Antwoord op vragen van het lid Smals over het bericht ‘Nieuwe ROC-topman heeft grote plannen: Waarom zou een bakker Engels moeten leren?’

2020Z01039

Vragen van het lid Smals (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het artikel ‘Nieuwe ROC-topman heeft grote plannen: Waarom zou een bakker Engels moeten leren?’ (ingezonden 23 januari 2020).

 

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel in het AD waarin de directeur van ROC Midden Nederland stelt dat Engels niet nodig zou zijn voor de opleiding van bijvoorbeeld een bakker?[1]

Ja.

 

Vraag 2

Deelt u de mening dat de algemeen vormende vakken zoals Nederlands Engels en rekenen een essentieel onderdeel zijn van de drieledige opdracht in het mbo? Zo ja, hoe geeft u hier uiting aan binnen het mbo onderwijs? Zo nee, waarom niet?

 

Ja, de drievoudige kwalificatie van het mbo vormt de kern van het mbo-onderwijs. Opleidingen bereiden studenten dus voor op een beroep, op deelname aan de samenleving en op doorstroom naar vervolgonderwijs. Beheersing van taal en rekenen hebben onze mbo-studenten daarbij hard nodig. Daarom maken taal- en rekeneisen onderdeel uit van elke opleiding in het mbo, en kan het diploma niet worden behaald zonder dat aan deze eisen wordt voldaan. Contact met de bestuurder van ROC Midden Nederland wijst uit dat hij de drievoudige kwalificatie niet ter discussie stelt.

Vraag 3

Deelt u de mening dat een opleiding moet bijdragen aan een breed fundament voor een leven lang ontwikkelen waarbij de algemeen vormende vakken zoals Nederlands Engels en rekenen van groot belang zijn voor een goed toekomst perspectief? Zo ja, hoe komt dit overeen met de geschetste situatie bij ROC Midden Nederland, waar uit de antwoorden van de bestuurder blijkt dat ze niet meer in standaard beroepen denken en van mening zijn dat ‘wat je nu leert morgen weer verouderd kan zijn’?

 

Ja, ik deel de mening dat een opleiding moet bijdragen aan een breed fundament voor een leven lang ontwikkelen, en dat de algemeen vormende onderdelen daarbij belangrijk zijn.

Ik ben het eens met de bestuurder van ROC Midden Nederland dat de samenleving en beroepen in een hoog tempo veranderen.[2] Taal- en rekenvaardigheden zijn en blijven echter essentiële vaardigheden die belangrijk zijn op de arbeidsmarkt, ongeacht voor welk beroep iemand wordt opgeleid. Ze zijn bijvoorbeeld belangrijk in de omgang met collega’s, cliënten, klanten of gasten, maar ook om nieuwe informatie tot je te kunnen nemen. Daarom is het belangrijk dat deze vaardigheden in het onderwijs worden aangeleerd en daarna worden onderhouden.

Zoals aangegeven is er contact geweest met de betreffende bestuurder. Hij onderschrijft het belang van taal en rekenen in het mbo, in elk geval voor wat betreft het initiële beroepsonderwijs. Het artikel geeft zijn opvattingen niet juist weer.

 

Vraag 4

Hoe waarborgt u dat bij mbo instellingen er voldoende aandacht is voor algemeen vormend onderwijs binnen het mbo en dat deze niet ten koste gaan van de curriculum-grillen van bestuurders?

 

Via de kwalificatiestructuur - die de basis vormt van het mbo-onderwijs - is vastgelegd dat studenten moeten voldoen aan de generieke kwalificatie-eisen op het gebied van taal en rekenen om het mbo-diploma te kunnen behalen. Deze eisen maken, zoals bij het antwoord op uw tweede vraag genoemd, van elke mbo-opleiding onderdeel uit. Individuele bestuurders hebben hierop geen invloed. De Inspectie van het Onderwijs ziet erop toe dat overal voldoende werk wordt gemaakt van taal- en rekenonderwijs. Indien daarbij geconstateerd wordt dat hieraan onvoldoende aandacht wordt besteed, dan wordt de instelling daarop aangesproken en kan dit leiden tot sancties.

 

[1] AD, 15 januari 2020, ‘Nieuwe ROC-topman heeft grote plannen: Waarom zou een bakker Engels moeten leren?’ (https://www.ad.nl/utrecht/nieuwe-roc-topman-heeft-grote-plannenwaarom-zou-een-bakker-engels-moeten-leren~a8182691/)

[2] SER, oktober 2016, ‘Mens en technologie: Samen aan het werk’.

Indiener(s)