boven de gezondheidsnorm. In zowel de Kamerbrieven d.d. 12 november 2010 (Kamerstuk 27925-411) en d.d. 15 december 2010 (Handelingen TK 2010-2011, Aanhangsel nr. 799) heeft Defensie met de opgedane kennis van de gehouden onderzoeken de Kamer aanvullend geïnformeerd. Hierbij is aangegeven dat intern Defensie noch bij eerstelijns artsen noch bij medisch specialisten aanwijzingen bestonden dat er ten gevolge van de blootstelling aan de uitstoot van burn pits een toename was van gezondheidsklachten. Op 8 juli 2011 (Kamerstuk 27925-431) heeft Defensie de Kamer aanvullend geïnformeerd over de toegezegde luchtmetingen op Kandahar Airfield. Hierin staat dat bij de beschouwing van de onderzoeksresultaten ook de resultaten van Amerikaanse, Britse en Canadese onderzoeken op Kandahar Airfield zijn betrokken. Ten aanzien van het onderzoek naar schadelijke verbrandingsresten is destijds geconstateerd dat er geen gevaarlijke concentraties aanwezig waren.

De Kamervragen d.d. 6 juli 2010 (Aanhangsel van de Handelingen 2009-2010, nr 3122), waar naar wordt verwezen, betreffen specifieke vragen over de blootstelling van militairen aan mangaan en schadelijke metalen in zand van zandstormen.

  1. Op welke wijze hebt u indertijd de aanbevelingen in het ‘Rapport afvalverwerking Tarin Kowt’ opgevolgd? Indien u de aanbevelingen terzijde hebt gelegd, kunt u dan aangeven waarom dat is gebeurd?
  2. Waarom maakt u in uw brief van 12 november 2010 geen melding van het nu bekend geworden rapport, noch van de strekking en de waarschuwingen daaruit? 6)

Defensie neemt de veiligheid van haar medewerkers zeer serieus en heeft hiervoor procedures om voorafgaand aan en tijdens missies mogelijke risico’s in kaart te brengen. Het rapport waar u naar verwijst is een risicoinventarisatie en evaluatie (RI&E) en heeft tot doel om mogelijke risico’s te signaleren voor de inzetbaarheid van mensen en middelen. De constateringen van een dergelijke onderzoek resulteren in een door de onderzoeker ingeschatte aandachtspunten-overzicht, waarna nader onderzoek veelal volgt. Kort voor het finaliseren van het rapport (mei 2008) is Defensie in april 2008 gestart met het meten van de luchtkwaliteit en heeft deze metingen herhaald in 2009 en 2010. Het rapport bevat als zodanig geen nieuwe informatie die niet in de eerdere brieven aan de Kamer is gemeld.

De Kamer is in 2010 en 2011 op verschillende momenten geïnformeerd over de stappen die Defensie destijds heeft genomen naar aanleiding van toenmalige berichten in de media over mogelijke schadelijke effecten van burn pits op militaire locaties in Afghanistan.

Op 12 november 2010 is de Kamer nader geïnformeerd (Kamerstuk 27925-411) dat uit de onderzoeken is gebleken dat incidenteel sprake was van verhoogde waarden van enkele van de genoemde stoffen. Tevens wordt er gemeld dat het onwaarschijnlijk is dat dit tot langdurige of blijvende gezondheidsschade zal leiden. Ook wordt er in deze brief verwezen naar epidemiologische studies die zijn verricht door het Amerikaanse ministerie van Defensie naar gezondheidsklachten bij personeel dat gewerkt heeft op locaties met een burn pit. ‘Bij personeel dat was uitgezonden was het aantal gezondheidsklachten, ongeacht of het een uitzending naar een locatie met of zonder burnpit betrof, niet afwijkend van personen die niet waren uitgezonden’.

Op 15 december 2010 (Handelingen TK 2010-2011, Aanhangsel nr. 799) heeft Defensie schriftelijke vragen beantwoord van de toenmalige leden Van Dijk en Van Bommel (beiden SP) over gezondheidsklachten van militair personeel in Uruzgan. De toenmalige minister van Defensie heeft destijds toegezegd de Kamer te informeren over het onderzoek naar de luchtkwaliteit in Afghanistan en meer specifiek de luchtkwaliteit op Kandahar Airfield.

Op 8 juli 2011 (Kamerstuk 27925-431) heeft Defensie de Kamer aanvullend geïnformeerd over de toegezegde luchtmetingen op Kandahar Airfield. Hierin staat dat bij de beschouwing van de onderzoeksresultaten ook de resultaten van Amerikaanse, Britse en Canadese onderzoeken op Kandahar Airfield zijn betrokken. Ten aanzien van het onderzoek naar de uitstoot van burnpits verbrandingsresten is destijds geconstateerd dat er geen gevaarlijke concentraties aanwezig waren.

  1. Indien u van mening bent dat u het rapport wel serieus heeft genomen, waarom hebt u dan ondanks herhaaldelijke vragen 3) naar gezondheidsrisico’s voor militairen bij het werken met gevaarlijke stoffen, ook nadat de kwestie in de afgelopen twee jaar grootschalig 4) in de aandacht kwam, niet open kaart gespeeld? Kunt u dat toelichten?

Het specifieke RI&E-rapport uit 2008 is helaas niet bij eerdere zoekslagen naar boven gekomen doordat de gebruikte zoektermen niet overeenkwamen met de registratie van dit rapport. Naar mijn mening bevat het RI&E-rapport uit 2008 overigens geen nieuwe informatie en is het rapport juist een positief bewijs dat commandanten ter plaatse de risico’s van de specifieke locatie in kaart brengen om deze vervolgens te kunnen mitigeren. Defensie was al gedurende het opmaken van het rapport gestart met het meten van de luchtkwaliteit in Tarin Kowt en heeft deze metingen in 2009 en 2010 herhaald. De Kamer is over de resultaten van deze metingen geïnformeerd in ondermeer Kamerstuk 27925-411, Kamerstuk 27925-431 en Handelingen TK 2010-2011, Aanhangsel nr. 799.

De Kamervragen d.d. 18 januari 2010 (Aanhangsel van de Handelingen 2009-2010, nr 1601) waar in vraagstelling naar wordt verwezen betreffen specifieke vragen over de blootstelling van militairen aan kristallijne vormen van silicium(di)oxide die in de natuur voorkomen en fijnstof. In het antwoord op deze Kamervragen wordt aangegeven dat het risico van stof- en kwartsblootstelling door Defensie is onderkend en tijdens verschillende uitzendingen onderzocht. Zowel tijdens missies in Eritrea, in Irak, als in Afghanistan is onderzoek naar stofblootstelling verricht. De conclusie van de onderzoeken was dat er geen onherstelbare gezondheidseffecten door stof en kwartsblootstelling te verwachten zijn, onder meer omdat de blootstellingen een tijdelijk karakter hebben. Wel kunnen er kortdurende gezondheidseffecten optreden, zoals hoesten en kortademigheid.

  1. Deelt u de opvatting dat u moedwillig informatie heeft verzwegen die relevant is voor de betrokken militairen en voor de Kamer, teneinde een afgewogen oordeel te kunnen vormen over de missie? Zo nee, waarom niet?

De Kamer is voorzien van de resultaten van de luchtkwaliteitsmetingen die ten tijde van het opmaken van dit RI&E-rapport reeds in gang waren gezet. De Kamer is daarnaast geïnformeerd over de aanvullende metingen die in 2009 en 2010 zijn gedaan. Het rapport ‘Luchtkwaliteit Afghanistan’ d.d. 27 juli 2012 van het Centrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid is eveneens openbaar gemaakt. Hiermee is naar mijn oordeel alle relevante informatie bij de Kamer bekend.

 

  1. Met welk aantal klachten beschouwt u het probleem incidenteel, en wanneer is er volgens u sprake van een structureel probleem? 7)

Hoewel er tijdens de rotaties zorgen zijn geuit en er later ook zorgen zijn gemeld bij het meldpunt burn pits, waren er op basis van de uitgevoerde metingen en specialistisch onderzoeken geen aanwijzingen tot zorg ten aanzien van blijvende gezondheidsschade.

Zoals het IRAS aangeeft in haar rapport wordt het risico op gezondheidseffecten bepaald door de hoogte van de blootstelling. Echter, juist over de hoogte (en duur) van de blootstelling en de context waarin deze blootstelling zich voordeed, is maar beperkte informatie voorhanden. Daarmee kunnen ook op basis van beschikbare literatuurgegevens over de relatie tussen blootstelling aan burn pits en gezondheidseffecten geen uitspraken worden gedaan over de waarschijnlijkheid van het optreden van klachten of gezondheidseffecten en kan ook het precieze risico niet worden berekend.

  1. Bent u bereid alle rapporten van de afgelopen negentien jaar over gezondheidsrisico’s van het verbranden van afval, in ovens dan wel in de open lucht, voor Nederlandse en andere militairen, dan wel voor Afghaanse burgers, aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?

Leidend voor mij is dat alle relevante informatie wordt gedeeld met de Kamers. Het document uit mei 2008 dat in de uitzending van EenVandaag wordt benoemd bevat geen informatie die niet eerder bekend was en de refertes waarnaar in het document wordt verwezen zijn al eerder openbaar gemaakt. Feit is dat Defensie al voor het finaliseren van dit document in april 2008 is gestart met metingen van de luchtkwaliteit in Afghanistan die in 2009 en 2010 zijn herhaald en zijn vastgelegd in het rapport ‘Luchtkwaliteit Afghanistan’ d.d. 27 juli 2012. Dit rapport van het Centrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid is eveneens openbaar gemaakt. Hiermee is naar ons oordeel alle relevante informatie bij de Kamer bekend.

Het gevoegde validatierapport van het IRAS, verbonden aan de Universiteit Utrecht en het Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen, ondersteunt de eerdere beschouwingen van het CEAG. De validatie wijst onder meer uit dat zowel uit onderzoeken naar gezondheidseffecten als uit onderzoeken naar de blootstelling niet zondermeer kan worden geconcludeerd dat burn pit emissies tot een hoger risico hebben geleid dan reguliere luchtverontreiniging. Ik zal uw Kamer over het verdere vervolg blijven informeren.

1) ‘Defensie wist in 2008 al van grote gezondheidsrisico's burnpits voor militairen, maar bleef ermee doorgaan’, 11-02-2020; https://eenvandaag.avrotros.nl/item/defensie-wist-in-2008-al-van-grotegezondheidsrisicos-burnpits-voor-militairen-maar-bleef-ermee-do/. Zie ook de brief van minister van Defensie 12 februari 2020 (2020Z02732).

2) Zie blz 7 van ‘Rapport afvalverwerking Tarin Kowt’, via; https://eenvandaag.avrotros.nl/item/defensie-wistin-2008-al-van-grote-gezondheidsrisicos-burnpits-voor-militairen-maar-bleef-ermee-do/.

3) Aanhangsel 1601 2009 – 2010, 15-02-2010, https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ahtk-20092010-1601.html.

4) Zie http://burnpits.nl/.

5) Aanhangsel 3122, 2009-2010 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-3122.html.

6) Brief minister Hillen, 12 november 2010, 27 925-411

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27925-411.html.

7) Aanhangsel 799 , 2009 -2010 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-799.html.

Indiener(s)