Antwoord op vragen van de leden Rudmer Heerema en Wiersma over het bericht ‘Studies niet toegerust op hoogbegaafd talent’

Antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Heerema en Wiersma (beiden VVD) van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake het bericht ‘Studies niet toegerust op hoogbegaafd talent’. (2020Z00013, ingezonden d.d. 03 januari 2020).

 

  1. Bent u bekend met het bericht ‘Studies niet toegerust op hoogbegaafd talent’?[1]

Antwoord op vraag 1.

Ja.

 

  1. Deelt u de mening dat leerlingen en studenten met hoogbegaafdheid ook het beste uit zichzelf moeten kunnen halen en dat een school of onderwijsinstelling hierbij moet ondersteunen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom zijn er dan studenten en leerlingen die niet de juiste ondersteuning ontvangen? Waarom is het aantal hoogbegaafde leerlingen en studenten dat geen passend aanbod krijgt zo groot? Heeft u een overzicht van samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs, hogescholen en universiteiten die geen passend hoogbegaafdheidsaanbod hebben?

 

Antwoord op vraag 2.
Ja, ik deel de mening dat iedere leerling en student zich zo goed mogelijk moet kunnen ontwikkelen, dus ook (hoog)begaafde leerlingen. Ondanks de toenemende aandacht van samenwerkingsverbanden en scholen voor de specifieke onderwijsbehoeften van (hoog)begaafde leerlingen is er nog niet overal een passend aanbod voor deze leerlingen. Dit heeft de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media ook aangegeven in zijn Kamerbrief.[2] Daarom is de subsidieregeling geschreven waarmee samenwerkingsverbanden en scholen een extra impuls hebben gekregen om het aanbod voor (hoog)begaafde leerlingen te verbeteren, uit te breiden of te bestendigen.

In totaal hebben 141 van de 152 samenwerkingsverbanden passend onderwijs in het po en vo een aanvraag ingediend voor een subsidie van 4 jaar. Hiervan zijn er 139 toegekend. Dit betekent dat in ieder geval 139 samenwerkingsverbanden aan de slag zijn met verbeteren van hun passend aanbod voor (hoog)begaafde leerlingen.

In mijn ‘Strategische Agenda hoger onderwijs en onderzoek’ heb ik benadrukt dat het belangrijk is dat studenten op de juiste plek terechtkomen, dat er aandacht is voor hun persoonlijke omstandigheden en dat ze het maximale uit hun studie(s) kunnen halen en zich breed kunnen ontwikkelen. Het hoger onderwijs biedt op zich de ruimte om een eigen invulling aan de studie te geven of meerdere studies naast elkaar te volgen. Dat vraagt soms om maatwerk bij de ondersteuning door de universiteit of hogeschool.

Hoogbegaafdheid kan vragen om meer begeleiding. Ik heb geen overzicht van het aantal hoogbegaafde studenten dat wel of geen passend aanbod krijgt. Zie ook mijn antwoord bij vraag 3.

  1. Bent u het eens met de uitspraak van Simone Eringfeld, zelf ‘turbostudente’, dat de meeste universiteiten hoogbegaafd talent verwaarlozen? Zo ja, wat gaat u hier tegen doen? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat met de uitdagingen van de toekomst uitzonderlijk talent juist gekoesterd moet worden en alle kans moet krijgen om zich te ontwikkelen?

Antwoord op vraag 3.

Ik heb geen gegevens over het aantal hoogbegaafden op hoger onderwijsinstellingen. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.

De Vereniging Hogescholen (VH) en de Vereniging van Universiteiten (VSNU) hebben contact (gehad) met het Landelijk Netwerk Hoogbegaafden Hoger Onderwijs (HB-HO) en zijn op de hoogte van de specifieke aandacht en aanpak die (hoog)begaafde studenten vragen.

Iedere student moet zich kunnen ontwikkelen en instellingen dienen rekening te houden met bijzondere omstandigheden van studenten. Hoogbegaafdheid kan ook worden gezien als een bijzondere omstandigheid en hier dienen instellingen, waar nodig en mogelijk, voorzieningen voor te treffen.

Via de Werkgroep Studentenwelzijn blijf ik in gesprek met de VH en de VSNU en op de hoogte over de vorderingen en stappen die instellingen nemen om (hoog)begaafde studenten beter te kunnen begeleiden.

  1. Is er een beleid voor hoogbegaafde studenten aan een instelling voor hoger onderwijs? Zo ja, wat is het beleid? Zo nee, deelt u de mening dat er zo spoedig mogelijk een zo passend mogelijk aanbod dient te komen voor deze studenten?

Antwoord op vraag 4.

Zie ook mijn antwoord op vraag 3. De VH en VSNU hebben contact met het HB-HO. (Hoog)begaafdheid kan vragen om extra begeleiding door de onderwijsinstelling. Instellingen hebben binnen de lumpsum bestedingsvrijheid. Een instelling maakt jaarlijks een begroting, waarbij de medezeggenschap instemmingsrecht heeft op de hoofdlijnen daarvan. Daarnaast leggen instellingen in het jaarverslag verantwoording af. Onderwijsinstellingen kunnen hun middelen gebruiken om studenten te ondersteunen. Hoe zij de middelen inzetten is aan de instellingen zelf. Zij kunnen beoordelen waar de eigen student behoefte aan heeft. Ook kunnen er middelen worden ingezet vanuit de gelden die zijn vrijgekomen door de invoering van het studievoorschot.

 

  1. Klopt het dat er op het gebied van onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen en studenten géén doorlopende leerlijn is van primair onderwijs tot en met universiteit?

Antwoord op vraag 5.

Net als alle andere leerlingen wordt er gewerkt aan een goede doorlopende leerlijn. Een van de doelstellingen van de curriculumherziening is om de doorgaande leerlijnen tussen po en vo en richting het vervolgonderwijs te versterken door de curricula van alle sectoren beter op elkaar aan te laten sluiten. Dit komt ook ten gunste van het onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen. Waarbij het uiteraard wel aan de school is om in te spelen op de specifieke behoefte van de (hoog)begaafde leerling.

Ook heb ik middelen ter beschikking gesteld aan hogescholen en universiteiten voor regionale afspraken om de overgangen tussen het vo-ho en mbo-hbo te verbeteren.

Studenten moeten daarnaast weten bij wie ze terecht kunnen bij problemen op het gebied van welzijn (mentor, decaan, studiebegeleider, studentpsycholoog en/of medestudenten). De Gezamenlijke Ambitie Studentenwelzijn die door de VH, VSNU, LSVb, ISO, de Universiteit voor Humanistiek en het Expertisecentrum Inclusief Onderwijs (voorheen handicap + studie) is opgesteld, is hierbij een behulpzame handreiking.

 

  1. Kunt u een overzicht geven waarin de kosten voor onderwijs voor hoogbegaafde studenten met extra ondersteuning worden uitgesplitst? Kunt u deze kosten ook in beeld brengen voor leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs?

Antwoord op vraag 6.

Nee, dit overzicht heb ik niet. De kosten zijn afhankelijk van de ontwikkelings- en ondersteuningsbehoefte van de (hoog)begaafde leerling en het niveau van de basisondersteuning in het samenwerkingsverband.

 

Zie ook mijn antwoord bij vraag 4.

  1. Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat de Kamer nog steeds berichten ontvangt dat er scholen in het primair en voortgezet onderwijs zijn die een [hoge] eigen bijdrage vragen voor hoogbegaafde leerlingen? Wanneer onderneemt u actie tegen deze scholen, zoals eerder is gevraagd in de aangenomen motie-Rudmer Heerema 2)? Kunt u de Kamer uiterlijk in januari informeren over de verzochte acties en ervoor zorgen dat scholen geen eigen bijdrage voor leerlingen met hoogbegaafdheid meer vragen? Kunt u tevens toezeggen dat de scholen en samenwerkingsverbanden die ondanks de aangenomen motie toch een rekening hebben verstuurd voor het jaar 2020, deze facturen zullen verscheuren en de reeds betaalde facturen zullen terugstorten?

Antwoord op vraag 7.

Wettelijk is al geregeld dat de toelating tot scholen of voorzieningen voor (hoog)begaafde leerlingen niet afhankelijk mag worden gesteld van een financiële bijdrage van de ouders. De wet staat wel een bijdrage toe, mits die expliciet vrijwillig is. De school mag dan zelf de hoogte van de bijdrage bepalen in overleg met de medezeggenschapsraad.

Mochten ouders een klacht hebben over de vrijwillige ouderbijdrage dan is een gesprek met de medezeggenschapsraad, de directeur van een school of het samenwerkingsverband veelal een eerste stap in het oplossen. Mocht dit niet het gewenste resultaat hebben dan bestaat de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de school. De klachtenprocedure is te vinden in de schoolgids van de betreffende school. Tevens kunnen ouders een signaal afgeven bij de Inspectie voor het Onderwijs (hierna: inspectie). Binnen haar risicogericht toezicht doet de inspectie onderzoek naar de ouderbijdrage die scholen vragen aan ouders en bijvoorbeeld als er signalen zijn. Daarnaast heeft de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media met de inspectie afgesproken dat zij niet alleen de scholen maar ook het desbetreffende samenwerkingsverband betrekken in het onderzoek. Wanneer uit onderzoek blijkt dat de bijdrage niet vrijwillig is en afgestemd met de MR, legt de inspectie financiële sancties op. Dit is bijvoorbeeld gebeurd in de zaak Conexus.

  1. Heeft u contact met de samenwerkingsverbanden gehad om te zorgen dat ze niet alleen middelen uitgeven om kinderen met bijvoorbeeld autisme of dyslexie een passend onderwijs aanbod te bieden, maar juist ook passend onderwijs gaan bieden aan hoogbegaafde kinderen? Welke sanctiemogelijkheden bent u bereid te nemen om samenwerkingsverbanden die weigeren te investeren in een passend aanbod voor hoogbegaafde kinderen te dwingen hier wel middelen voor vrij te maken?

Antwoord op vraag 8.

Begin december 2018 is de Subsidieregeling begaafde leerlingen PO en VO gepubliceerd. In totaal hebben 141 samenwerkingsverbanden een aanvraag ingediend voor een subsidie van 4 jaar. Hiervan zijn er 139 toegekend. Dit betekent dat bijna alle samenwerkingsverbanden aan de slag zijn met het opzetten, uitbreiden of bestendigen van het aanbod voor (hoog)begaafde leerlingen.


Van scholen en samenwerkingsverbanden passend onderwijs wordt verwacht dat zij passend onderwijs bieden, dus ook middelen inzetten als dat nodig is voor (hoog)begaafde leerlingen. De Inspectie voor het Onderwijs is belast met het toezicht houden op het aanbieden van passend onderwijs door scholen en samenwerkingsverbanden en kan zo nodig sanctionerend / handhavend optreden.

 

 

 

 

[1] https://acceptance.telegraaf.nl/watuzegt/388951861/studies-niet-toegerust-op-hoogbegaafd-talent

[2] Kamerbrief over uitvoering Regeerakkoord middelen (hoog)begaafdheid, 2018, 31497-259

Indiener(s)