Antwoord op vragen van het lid Van den Hul over de salarissen in het basisonderwijs

2020Z02406 Kamervragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de salarissen in het basisonderwijs n.a.v. het artikel ‘AOb-voorzitter Eugenie Stolk: We zijn echt geen rupsje-nooit-genoeg’.


  1. Bent u bekend met het artikel ‘AOb-voorzitter Eugenie Stolk: We zijn echt geen rupsje-nooit-genoeg’? (1)

Ja.


  1. Hoe bent u tot de hoogte van een salaris in het basisonderwijs van circa 4400 euro bruto per maand gekomen? Kunt u daarbij ook ingaan op de rekenwijze die de Algemene Onderwijsbond (AOb) u toedicht in het artikel?

De AOb stelt: “Het ministerie pakte de laagste, middelste en hoogste tree van de drie salarisschalen. Dat deelden ze door negen. Zo ontstond een gemiddelde.” Deze veronderstelling is echter onjuist. De gemiddelde beloning van € 4.400 per maand is gewogen naar fte’s en omhelst alle leraren in loondienst in het primair onderwijs (basisonderwijs en speciaal onderwijs) in Nederland. Dat betekent dat de beloning voor iedere combinatie van schaal en trede in L10, L11 en L12 maal het aantal fte in die trede gedeeld door het totaal aantal fte leraren.

Waarom is er voor gekozen om de eindejaarsuitkering en het vakantiegeld op te nemen in de genoemde 4400 euro? Is het niet gebruikelijker dat bruto maandsalarissen zonder vakantiegeld worden genoemd?

Het Ministerie van OCW hanteert al jaren de (bruto) beloning (bruto salaris inclusief toeslagen (zoals vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering en overige toelagen)) als indicatie van het inkomen. Hier is voor gekozen omdat het salaris een lager beeld geeft dan het inkomen dat iemand structureel krijgt. De belangrijkste reden hiervoor in het onderwijs (en voor de meeste ambtenaren) is de eindejaarsuitkering. Lang niet alle werkenden in Nederland hebben een eindejaarsuitkering. Bovendien verschilt het percentage van de eindejaarsuitkering per cao. In het onderwijs is de eindejaarsuitkering net zo vast als de vakantie-uitkering. Het enige verschil met het maandsalaris is het moment van uitkering; één keer per jaar i.p.v. elke maand.


In de beloning worden ook andere eventuele structurele toelagen meegenomen. Dit geeft een correcter beeld van wat iemand verdient en voorkomt bovendien dat een technische wijziging in de cao zoals het opnemen van een bindingstoelage in de salaristabel een ogenschijnlijke salarisstijging laat zien terwijl de beloning gelijk blijft. Zo is per 1 september 2018 in het po de bindingstoelage van 760,68 euro die iedereen in het maximum van de schaal ontving in de salaristabel opgenomen. Vanuit salaris geredeneerd zou het salaris met 1 a 2% zijn toegenomen, terwijl in werkelijkheid het inkomen gelijk is gebleven. Om voor zulke wijzigingen ongevoelig te zijn, is beleidsmatig de beloning ook een juister instrument.

Het ministerie staat overigens niet alleen in het meenemen van het vakantiegeld. In bijvoorbeeld het modaal inkomen dat het CPB publiceert, is het vakantiegeld ook meegenomen.


  1. Bent u zich ervan bewust dat u met het gekozen bedrag een relatief rooskleurig beeld van de realiteit schetst?

De suggestie dat ik een relatief rooskleurig beeld schets, is onterecht. Al sinds voor mijn tijd als minister hanteert het Ministerie van OCW de beloning als indicatie van het inkomen. Ik onderschrijf deze methode omdat het de meest nauwkeurige indicatie is van het inkomen dat iemand in het onderwijs verdient.

Bent u bereid in een tabel een overzicht te geven van de gemiddelde bruto maandsalarissen van basisschoolleraren in de laagste, middelste en hoogste schalen? En daarbij, zoals gebruikelijk, vakantiegeld en eindejaarsuitkering buiten beschouwing te laten?

Ik heb uw Kamer zulke overzichten en vergelijkingen al vaker gestuurd (2). Ook staat dit op de website overheid.nl (3). Ik zal zoals gebruikelijk ook nu een juist beeld van het inkomen van leraren laten zien, dat wil zeggen zowel het salaris als de beloning in bijlage 1.

Klopt het dat 70 procent van de leraren in het basisonderwijs in de laagste salarisschaal zit en slechts een paar procent in de bovenste? Zo nee, wat zijn volgens u de verhoudingen en bent u bereid uw bronnen daarbij te delen?

Zoals recent in de Kamerbrief Arbeidsmarkt Leraren 2019 aan u gemeld is (4), dit is de verdeling van het aandeel leraren (in 2018) op basis van fte per sector:

Basisonderwijs (exclusief speciaal onderwijs)

Speciaal (basis) onderwijs

PO-totaal

L10

aandeel leraren 72%

L10

aandeel leraren 0,7%

L10

aandeel leraren 61%

L11

aandeel leraren 28%

L11

aandeel leraren 85%

L11

aandeel leraren 37%

L12

aandeel leraren 0,4%

L12

aandeel leraren 13%

L12

aandeel leraren 2%

In het is basisonderwijs (exclusief speciaal onderwijs) is het aandeel in L10 72%. Iedereen kan dit nagaan op https://database.functiemix.nl/. Voor het po (inclusief speciaal onderwijs) is het aandeel in L10 61%.

Wat is het werkelijke gemiddelde bruto maandsalaris van basisschoolleraren?

Het gemiddelde bruto maandsalaris van leraren in het po is 3.890 euro per maand. De gemiddelde beloning (bruto inkomen) is 4.470 euro per maand. Inclusief de eenmalige uitkering in 2020 is dat gemiddeld 4.650 euro per maand.

Alle drie de berekeningen zijn gebaseerd op de CAO PO die geldt op 1 januari 2020 en het meest recente aantal fte’s leraren (DUO oktober 2018). De bedragen zijn in euro en zijn op tientallen afgerond.

Veranderen uw berekeningen iets aan het bedrag dat nodig is om de loonkloof tussen het basis - en het voortgezet onderwijs te dichten? Hoeveel geld is er nu nodig om de loonkloof te dichten?

Niet mijn berekeningen, maar de afspraken tussen sociale partners in de cao en de afspraken door werkgevers en werknemers in de praktijk bepalen wat er in de beloning verandert. De (uitkomsten van) berekeningen veranderen daarin mee.

Sociale partners geven aan 560 miljoen euro nodig te hebben voor het dichten van ‘de loonkloof’. Op basis van de meest recente cao’s po en vo, en de aanname dat het vo in 2020 een vergelijkbare algemene salarismaatregel treft als het po (+ 2,35%) kost het gelijktrekken van het salaris in het po met het salaris in het vo volgens onze berekeningen 640 miljoen euro. Het gelijktrekken van de beloning in het po naar het vo voor dezelfde functies kost volgens onze berekeningen 765 miljoen euro.

Hoeveel geld is er, met inachtneming van de eerder toegezegde 16,5 miljoen euro, voor nodig om leraren in het voortgezet speciaal onderwijs over te hevelen naar de cao van het voortgezet onderwijs?

Volgens mijn berekeningen kost het naar schatting 76 miljoen minus 16,5 miljoen is ongeveer 60 miljoen euro om alle leraren in het vso (alle uitstroomprofielen) qua beloning gelijk te trekken voor gelijke leraar-functies. Het gaat hierbij alleen om het vso, het speciaal onderwijs (so) is hierin niet meegenomen. Hierbij merk ik op dat het in de praktijk vaak gaat om scholen voor so met een afdeling voor vso. Het kan daarbij voorkomen dat leraren zowel in het so als in het vso lesgeven.

Indien leraren in het vso daadwerkelijk onder de CAO VO komen te vallen (dit is aan sociale partners), zullen daarnaast kosten ontstaan doordat ook andere secundaire arbeidsvoorwaarden gaan gelden voor deze leraren.


  1. Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het eerstvolgende debat over leraren?

Jazeker.


1) Trouw.nl, 30 januari 2020

2) Zie onder andere mijn brieven ‘Informatie over uitkomsten cao PO 2019/2020’van 13 januari 2020, ‘Reactie op verzoek om levering van geactualiseerd overzicht beloning’ van 5 november 2019, en ‘Informatie over salarisverhoging voor leraren in het primair onderwijs’ van 10 september 2018.

3) Zie https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/werken-in-het-onderwijs/vraag-en-antwoord/wat-verdien-ik-als-leraar-in-het-basisonderwijs. Zie voor het vo https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/werken-in-het-onderwijs/vraag-en-antwoord/wat-verdien-ik-als-leraar-in-het-voortgezet-onderwijs

4) bijlage bij Kamerbrief Arbeidsmarkt Leraren 2019 Samenvatting van cijfers en onderzoeken over de arbeidsmarkt voor leraren po, vo en mbo – december 2019

Bijlage

Onderstaande tabel laat zien wat een leraar per maand op 1-1-2020 verdient. Voor de volledigheid is zowel het bedrag aan salaris als het bedrag aan beloning weergegeven.


Tabel 1 Bedragen salaris en beloning leraren per maand op 1-1-2020:

PO

salaris

Beloning[1]

Beloning (inclusief incidentele uitkeringen 2020)[2]

(per mnd)

(bruto)

(bruto)

(bruto)

L10

 

L10-start

2678

3100*

3250

L10-10 jr

3525

4050

4240

L10-max

4113

4750

4940

L11

 

L11-start

2758

3190

3340

L11-10jr

3720

4300

4470

L11-max

4434

5120

5320

L12

 

L12-start

2812

3250

3400

L12-10jr

4107

4740

4930

L12-max

5070

5850

6070

* Beloningsbedragen afgerond op tientallen

[1] Voor een eerlijke vergelijking van het inkomen tussen verschillende sectoren staat hier de gemiddelde bruto beloning per maand. De beloning is het bruto salaris inclusief toeslagen (zoals vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering en overige toelagen ).

[2] Voor 2020 staat hier de gemiddelde bruto beloning (zie voetnoot 7) inclusief de incidentele uitkeringen(€ 875,- en 33% van het maandloon januari) per maand.

Der Rubik-Würfel ist das beliebteste Puzzle. Lerne wie man einen Rubiks Cube damit löst einfache Lösungsanleitung.

Indiener(s)