Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over Chun; de man die niet bestaat

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door het lid Jasper van Dijk (SP) over Chun; de man die niet bestaat.

Deze vragen werden ingezonden op 10 januari 2020 met kenmerk 2020Z00172.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Ankie Broekers-Knol

2020Z00172

(ingezonden 10 januari 2020)

Antwoorden KAmervragen van Jasper van Dijk (SP) aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over Chun; de man die niet bestaat

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht 'Het verhaal van Chun de man die niet bestaat'?[1]

Vraag 2

Erkent u dat de heer Chun geen humaan leven kan leiden zolang China hem niet terugneemt en Nederland hem geen recht geeft op verblijf?

Vraag 6

Bent u bereid ervoor te zorgen dat de heer Chun een verblijfsvergunning krijgt, zodat hij kan gaan werken en een bestaan kan opbouwen in Nederland?

Antwoord vraag 1, 2 en 6

Zoals uw Kamer bekend is, kan ik in de beantwoording van Kamervragen niet ingaan op individuele zaken.

Vraag 3

Bent u van mening dat het Nederlands vreemdelingenbeleid niet bedoeld is om dit soort onmenselijke situaties jarenlang te laten voortduren?

Antwoord vraag 3

Indien wordt gedoeld op situaties waarin vreemdelingen niet kunnen terugkeren naar een land van herkomst of van een eerder verblijf, terwijl zij ook niet in Nederland mogen verblijven, luidt het antwoord bevestigend. Het buitenschuldbeleid is in 2001 ingevoerd met het oogmerk een oplossing te vinden voor dit soort situaties.

Ik voeg hier in algemene zin aan toe dat een veel voorkomende reden waarom een vreemdeling er niet in slaagt terug te keren is dat de autoriteiten van het aangezochte land twijfels hebben over de gestelde nationaliteit of identiteit van de vreemdeling. Dit kan het gevolg zijn van het ontbreken van bepaalde (kopieën van) documenten uit het land van herkomst, waaruit de nationaliteit en de identiteit van betrokken vreemdeling zou moeten blijken. Ook kan de twijfel gebaseerd zijn op een gesprek tussen de vreemdeling en de vertegenwoordiger van het betreffende land.

Voordat een buitenschuldvergunning in beeld komt, is het van belang dat de vreemdeling serieuze pogingen heeft ondernomen om Nederland te verlaten naar het land van herkomst of naar een derde land waarvan op basis van het geheel aan feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat hem aldaar toegang zal worden verleend. De vreemdeling dient alle stappen te zetten die redelijkerwijs verlangd kunnen worden.

Vraag 4

Hoeveel mensen bevinden zich in Nederland in een soortgelijke situatie?

Antwoord vraag 4

Ik ga ervan uit dat hiermee gedoeld wordt op de gestelde situatie waarin vreemdelingen niet kunnen terugkeren naar een land van herkomst of van een eerder verblijf, terwijl zij ook niet in Nederland mogen verblijven. Een indicatie hiervoor is te vinden in het aantal aangevraagde en verleende buitenschuldvergunningen.[2]

 

Aanvragen

Verleningen

2017

50

10

2018

50

20

2019

70

30

Voor een goed begrip merk ik op dat indien een vreemdeling in aanmerking komt voor een buitenschuldvergunning, deze veelal ambtshalve wordt verleend aan het eind van een bemiddelingstraject, zonder dat daar een daartoe strekkende aanvraag aan voorafgaat. Onder ‘verleningen’ zijn zowel de verleningen op aanvraag als de ambtshalve verleningen ondergebracht.

Vraag 5

Hoe rijmt u een dergelijke gang van zaken met de mensenrechten en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden?

Antwoord vraag 5

Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en andere internationale verdragen kennen een breed spectrum aan rechten die fundamenteel zijn voor de Nederlandse samenleving. Het Nederlandse rechtsstelsel, inclusief het vreemdelingenrecht, is gebaseerd op deze internationale verplichtingen. Het internationale recht staat toe dat nationale overheden sommige rechten voorbehouden aan eigen onderdanen of aan vreemdelingen die rechtmatig verblijf hebben. Het staat overheden eveneens toe om, met inachtneming van de internationale verplichtingen, een nationaal beleid te voeren met betrekking tot het verblijfsrecht van personen die niet de nationaliteit van het land hebben. Het verplicht er niet toe om in gevallen als hier bedoeld een verblijfsvergunning te verstrekken. Desalniettemin heeft Nederland in 2001 het buitenschuldbeleid ingevoerd om situaties zoals bedoeld in het antwoord op vraag 3 tegen te gaan.

[1] Dagblad van het Noorden: 4 januari

2020 https://www.dvhn.nl/groningen/De-man-die-niet-bestaat-25191347.html

[2] Bron IND (Metis). Standmaand/peildatum: voor 2017: 2018/14/8, voor 2018: 2018/12, voor 2019: 2019/12. Alle cijfers zijn afgerond op tientallen. Cijfers tussen 0-9 worden aangegeven met < 10. Voor de vermelde cijfers geldt dat cijfers over eenzelfde periode in vorige of toekomstige rapportages kunnen afwijken van de thans verstrekte informatie. Reden hiervoor is dat een klein deel van de registraties van een bepaalde rapportageperiode pas na het verstrijken van die periode plaatsvindt. Hierdoor kunnen verschillen ontstaan tussen rapportages en/of edities.

Indiener(s)